Mijn Kifid

Uitspraak 2016-476 (Bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2016-476
(prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. W.H. Luk, secretaris)

Klacht ontvangen op : 17 november 2015
Ingediend door : Consument
Tegen : AEGON Schadeverzekering N.V., gevestigd te Den Haag, verder te noemen
Verzekeraar, waarbij de uitvoering van rechtsbijstand is overgedragen aan SRK
Rechtsbijstand, gevestigd te Zoetermeer, verder noemen Rechtsbijstandverlener
Datum uitspraak : 6 oktober 2016
Aard uitspraak : Bindend advies

Samenvatting

Consument is als bestuurder van zijn auto bij een ongeval betrokken geweest. Vervolgens heeft Consument een rechtsbijstandverzekering gesloten. Het verzoek om rechtsbijstand inzake het geschil met de tegenpartij is door de Rechtsbijstandverlener afgewezen omdat de aanrijding voor de ingangsdatum van de verzekering heeft plaatsgevonden. Consument heeft zich vervolgens tot een andere belangenbehartiger gewend om zijn belangen in het geschil met de tegenpartij te behartigen. Consument besluit op enig moment de samenwerkingsovereenkomst met de belangenbehartiger te beëindigen. De belangenbehartiger kan zich hierin niet vinden en besluit Consument in rechte te betrekken. Consument doet hierop een beroep op zijn rechtsbijstandverzekering. Rechtsbijstandverlener heeft het verzoek afgewezen, omdat het geschil voortvloeit dan wel verband houdt met de eerdere aanrijding. Op grond van de verzekeringsvoorwaarden wordt geen dekking verleend als het geschil voortvloeit dan wel verband houdt met een niet gedekte gebeurtenis. De Commissie is van oordeel dat in het onderhavige geval sprake is van een te ver verwijderd causaal verband tussen het ongeval en het geschil met de belangenbehartiger. De vordering van Consument wordt ten dele toegewezen.

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:
• het door Consument ingediende klachtformulier met bijlagen;
• het verweerschrift van Rechtsbijstandverlener;
• de repliek van Consument;
• de dupliek van Rechtsbijstandverlener;
• de e-mailberichten van Consument van 23 en 28 september 2016 met bijlagen;
• de verklaring van Consument met diens keuze voor bindend advies.

De Commissie stelt vast dat het niet nodig is de zaak mondeling te behandelen. De zaak kan daarom op grond van de stukken worden beslist.

2. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten.

2.1 Consument is op 20 december 2013 als bestuurder van zijn auto bij een verkeersongeval met een ander motorrijtuig betrokken geraakt, als gevolg waarvan hij letsel heeft opgelopen.
2.2 Consument heeft na het ongeval bij Verzekeraar een gezinsrechtsbijstandverzekering gesloten, waarbij conform de verzekeringsvoorwaarden de uitvoering van rechtsbijstand aan Rechtsbijstandverlener is overgedragen.

2.3 In de van toepassing zijnde Bijzondere Voorwaarden nr. 3020 is – voor zover relevant – het volgende bepaald:
“1.12 Waarvoor kunt u een beroep doen op deze verzekering?
U kunt een beroep doen op deze verzekering als u als privépersoon betrokken bent geweest bij een gebeurtenis die aanleiding is voor een juridisch conflict. Het gaat dan om een gebeurtenis waarbij één of meer andere personen of bedrijven/instanties betrokken waren. Op het eerste moment dat blijkt dat u tegengestelde belangen heeft, is er sprake van een conflict.

Zodra u met een conflict te maken krijgt, meldt u uw zaak aan bij SRK. Vervolgens bekijken zij of u recht hebt op de hulp van SRK. Heeft u hier geen recht op, dan kunnen wij u ook niet helpen met de juridische conflicten die hier later nog uit voortkomen. Of met conflicten die hiermee verband houden.
(…)

3.2 De gebeurtenis was niet te voorzien
U bent alleen verzekerd voor gebeurtenissen die u niet kon voorzien. Valt een gebeurtenis niet onder de dekking? Dan zijn ook de juridische conflicten niet gedekt:
• die daar nog uit volgen;
• die daarmee verband houden.”

2.4 Op 13 januari 2014 heeft Consument Rechtsbijstandverlener verzocht hem bij te staan in het verhalen van zijn schade op de tegenpartij. Bij brief van 31 januari 2014 heeft Rechtsbijstandverlener Consument medegedeeld dat voor de gemelde kwestie geen dekking kon worden verleend om de volgende redenen:
“(…)
Exclusief motorrijtuigen
Voor gebeurtenissen die te maken hebben met een motorrijtuig waarvan u de eigenaar, houder en/of bestuurder bent, is het vereist dat u dit aanvullend heeft meeverzekerd op uw polis. Het blijkt dat deze aanvullende dekking niet is meeverzekerd op uw rechtsbijstandverzekering. Om die reden kan SRK u helaas niet bijstaan.

Voortvloeien uit
In de voorwaarden van uw rechtsbijstandverzekering staat (ook) dat als een geschil niet valt onder uw polis, alle geschillen die uit dit geschil voortvloeien of daarmee verband houden, ook niet onder uw polis vallen. Alle geschillen die voortvloeien uit of samenhangen met de hierboven beschreven problematiek vallen om die reden niet onder uw rechtsbijstandverzekering.”

2.5 Consument heeft zich vervolgens tot een schaderegelingsbureau gewend met het verzoek hem bij te staan in zijn verhaalsactie op de tegenpartij.

Consument heeft de samenwerking met het schaderegelingsbureau in april 2015 beëindigd omdat de belangenbehartiger volgens Consument ondermaats presteerde en overmatig declareerde. Het schaderegelingsbureau heeft Consument hierop in rechte betrokken. Consument heeft Rechtsbijstandverlener op 24 april 2015 verzocht hem rechtsbijstand te verlenen in het geschil met het schaderegelings-bureau. Bij brief van 29 april 2015 heeft Rechtsbijstandverlener het verzoek om rechtsbijstand afgewezen omdat het geschil met het schaderegelingsbureau voortvloeit dan wel verband houdt met het ongeval van
20 december 2013. De gemaakte kosten van rechtsbijstand dienen ook om die reden voor rekening van Consument te blijven.

2.6 Consument kon zich niet vinden in deze beslissing en maakte via een advocaat zijn ongenoegen hierover kenbaar bij Rechtsbijstandverlener. Op 21 augustus 2015 heeft Rechtsbijstandverlener het afwijzende standpunt onder verwijzing naar artikel 3.2 van de verzekeringsvoorwaarden gehandhaafd. Consument heeft de advocaat verzocht zijn belangen in het geschil met het schaderegelingsbureau verder te behartigen.

3. Vordering, klacht en verweer

Vordering Consument
3.1 Consument vordert van Rechtsbijstandverlener een vergoeding van de gemaakte advocaatkosten ad € 1.942,05 alsmede een vergoeding voor de door hem bestede tijd
(25 à 30 uur x € 27,50 per uur).

Grondslagen en argumenten daarvoor
3.2 Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de grondslag dat Rechtsbijstandverlener jegens Consument in de nakoming van zijn verbintenissen uit de verzekeringsovereenkomst toerekenbaar is tekortgeschoten door het verzoek om rechtsbijstand in het geschil met het schaderegelingsbureau af te wijzen. Consument voert hiertoe de volgende argumenten aan.
• Er is sprake van verschillende (en van elkaar te onderscheiden) juridische conflicten. Het enkele feit dat de basis voor het sluiten van de overeenkomst met het schaderegelingsbureau in het verkeersongeval is gelegen, betekent niet dat het geschil met het letselschadebureau terug te herleiden is tot het verkeersongeval.
• Volgens de verzekeringsvoorwaarden kunnen uitsluitend geschillen die redelijkerwijs uit een en dezelfde gebeurtenis voortvloeien als één geschil worden behandeld voor wat betreft de dekking onder de polis. Volgens Consument kan in het onderhavige geval redelijkerwijs niet worden gesproken van een en dezelfde gebeurtenis, aangezien de tussentijdse beëindiging van de overeenkomst met het schaderegelingsbureau de aanleiding voor het juridische conflict is. Deze tussentijdse beëindiging heeft helemaal niets met het verkeersongeval te maken. De door Rechtsbijstandverlener gehanteerde uitleg zou ertoe leiden dat iedere overeenkomst gesloten na het verkeersongeval – en die op enige wijze daarmee verband houdt – kan worden gekwalificeerd als een gebeurtenis die daaruit voortvloeit. Deze interpretatie is volgens Consument te ruim. Rechtsbijstandverlener dient derhalve beide gebeurtenissen te beschouwen als zelfstandige gebeurtenissen en Consument dekking te verlenen voor het gemelde geschil met het schaderegelingsbureau.

Verweer van Rechtsbijstandverlener
3.3 Rechtsbijstandverlener heeft, kort en zakelijk weergegeven, de volgende verweren gevoerd:
• Er is een verbinding tussen het niet onder de dekking te brengen van het oorspronkelijke geschil (het verkeersongeval) en het ontstaan van het tweede geschil met het schaderegelingsbureau. In de artikelen 1.12 en 3.2 van de verzekeringsvoorwaarden is vermeld dat geschillen die voortvloeien uit niet-gedekte evenementen evenmin gedekt zijn. Het geschil met het schaderegelingsbureau vloeit voort uit het niet gedekte geschil. Immers, zonder aanrijding zou Consument het letselschadebureau niet hebben ingeschakeld.
• Gelet op de heldere formulering van de artikelen 1.12 en 3.2 van de verzekeringsvoorwaarden komt Rechtsbijstandverlener niet meer toe aan de vraag of voorzienbaar is dat een beroep op de rechtsbijstandverzekering zal worden gedaan. Evenmin is dan van belang dat Rechtsbijstandverlener de zaak niet zelf heeft kunnen behandelen, de opdracht niet heeft kunnen verstrekken en geen invulling aan de zorgplicht heeft gegeven.
• Eerder dient aansluiting te worden gezocht bij de uitspraak van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2012-321 d.d. 12 november 2012, waarin de Commissie heeft geoordeeld dat het verzoek om rechtsbijstand in een langdurige burenruzie terecht is afgewezen voor zover sprake is van een reeks samenhangende gebeurtenissen waarvan de eerste gebeurtenis dateert van voor de ingangsdatum van de verzekering. Uit de uitspraak van de Geschillencommissie nr. 2011-140 d.d. 30 mei 2011 volgt dat de eerste gebeurtenis bepalend is.

4. Beoordeling

4.1 In de kern gaat het in het onderhavige geval om de vraag of Rechtsbijstandverlener het verzoek van Consument om rechtsbijstand in het geschil met het schaderegelingsbureau terecht heeft afgewezen. Rechtsbijstandverlener stelt dat het gemelde geschil met het letselschadebureau voortvloeit dan wel verband houdt met het ongeval van
20 december 2013. Aangezien het ongeval geen gedekte gebeurtenis is, vallen de juridische conflicten die daaruit voortvloeien dan wel verband houden conform artikel 3.2 van de verzekeringsvoorwaarden evenmin onder de dekking van de rechtsbijstandverzekering. Consument betwist dit standpunt.

4.2 Hoewel het zogenoemde conditio sine qua non-verband zonder meer aanwezig is – zonder het verkeersongeval zou Consument het schaderegelingsbureau niet hebben ingeschakeld -, overweegt de Commissie dat het geschil met het schaderegelingsbureau in een te ver verwijderd verband met de aanrijding staat. Nog daargelaten dat Consument een conflict heeft met een partij die niet bij het ongeval betrokken is geweest, heeft het geschil met het schaderegelingsbureau geen betrekking op de aanrijding. Het geschil ziet namelijk op de beslissing van Consument om de overeenkomst met het schaderegelingsbureau tussentijds te beëindigen en de discussie omtrent een openstaande nota. Verder was het voor Consument niet voorzienbaar dat hij in een conflict met het schaderegelingsbureau zou geraken en daarvoor een beroep op de dekking van zijn rechtsbijstandverzekering zou moeten doen. Naar het oordeel van de Commissie kan derhalve niet worden gesteld dat het geschil met het schaderegelingsbureau voortvloeit dan wel verband houdt met het ongeval van
20 december 2013, zoals omschreven in artikel 3.2 van de verzekeringsvoorwaarden.
4.3 Consument vordert tevens van Rechtsbijstandverlener een financiële vergoeding voor de tijd die hij in de afgelopen acht maanden aan de zaak heeft besteed. Gelet op het feit dat Consument de zaak op 17 november 2015 aan Kifid heeft voorgelegd, gaat het om de tijd die Consument gedurende de klachtprocedure heeft besteed. De Commissie is van oordeel dat deze kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen. De Commissie kan zich voorstellen dat Consument ongemak en frustratie heeft ervaren als gevolg van het feit dat hij zijn tijd anders heeft dienen te besteden dan hij in eerste instantie voor ogen had. Dit brengt echter niet op voorhand met zich mee dat Rechtsbijstandverlener zonder meer gehouden zou zijn hem hiervoor te compenseren. Eén van de uitgangspunten van het Nederlands rechtssysteem is dat een ieder zijn eigen schade draagt, tenzij er gronden zijn om de schade op de veroorzaker te kunnen verhalen. Partijen hebben immers in algemene zin in het maatschappelijk verkeer enige overlast van elkaar te dulden. Nog daargelaten dat de bestede tijd van 25 à 30 uur, gelet op de aard van de kwestie, bovenmatig is, stelt de Commissie vast dat Consument de door hem gestelde schade op dit punt onvoldoende heeft onderbouwd.

5. Beslissing

De Commissie beslist dat Rechtsbijstandverlener binnen vier weken na de dag waarop een afschrift van deze beslissing aan partijen is verstuurd, aan Consument vergoedt een bedrag van
€ 1.942,05. Voor het overige wordt de vordering afgewezen.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van bindende beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor www.kifid.nl/consumenten/hoe-wordt-uw-klacht-behandeld.

U kunt, binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak, bij de Voorzitter van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening schriftelijk een verzoek indienen tot herstel van kennelijke vergissingen in de uitspraak. U moet daarbij met name denken aan correctie van reken- of schrijffouten en verbetering van namen en data. De volledige procedure met de termijnen die daarbij in acht moeten worden genomen staat beschreven in artikel 46 van het Reglement.

Bekijk de volledige uitspraak