Mijn Kifid

Uitspraak 2016-521 (Bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2016-521
(mr. A.W.H. Vink, voorzitter en drs. L.B. Lauwaars RA en mr. drs. S.F. van Merwijk, leden en mr. drs. D.J. Olthoff, secretaris)

Klacht ontvangen op : 30 juli 2015
Ingesteld door : Consument
Tegen : AEGON Spaarkas N.V., gevestigd te Leeuwarden, verder te noemen Verzekeraar
Datum uitspraak : 1 november 2016
Aard uitspraak : Bindend advies

Samenvatting

Consument is het niet eens met het verschil in hoogte van de compensatie op basis van de vaststellingsovereenkomst die Verzekekeraar op 20 september 2013 heeft gesloten met de StichtingKoersPlandewegkwijt (hierna: “de Stichting”) en die op basis van de Regeling Spaarbeleg 2014. Consument meent dat hem een rentevergoeding van 4.5 % toekomt zoals ook is toegekend aan bij de Stichting aangesloten deelnemers. De Commissie oordeelt dat de vordering van Consument een wettelijke of contractuele basis ontbeert nu Consument niet is aangesloten bij de Stichting en derhalve geen rechten kan ontlenen aan de voornoemde vaststellingsovereenkomst. Consument heeft evenmin op grond van de redelijkheid en billijkheid recht op een aanvullende vergoeding. De vordering van Consument wordt afgewezen

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken:
• het door Consument ondertekende vragenformulier met bijlagen;
• het verweerschrift van Verzekeraar;
• de repliek van Consument;
• de brief van Verzekeraar van 21 januari 2016.

De Commissie stelt vast dat partijen haar advies als bindend zullen aanvaarden.
Partijen zijn opgeroepen voor een mondelinge behandeling op 9 juni 2016 te Den Haag en zijn aldaar verschenen.

2. Feiten

Bij de beoordeling van de klacht gaat de Commissie uit van de volgende feiten.
2.1 Consument heeft bij Verzekeraar een spaarkasovereenkomst op beleggingsbasis, Koersplan, gesloten met als ingangsdatum 30 juni 1991 en einddatum 30 juni 2003 en polisnummer [nr.1].

2.2 Met een brief van 15 april 2015 heeft Verzekeraar Consument geïnformeerd over de hem toegekende compensatie in verband met de zogeheten “Regeling Spaarbeleg 2014”. Aan Consument wordt bericht dat hij in aanmerking komt voor een compensatie van € 1.389,34.

Verzekeraar heeft op 12 juni 2015 bericht dat het bedrag aan Consument is overgemaakt. Desgevraagd heeft Verzekeraar op 27 april 2015 schriftelijk een toelichting gegeven op de berekening van de compensatie.

2.3 Consument heeft Verzekeraar aangesproken op het verschil tussen de hoogte van de compensatie op basis van de Regeling Spaarbeleg 2014 en de compensatie op basis van de vaststellingsovereenkomst die Verzekeraar op 20 september 2013 heeft gesloten met de Stichting KoersPlandewegkwijt (hierna: de Stichting).

3. Vordering, klacht en verweer

Vordering
3.1 Consument vordert betaling van compensatie voor door Consument gederfde rente over de periode 30 juni 2003 – 30 april 2015, door Consument geraamd op een bedrag van
€ 581,79.

Consument voert hiertoe de volgende argumenten aan
• Bij de totstandkoming van de op 20 september 2013 ondertekende overeenkomst tussen de Stichting en Verzekeraar voor polissen met een expiratiedatum voor 31 december 2003 is een rentevergoeding overeengekomen van 4,5 %. Consument meent dat Verzekeraar ook jegens hem dienovereenkomstig dient te handelen.
• Zelfs al zou Verzekeraar formeel gezien niet verplicht zijn tot het betalen van rente, dan nog zou op basis van redelijkheid en billijkheid een rentevergoeding moeten worden toegekend.

Verweer Verzekeraar
3.2 Verzekeraar heeft, samengevat, de volgende verweren gevoerd:
• Het op 14 juni 2013 door de Hoge Raad gewezen arrest in de zaak van Stichting tegen Verzekeraar (ECLI:NL:HR:2013:BZ3749) heeft uitsluitend betrekking op de aangeslotenen van de Stichting. De uitvoering van het arrest is voor de bij de Stichting aangesloten consumenten vastgelegd in de overeenkomst van 20 september 2013. Consument is niet aangesloten bij deze stichting.
• Naar aanleiding van het arrest van de Hoge Raad heeft Verzekeraar besloten om ook voor niet bij de Stichting aangesloten consumenten tot herberekening van de premie voor de overlijdensrisicoverzekering over te gaan. Dit is een eenzijdige actie van Verzekeraar, waarbij Verzekeraar zelf heeft besloten om tot verlaging van de premie voor het overlijdensrisico over te gaan. Vanwege het onverplichte karakter van deze actie is Verzekeraar – anders dan Consument meent – geen rente verschuldigd over de periode 2003-2014.
• De vordering van Consument ontbeert een juridische grondslag. Nu Consument niet was aangesloten bij de Stichting kan hij aan de tussen de Stichting en Verzekeraar bestaande vaststellingsovereenkomst geen rechten ontlenen.

De door Verzekeraar aan Consument toegekende compensatie vloeit niet voort uit een wettelijke of contractuele verplichting tot betaling van een geldsom. Er is geen verband tussen de compensatie en het bedrag dat Consument in juli 2003 op basis van zijn aandeel in de beleggingskas heeft ontvangen.

4. Beoordeling

4.1 Consument vordert van Verzekeraar een vergoeding wegens gederfde rente over het aan hem in 2015 op basis van de Regeling Spaarbeleg 2014 toegekende bedrag van € 1.389,34. Consument stelt daartoe allereerst dat hij recht heeft op eenzelfde vergoeding als is opgenomen in de vaststellingsovereenkomst tussen de Stichting en Verzekeraar.

4.2 Dit slaagt niet. De vaststellingsovereenkomst tussen de Stichting en Verzekeraar is tot stand gekomen naar aanleiding van het arrest van de Hoge Raad van 14 juni 2013 in de zaak van de Stichting tegen Verzekeraar (ECLI:NL:HR:2013:BZ3749). In dat arrest is – kort gezegd – vastgesteld dat Verzekeraar jegens aangeslotenen bij de Stichting verplicht was de premie voor de in het Koersplan opgenomen overlijdensrisicodekking te verlagen en de poliswaarde te herrekenen voor de bij de voornoemde Stichting aangesloten deelnemers. Op basis van dat uitgangspunt heeft Verzekeraar met de Stichting een vaststellingsovereenkomst gesloten, waarbij in verband met de inhoud van het arrest ook een rentevergoeding over de te betalen compensatie is overeengekomen. Nu Consument niet is aangesloten bij de Stichting kan hij geen aanspraken ontlenen aan deze met de Stichting gesloten vaststellingsovereenkomst.

4.3 Verzekeraar heeft vervolgens eigener beweging de mogelijkheden voor compensatie onderzocht met betrekking tot KoersPlan polishouders die niet bij de Stichting waren aangesloten en die dit KoersPlan in de periode 1989-1998 hadden afgesloten. In overleg met de Stichting is, als eenzijdige “verbetermaatregel” op 16 juni 2014 de Regeling Spaarbeleg 2014 tot stand gekomen. Deze regeling berust niet op een wettelijke of contractuele verplichting van Verzekeraar, maar is een eenzijdig aanbod van Verzekeraar aan Consument. Daarmee heeft Verzekeraar dus onverplicht besloten om – voor zover daartoe aanleiding bestond – ook voor niet bij de Stichting aangesloten polishouders de in rekening gebrachte premies voor de overlijdensrisicoverzekering aan te passen. Op basis van een zogeheten “redelijke premienorm” heeft Verzekeraar Consument eenzijdig een bedrag van € 1.389,34 als compensatie aangeboden. De regeling Spaarbeleg 2014 voorziet anders dan de met de Stichting gesloten vaststellingsovereenkomst niet in een rentevergoeding over de aangeboden compensatie. Dit betekent dat Consument aan de Regeling Spaarbeleg 2014 geen aanspraak op vergoeding van rente over de aangeboden compensatie kan ontlenen.

4.4 Vervolgens is dan aan de orde of Consument op grond van de redelijkheid en billijkheid recht heeft op een rentevergoeding. Ook dat slaagt niet. De enkele omstandigheid dat Consument meent dat het redelijk en billijk zou zijn dat Verzekeraar haar een beter aanbod doet dan zij met de Regeling Spaarplan 2014 heeft willen doen, kan niet meebrengen dat Verzekeraar daartoe ook gehouden zou zijn.
Nu ook overigens niet is gesteld noch gebleken dat voor Verzekeraar een wettelijke of contractuele verplichting bestaat om aan Consument een rentevergoeding over de eenzijdig aangeboden compensatie te betalen, zal de Commissie de vordering afwijzen.

5. Beslissing

De Commissie wijst de vordering af.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van bindende beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor www.kifid.nl/consumenten/hoe-wordt-uw-klacht-behandeld .

Bekijk de volledige uitspraak