Mijn Kifid

Uitspraak 2017-019 (Bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2017-019
(mr. drs. S.F. van Merwijk (voorzitter), prof. drs. A.D. Bac RA, G.J.P. Okkema (leden) en mr. D.M.A. Gerdes, secretaris)

Klacht ontvangen op : 26 oktober 2015
Ingediend door : Consument
Tegen: : WorldWideBroker, gevestigd te Rijswijk, verder te noemen WWB
Datum uitspraak : 23 december 2016
Aard uitspraak : bindend advies

Samenvatting

Adviesrelatie. Naar het oordeel van de Commissie zijn geen passende beleggingen geadviseerd. De vordering wordt gedeeltelijk toegewezen.

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken:
• het klachtformulier met bijlagen,
• de brief van WWB van 26 november 2015,
• de brief van Consument van 11 maart 2016,
• de brief van WWB van 13 april 2016 en
• de e-mail van 6 juli 2016 waarin Consument kiest voor bindend advies.

De Commissie stelt vast dat partijen hebben gekozen voor bindend advies. Verder stelt de Commissie vast dat er geen aanleiding bestaat voor een mondelinge behandeling als bedoeld in artikel 40.1 van haar reglement. Het geschil zal daarom op stukken worden afgedaan.

2. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten.
2.1 WWB heeft in de periode vanaf 2010 Consument geadviseerd over de aankoop van beleggingen.

2.2 Voor Consument is het beleggingsprofiel vastgelegd als ‘balanced’. In de overgelegde vragenlijst wordt dit als volgt omschreven: ‘Indicates that you are happy to accept a higher level of investment risk in return for increased potential to outperform deposits over the medium term (approx. 5 years) and protect your capital against inflation. Capital values can fluctuate and may fall below your original investment. A higher level of fluctuation than a “cautious” investor.’

2.3 Consument heeft in een bijlage bij zijn brief van 11 maart 2016 het waardeverloop van de portefeuille weergegeven en ook zijn aan- en verkooptransacties:

“(…)
Starting Funds 7/9/2010 = 55000
Fund Value 17/5/12 = 61664
Fund value 20/11/15 = 39921

Cash Henderson Brandeaux EEA Prestige LM Nexus Total
Life INV
17-5 2054 10405 11502 11450 15706 10544 61661
-2012

20-11 5117 107 7617 560 26518 39919
-2015

Date Buy Sell Value Profit Loss

7-9-2010 Brandeaux Student 10000
Accom FD CL A @2.56
7-9-2010 RS GBP Henderson 10000
High Yi Mthly @1.188
1-10-2010 EEA Life Settlement 10000
GBP A Fund @ 124.48029
23-6-2011 LM INV MGD 10000
Perf GBL PORT
24 MTH @ 1.2499
(value 20/11/15 = 560.76
representing loss of 9440)
1-7-2011 Prestige Alternative 15000
Finance @70.2112
8-5-2012 RS GBP Henderson 10378 378
High Yi Mthly @1.233
8-5-2012 RS GBP Henderson 10378
Fixed Int Mthly@1.161
20-3-2013 RS GBP Henderson 11558 1180
Fixed Int Mthly @1.293
1-4-2013 Curzon Capital 13640
Traded Options
@782.5863
24-5-2013 JP Morgan 6029
Greater China @ 23.93
29-5-2013 Fidelity EMG EUR 4025
MID EA&AFR
@1.561999
29-5-2013 Investec Lat 6029
Amer Corp @ 21.31
4-6-2013 Prestige Alternative 16103 1103
Finance @ 78.51
5-6-2013 Kotak Indian Growth 6029
@ 429.37
22-1-2014 JP Morgan 6291 262
Greater China @ 24.97
22-1-2014 Investec Lat 5763 266
Amer Corp @19.53
23-1-2014 Fidelity EMG 3724 301
EUR MID EA&AFR
@ 1.445
27-1-2014 Kotak Indian 5863 166
Growth @ 417.55
14-2-2014 Curzon Capital 12614 1026
Traded Options @746.072
28-2-2014 Nexus Global 27009
Solutions @ 101.512
23-3-2015 Brandeaux Student 10233 233
Accom FD CL A partial sell
30-4-2015 Brandeaux Student 430 430
Accom FD CL A partial sell
29-1-2016 EEA Life Settlement 6826 3174
GBP A Fund @ 124.48029
1-2-2016 Brandeaux Student 156 156
Accom FD CL A partial sell
(…)”

3. Vordering, klacht en verweer

3.1 Consument vordert dat WWB wordt veroordeeld tot het vergoeden van het verlies op de door WWB geadviseerde beleggingen, door hem begroot op € 30.000. Aan deze vordering legt hij ten grondslag dat WWB jegens hem toerekenbaar is tekortgeschoten:
1. door het adviseren van de aankoop van participaties in fondsen die in de periode na aankoop tijdelijk zijn gesloten of opgeheven,
2. doordat Consument, omdat zijn beleggingen in fondsen niet liquide waren, niet heeft kunnen overstappen op beter renderende beleggingen,
3. door het adviseren van ongereguleerde fondsen en fondsen die WWB op grond van haar vergunning niet mocht adviseren,
4. door geen stukken uit haar administratie te verstrekken over de vastlegging van zijn risicoprofiel en over de verrichte ‘switches’ en provisies, terwijl Consument daarom had verzocht,
5. door onvoldoende onderzoek te doen in verband met de door haar geadviseerde beleggingen en
6. doordat er sprake is geweest van churning.

3.2 WWB heeft de stellingen van Consument gemotiveerd weersproken. Voor zover nodig zal de Commissie bij de beoordeling daarop ingaan.

4. Beoordeling

4.1 De Commissie stelt vast dat tussen partijen een adviesrelatie heeft bestaan. Kern van een adviesrelatie is dat de belegger beslissingen neemt over het al dan niet uitvoeren van transacties na verkregen advies van een beleggingsadviseur met wie hij een beleggingsrelatie onderhoudt. Omdat de belegger in een adviesrelatie uiteindelijk zelf de beslissingen neemt, is hij in beginsel zelf verantwoordelijk voor de gevolgen van zijn beslissingen. Dit kan slechts anders zijn als komt vast te staan dat de adviseur niet heeft gehandeld zoals een redelijk bekwaam en redelijk handelend beleggingsadviseur betaamt.

Klachtonderdeel 1 en 2: geen passende, illiquide beleggingen geadviseerd

4.2 Consument stelt dat hij schade heeft geleden doordat WWB hem heeft geadviseerd te beleggen in voor hem ongeschikte fondsen waarvan een aanzienlijk deel tijdelijk is gesloten of opgeheven. Dit laatste heeft volgens Consument meegebracht dat hij, omdat deze fondsen niet liquide waren, niet heeft kunnen overstappen op beter renderende beleggingen.

4.3 De Commissie overweegt als volgt. Het staat vast dat voor de portefeuille van Consument een ‘balanced’ beleggingsprofiel was vastgelegd en dat de beleggingen in de portefeuille op advies van WWB zijn aangekocht. De Commissie constateert dat de geadviseerde beleggingen voor een aanzienlijk deel bestaan uit fondsen die wegens hun kenmerken geschikt zijn voor ervaren beleggers. Het is niet gebleken dat WWB zich heeft verzekerd van kennis omtrent de mate waarin Consument aan die kwalificatie voldeed. Het standpunt van Consument dat dergelijke ervaring hem ontbrak, is in elk geval onvoldoende door WWB bestreden.

4.4 Verder heeft WWB te weinig spreiding betracht bij de keuze van de geadviseerde beleggingen. Voor een fors deel zijn immers (vastgoed)fondsen geadviseerd waarbij het risico bestaat dat het fonds gedurende langere tijd over onvoldoende liquiditeiten beschikt om aan uittredende participanten de tegenwaarde van hun participaties uit te keren en het fonds daarom tijdelijk moet worden gesloten of definitief opgeheven. Wegens dit laatste kan WWB niet worden gevolgd in haar stelling dat het aan onvoorziene marktomstandigheden is te wijten dat enkele van de fondsen in de portefeuille van Consument illiquide zijn geworden. Immers, zelfs als vast zou komen staan dat die marktomstandigheden destijds onvoorzienbaar waren, was WWB ten tijde van het adviseren wél bekend met de mogelijkheid dat zulke fondsen illiquide worden en had zij kunnen inzien dat een deugdelijke spreiding daarom wenselijk was.

4.5 WWB heeft erop gewezen dat zij Consument in 2013 ten aanzien van het fonds EEA de keuze heeft voorgelegd tussen het aanhouden van deze belegging (optie 1, aangeduid als ‘continuing share class’) en de optie van (op termijn) verkopen (optie 2, ‘run-off share class’, wat zou inhouden dat het belegde bedrag tijdens een ‘undisclosed period of time’ zou worden terugbetaald) en dat zij Consument optie 1 (continuing share class) heeft geadviseerd. Volgens WWB is dit advies juist gebleken, omdat dit fonds inmiddels niet meer gesloten is en Consument zijn participaties in het fonds heeft kunnen verkopen. Naar het oordeel van de Commissie staat deze stelling, ook als ze zou komen vast te staan, niet in de weg aan toewijzing van de vordering. De klacht van Consument betreft immers niet alleen de belegging in EEA, maar de inrichting van de portefeuille als geheel. Bovendien blijkt uit de door Consument overgelegde cijfers (zie 2.3 hiervoor) dat de participaties in EEA met verlies zijn verkocht.

4.6 Gezien het voorgaande is de Commissie van oordeel dat WWB’s advisering ten aanzien van de portefeuille van Consument in strijd is geweest met wat een redelijk bekwaam en redelijk handelend beleggingsadviseur betaamt.

Klachtonderdeel 3, 4, 5 en 6

4.7 In deze klachtonderdelen stelt Consument dat WWB ongereguleerde fondsen heeft geadviseerd en voorts fondsen die zij op grond van haar vergunning niet mocht adviseren (klachtonderdeel 3), dat zij geen stukken uit haar administratie heeft verstrekt, terwijl Consument daarom had verzocht (klachtonderdeel 4), dat WWB onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de door haar geadviseerde beleggingen (klachtonderdeel 5) en dat er sprake is geweest van churning (klachtonderdeel 6).

4.8 Naar het oordeel van de Commissie kunnen klachtonderdeel 3 en 4 niet slagen, omdat uit de stukken niet blijkt van een causaal verband tussen de schade en het in die klachtonderdelen gewraakte handelen of nalaten van WWB. Voor klachtonderdeel 5 en 6 geldt dat op basis van de tot dusver ingediende stukken niet met zekerheid kan worden vastgesteld dat WWB toerekenbaar is tekortgeschoten zoals door Consument is gesteld. Voor het opvragen van aanvullende gegevens ziet de Commissie echter geen aanleiding, omdat de schade van Consument reeds op grond van klachtonderdeel 1 en 2 moet worden vergoed.

Schadevergoeding

4.9 Aan de orde is vervolgens de omvang van de schadevergoeding. De te vergoeden schade bestaat uit het verlies dat Consument heeft geleden op de op advies van WWB gekochte beleggingen. Dit bedrag dient te worden berekend over de periode vanaf de aanvang van de advisering (september 2010) tot aan het tijdstip waarop Consument zich bij WWB heeft beklaagd over de hem geadviseerde beleggingen (najaar 2015).

Uit de door Consument verstrekte gegevens leidt de Commissie af dat Consument bij aanvang een bedrag van GBP 55.000 heeft belegd en dat de portefeuille omstreeks 20 november 2015 een waarde had van (afgerond) GBP 39.900. De Commissie constateert verder dat partijen niet zijn ingegaan op het beleggingsresultaat dat Consument zou hebben behaald als hij naar behoren door WWB zou zijn geadviseerd. Dit betekent dat de schade niet nauwkeurig kan worden vastgesteld, reden waarom de schade op grond van artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek zal worden geschat en wel op een bedrag van GBP 15.000. Gelet op de aard en zwaarte van de tekortkoming van WWB ziet de Commissie geen aanleiding om over te gaan tot een andere schadeverdeling op grond van eigen schuld aan de zijde van Consument.

4.10 Gezien het voorgaande zal een bedrag van GBP 15.000 worden toegewezen. Het meer of anders gevorderde zal worden afgewezen.

5. Beslissing

De Commissie:

(a) beslist dat WWB, binnen vier weken na de dag waarop een afschrift van deze beslissing aan partijen is verzonden, een bedrag van GBP 15.000 aan Consument vergoedt; en

(b) wijst het meer of anders gevorderde af.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van bindende beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor www.kifid.nl/consumenten/hoe-wordt-uw-klacht-behandeld.

U kunt, binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak, bij de Voorzitter van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening schriftelijk een verzoek indienen tot herstel van kennelijke vergissingen in de uitspraak. U moet daarbij met name denken aan correctie van reken- of schrijffouten en verbetering van namen en data. De volledige procedure met de termijnen die daarbij in acht moeten worden genomen staat beschreven in artikel 46 van het reglement.

Bekijk de volledige uitspraak