Mijn Kifid

Uitspraak 2016-540 (Bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2016-540
(prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter, mr. W.H.G.A. Filott en mr. E.L.A. van Emden, leden en mr. L.T.A. van Eck, secretaris)

Klacht ontvangen op : 2 maart 2016
Ingediend door : Consument
Tegen : Coöperatieve Rabobank U.A., gevestigd te Amsterdam, verder te noemen de Bank
Datum uitspraak : 9 november 2016
Aard uitspraak : bindend advies

Samenvatting

Consument klaagt over de door hem betaalde en in de rentevergoeding verdisconteerde
risico-opslag van 0,2% over de periode vanaf november 2006 tot 1 augustus 2014. Ter zitting heeft Consument zijn klacht toegespitst op het door de Bank te hanteren uniforme rentebeleid zoals opgenomen in artikel 81a BGfo. In dit artikel is kort gezegd opgenomen dat de Bank vanaf 1 januari 2013 consumenten met hetzelfde risicoprofiel voor dezelfde rentevastperiode dezelfde rentevergoeding dient aan te bieden. Consument klaagt over de periode van november 2006 tot
1 augustus 2014, in welke periode zij voor het laatst per 1 maart 2011 een rentevergoeding met de Bank is overeengekomen. Dit offertemoment ligt vóór 1 januari 2013, waardoor artikel 81a BGfo daarop niet van toepassing is. Het beroep van Consument op artikel 81a BGfo kan om die reden niet slagen.

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:
• het door Consument ingediende klachtformulier;
• het verweerschrift van de Bank met bijlagen;
• de repliek van Consument;
• de dupliek van de Bank.

De Commissie stelt vast dat partijen hebben gekozen voor bindend advies.
Partijen zijn opgeroepen voor een hoorzitting op 30 september 2016 en zijn aldaar verschenen.

2. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten.

2.1 De Bank heeft op 29 december 1988 een aflossingsvrije hypothecaire geldlening van € 65.529,23 (NLG 140.000,-, hierna: de geldlening) aan Consument verstrekt.

2.2 Partijen zijn per 1 maart 2005 een rentetarief van 3,2% voor een periode van één jaar overeengekomen. Per 1 maart 2006 hebben partijen een rentetarief van 3,8% voor een periode van vijf jaar afgesproken. Daarna zijn partijen per 1 maart 2011 een rentetarief van 4,2% tot 1 maart 2016 overeengekomen. In deze rentetarieven is een risico-opslag van 0,2% verwerkt.
2.3 De Bank heeft op 29 juli 2014 een brief aan Consument verzonden. Deze brief luidt voor zover relevant:
“Geachte heer [naam Consument],
(…) U zet de rente van uw leningdeel met het nummer (…) opnieuw bij ons vast. Wij passen per 1 augustus 2014 uw rente aan. In deze brief kunt u lezen welke nieuwe afspraken vanaf dan voor u gelden. De andere voorwaarden van uw leningdeel veranderen niet.
Voor welke rentevorm kiest u?
U kiest voor een vaste rente. Uw rente wordt 2,300% per jaar. (…)
Hoe lang zet u uw rente vast?
U heeft ervoor gekozen de rente vast te zetten voor een periode van 1 jaar. Deze periode
gaat in op 1 augustus 2014 en stopt op 31 juli 2015. (…)
Welke kosten moet u betalen?
U betaalt voor het opnieuw vastzetten van uw rente wijzigingskosten. Deze wijzigingskosten
zijn € 250,-. (…)
Omdat u de rente voor het einde van de rentevastperiode heeft omgezet naar een andere
rente, moet u ons een boete betalen. (…) De boete is € 1.148,91.”
In het rentetarief van 2,3% is door een per 19 mei 2014 door de Bank doorgevoerde beleidswijziging geen risico-opslag verwerkt.

2.4 Partijen zijn per 1 augustus 2015 een rentetarief van 2,4% voor een periode van vijf jaar overeengekomen. In dit rentetarief is geen risico-opslag verwerkt.

3. Vordering, klacht en verweer

Vordering Consument
3.1 Consument vordert dat de Bank wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 984,71.

Grondslagen en argumenten daarvoor
3.2 Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslag. Consument heeft over de periode van november 2006 tot 1 augustus 2014, gelet op de waarde van de woning ten opzichte van de openstaande hypotheekschuld, ten onrechte een risico-opslag betaald. De meest recente WOZ waarde van zijn woning is € 163.000,-. Zijn hypotheekschuld van € 65.529,23 is minder dan 50% van de waarde van de woning. Als de risico-opslag 0,2% is geweest, is de door Consument geleden schade gelijk aan 0,2% over € 63.529,23 over de betreffende periode. Consument is niet gekend in aan hem doorberekende risico-opslag over de periode van 2006 tot 2014 en is het oneens met de door de Bank tot 1 augustus 2014 gehanteerde risico-indeling en rentekorting. Consument wijst op een uitzending van TROS-Radar op 28 april 2014 en twee artikelen in het tijdschrift Fiscalert (pagina 7 editie oktober 2013 en pagina 7 editie juni 2014) waarin is vermeld dat de risico-opslag bij andere klanten van de Bank met terugwerkende kracht is gecompenseerd. Tevens is artikel 81a Besluit Gedragstoezicht Financiële Ondernemingen (hierna: BGfo) vanaf 12 oktober 2006 van toepassing.

Verweer van de Bank
3.3 De Bank heeft, kort en zakelijk weergegeven, de volgende verweren gevoerd. De Bank heeft over de periode vanaf de aanvang van de geldlening tot het openbreken van het rentecontract (per 1 augustus 2014) een juiste risico-opslag aan Consument in rekening gebracht. Consument viel in de risico categorie zonder Nationale Hypotheek Garantie tot 67,5% van de marktwaarde van de woning. Daarbij hoorde een risico-opslag van 0,2%. De Bank dient op grond van artikel 81a BGfo aan consumenten met hetzelfde risicoprofiel hetzelfde rentetarief aan te bieden. Zij kan geen individuele korting meer aan consumenten doorberekenen. De Bank heeft de door haar gehanteerde risico-opslagen per 19 mei 2014 herzien, waardoor vanaf 1 augustus 2014 aan Consument geen risico-opslag meer wordt doorberekend. De door de Bank doorgevoerde wijziging van opslagen betekent niet dat Consument in het verleden ten onrechte een risico-opslag heeft betaald.

4. Beoordeling

4.1 Consument klaagt over de door hem betaalde en in de rentevergoeding verdisconteerde risico-opslag van 0,2% over de periode vanaf november 2006 tot 1 augustus 2014. Ter zitting heeft Consument zijn klacht toegespitst op het door de Bank te hanteren uniforme rentebeleid zoals opgenomen in artikel 81a BGfo.

4.2 De Commissie overweegt dat het BGfo op 1 januari 2007 in werking is getreden, na publicatie in het Staatsblad jaargang 2006 nummer 520. Het artikel waar Consument zich op beroept, artikel 81a BGfo, is bij het Staatsblad jaargang 2012 met nummer 695 aan voornoemd besluit toegevoegd. De inwerkingtreding van dit artikel is 1 januari 2013, zoals is terug te vinden in artikel X van laatstgenoemd staatsblad.

4.3 Artikel 81a BGfo luidt per 1 januari 2013 als volgt: “Een aanbieder van een hypothecair krediet offreert voor een consument die voornemens is een overeenkomst inzake een hypothecair krediet aan te gaan dezelfde debetrentevoet bij dezelfde rentevastperiode als voor een consument aan wie op dat moment een aanbod wordt gedaan voor de komende rentevastperiode bij een vergelijkbaar risicoprofiel.” Kort gezegd dient de Bank vanaf 1 januari 2013 consumenten met hetzelfde risicoprofiel voor dezelfde rentevastperiode dezelfde rentevergoeding aan te bieden. Consument klaagt over de periode van november 2006 tot 1 augustus 2014, in welke periode zij voor het laatst per 1 maart 2011 een rentevergoeding met de Bank is overeengekomen. Dit offertemoment ligt vóór 1 januari 2013, waardoor artikel 81a BGfo daarop niet van toepassing is. Het beroep van Consument op artikel 81a BGfo kan om die reden niet slagen.

4.4 De klacht van Consument is, gelet op het voorgaande, ongegrond.

5. Beslissing

De Commissie wijst de vordering af.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van bindende beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor www.kifid.nl/consumenten/hoe-wordt-uw-klacht-behandeld.

U kunt, binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak, bij de Voorzitter van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening schriftelijk een verzoek indienen tot herstel van kennelijke vergissingen in de uitspraak. U moet daarbij met name denken aan correctie van reken- of schrijffouten en verbetering van namen en data. De volledige procedure met de termijnen die daarbij in acht moeten worden genomen staat beschreven in artikel 46 van het Reglement.

Bekijk de volledige uitspraak