Mijn Kifid

Uitspraak 2017-021

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening, nr. 2017-021
(mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter en mr. C.I.S. Dankelman – de Vogel, secretaris)

Klacht ontvangen op : 19 mei 2016
Ingediend door : Consument
Tegen : Coöperatieve Rabobank U.A., gevestigd te Amsterdam,
verder te noemen Bank
Datum uitspraak : 9 januari 2017
Aard uitspraak : Niet-bindend advies

Samenvatting

Consument heeft een hypothecaire geldlening bij de Bank. Ten aanzien van die lening ontstaan achterstanden. Voorts hebben het LBIO en de Belastingdienst beslag gelegd op de woning van Consument. De Bank executeert. Consument klaagt dat de Bank onzorgvuldig heeft gehandeld. Zij vordert dat de Bank wordt veroordeeld tot het betalen van een door Consument geraamde schade van € 600.000,–. De Commissie oordeelt dat geen sprake is van misbruik van recht en dat er geen grond is waarop de Bank aansprakelijk kan worden gehouden voor het financiële nadeel van Consument.

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

• het door Consument ingediende klachtformulier;
• de klachtbrief van Consument met bijlagen;
• het verweerschrift van de Bank;
• de repliek van Consument;
• de dupliek van de Bank.

De Commissie stelt vast dat Consument heeft gekozen voor een niet-bindend advies. De uitspraak is daardoor niet-bindend.

De Commissie stelt vast dat het niet nodig is de zaak mondeling te behandelen. De zaak kan daarom op grond van de stukken worden beslist.

2. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten.

2.1 De Bank heeft op 16 januari 1995 een tweetal hypothecaire geldleningen verstrekt aan Consument, ten behoeve van de financiering van een woning te [..plaatsnaam..] (hierna: ‘de Woning’).

Een hypothecaire geldlening ter hoogte van NLG 250.000,– (hierna: ‘Cumulent Hypotheek’) en een hypothecaire geldlening ter hoogte van NLG 170.000,– (hierna: ‘Annuïteitenhypotheek’). Beide geldleningen zijn voor dertig jaren afgesloten. Tot zekerheid heeft de Bank een eerste hypotheekrecht gevestigd op de Woning.
2.2 Op beide geldleningen zijn van toepassing de Algemene voorwaarden voor geldleningen van de Rabobank organisatie 1995 en de Algemene bankvoorwaarden, geldend in het verkeer tussen de Coöperatieve Centrale Raiffeisen-Boerenleenbank B.A., gevestigd te Amsterdam, c.q. de bij haar aangesloten banken en haar cliënten.
2.3 Consument heeft ten behoeve van de Cumulent Hypotheek een Cumulent Belastingvrij Kapitaal Plan bij Interpolis afgesloten (hierna: ‘de Cumulentverzekering’). De rechten van deze Cumulentverzekering zijn aan de Bank verpand.
2.4 Consument heeft bij Interpolis eveneens een overlijdensrisicoverzekering afgesloten. De rechten van deze overlijdensrisicoverzekering zijn aan de Bank verpand.
2.5 De Bank heeft op 16 februari 2000 een derde hypothecaire geldlening (hierna: ‘Lineaire hypotheek’) ter hoogte van NLG 200.000,– aan Consument verstrekt. Tot zekerheid heeft de Bank een tweede hypotheekrecht op de Woning gevestigd.
2.6 Op 1 maart 2004 zijn de Annuïteitenhypotheek, de Cumulenthypotheek en de Lineaire hypotheek samengevoegd tot één geldlening. Deze wijziging is vastgelegd in de Aktes Wijziging Geldleningsvoorwaarden.
2.7 Het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) heeft op 28 januari 2010 executoriaal beslag gelegd op de Woning. De Bank is hier op 12 februari 2010 over geïnformeerd en zij heeft Consument op 18 februari 2010 schriftelijk geïnformeerd over deze beslaglegging. Consument en de Bank hebben op 8 juni 2010 met elkaar gesproken over deze beslaglegging. In het gespreksverslag is, onder meer, opgenomen:

“meneer gesproken over nav de weigering van de ovb.fin. meneer aangegevn dat ik niet naar het verleden kijken maar naar de beslaglegging dier er nu is. Meneer is zeer onverschillig over de beslaglegging. Meneer heeft genoeg huizen om te wonen geeft meneer aan.(…)”

2.8 Op 1 juli 2010 heeft de Belastingdienst executoriaal beslag gelegd op de Woning. De Bank heeft Consument op 6 juli 2010 geïnformeerd over deze beslaglegging en Consument gewezen op de betalingsachterstand.
2.9 De Bank heeft Consument op 28 juli 2010 een brief gestuurd waarin zij Consument verzoekt om contact met haar op te nemen.
2.10 Op 13 september 2010 heeft de Bank Consument gewezen op de risico’s van de beslaglegging op het jegens de Bank verhypothekeerde registergoed.
2.11 Op 27 september 2010 heeft de Bank Consument per e-mail verzocht om contact op te nemen met haar ten aanzien van de beslaglegging en de betalingsachterstanden.
2.12 De Bank heeft Consument op 27 oktober 2010 nogmaals schriftelijk geïnformeerd over de beslaglegging en de gevolgen daarvan.
2.13 De Bank heeft Consument op 8 december 2010 per brief (zowel aangetekend als niet aangetekend) bericht dat de hypothecaire geldlening wordt opgezegd en de vordering van de Bank direct zal worden opgeëist.
2.14 De Bank heeft CMS Derks Star Busmann N.V. (hierna: ‘CMS’) ingeschakeld voor het in gang zetten en de afwikkeling van de executieverkoop. CMS heeft Consument op 6 januari 2011 op de hoogte gesteld van de start van de veilingprocedure.
2.15 Consument is van 17 januari 2011 tot en met 18 maart 2011 vrijwillig opgenomen geweest op de detox afdeling bij de Parnassia Groep, zorgbedrijf [..zorgverlener..].
2.16 Op 7 februari 2011 heeft CMS Consument per deurwaardersexploot laten weten dat de Bank tot openbare verkoop zal overgaan.
2.17 Interpolis heeft Consument op 10 februari 2011 een brief gestuurd ten aanzien van de betalingsachterstanden van de premies van de Cumulentverzekering.
2.18 Met ingang van 1 januari 2011 is de overlijdensrisicoverzekering premievrij voortgezet.
2.19 De executieverkoop heeft plaatsgevonden op 3 maart 2011. De levering van de Woning heeft plaatsgevonden op 19 april 2011. De Bank heeft de opbrengst van de executieverkoop gebruikt ter aflossing van de hypothecaire geldlening. Het hypotheekrecht op de Woning en de pandrechten op de Cumulentverzekering en de overlijdensrisicoverzekering zijn door de voldoening van de schuld komen te vervallen.
2.20 De Cumulentverzekering is op 21 april 2012 op verzoek van Consument afgekocht.

3. Vordering, klacht en verweer

Vordering Consument
3.1 Consument vordert dat de Bank wordt veroordeeld tot het betalen van een door hem geraamde schade van € 600.000,–. Dit bedrag is gebaseerd op de waarde van de woning (waarde vrije verkoop verminderd met het totaal van de hypotheekschuld en achterstallige rente etc. ad ten minste €145.000,–), de waarde van de inboedel en de schade door verlies van de ondernemingsadministratie.

Grondslagen en argumenten daarvoor
3.2 Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslag. Door de Woning executoriaal verkocht te hebben, heeft de Bank onzorgvuldig jegens Consument gehandeld. Consument voert hiertoe de volgende argumenten aan.
• De Bank is zonder te verifiëren wat de positie van Consument was en ook zonder contact op te nemen met een van zijn kinderen overgegaan tot executoriale verkoop van de Woning. Het was voor Consument niet mogelijk om te reageren op brieven en oproepingen van de Bank. In de periode van 17 januari 2011 tot en met 18 maart 2011 was hij opgenomen bij de Parnassia Groep.
• Het beslag van de Belastingdienst was slechts een preventief beslag.
• De Bank heeft bij haar beslissing om de Woning executoriaal te verkopen ten onrechte geen rekening gehouden met de waarde van de Cumulentverzekering. Deze verzekering had niet losgekoppeld mogen worden van de hypothecaire geldlening en is op enig moment ten onrechte op naam van de jongste dochter van Consument gezet. De Bank heeft Consument pas vier jaar nadat het pandrecht op de Cumulentverzekering is komen te vervallen bericht over deze verandering.
• Bij de executieverkoop heeft de Bank onder meer het perceel ingeschreven in het kadaster onder Gemeente Dronten, sectie F, nr. 1764 (hierna: ‘Perceel’) verkocht, terwijl dit Perceel niet in eigendom van Consument was.

Verweer van de Bank
3.3 De Bank heeft, kort en zakelijk weergegeven, de volgende verweren gevoerd:
• De Bank is niet tekortgeschoten in haar zorgplicht door ontkoppeling van de Cumulentverzekering van de Cumulenthypotheek of enige wijziging van de tenaamstelling.
• De directe aanleiding voor de Bank om over te gaan tot executieverkoop van de woning was niet zozeer het bestaan van de betalingsachterstanden bij de Bank maar het beslag van het LBIO en nadien de Belastingdienst.
• Van een ontkoppeling van de Cumulent Verzekering van de Cumulent Hypotheek of enige wijziging van de tenaamstelling is geen sprake geweest.
• Consument was bekend met de beslagleggingen en de risico’s hieromtrent sinds het begin van 2010. De Bank is niet tekortgeschoten ten aanzien van de executieverkoop van de Woning.
• De Bank heeft altijd haar best gedaan om Consument zo goed mogelijk te informeren.

4. Beoordeling

Het recht van parate executie
4.1 Aan de Commissie ligt de vraag voor of de Bank onzorgvuldig heeft gehandeld jegens Consument door de Woning door middel van een executieveiling te verkopen. De Commissie oordeelt dat deze vraag ontkennend dient te worden beantwoord en overweegt hiertoe als volgt.
4.2 Het is niet in geschil dat het LBIO op 28 januari 2010 en de Belastingdienst op 1 juli 2010 executoriaal beslag hebben gelegd op de Woning. Voorts is niet in geschil dat Consument een betalingsachterstand had bij de Bank. Hiermee is komen vast te staan dat Consument in verzuim verkeerde. De Bank was daardoor op grond van artikel 3:268 Burgerlijk Wetboek bevoegd de Woning executoriaal te verkopen. Dit is alleen anders indien zou blijken dat de Bank de haar toekomende bevoegdheden heeft misbruikt zoals bedoeld in artikel 3:13 BW.
4.3 De Bank heeft Consument gedurende een periode van één jaar de mogelijkheid geboden de beslagen op te heffen en de betalingsachterstand aan haar te voldoen. Deze termijn is ruim genoeg geweest. Dat Consument geen actie heeft ondernomen, omdat hij geen weet had van de verkoop van de Woning, kan de Bank niet worden aangerekend. Consument heeft weliswaar twee maanden in een inrichting gezeten, maar de eerste beslaglegging had reeds een jaar voorafgaand aan deze gebeurtenis plaatsgevonden. In de periode hierna is Consument verscheidene malen door de Bank geïnformeerd over de consequentie van deze beslagleggingen. De Bank heeft Consument in de gelegenheid gesteld om deze beslagen op te heffen. Daarbij is Consument op 6 januari 2011 geïnformeerd over de start van de veilingprocedure en was hij op dat moment nog niet opgenomen. Het had op zijn weg gelegen om zijn zaken te laten behartigen door een derde en de Bank hiervan op de hoogte te brengen. Van een Bank kan niet worden verwacht dat zij bij gebreke van reacties van de betrokkene uit eigen beweging familieleden informeert.
4.4 Consument heeft gesteld dat de Bank bij haar beslissing om over te gaan tot een executieverkoop van de Woning rekening had moeten houden met de waarde van de Cumulentverzekering. De Commissie stelt vast dat uit de overgelegde stukken blijkt dat Consument deze Cumulentverzekering in 2000 heeft afgesloten ter aflossing van de Cumulenthypotheek en niet ter voldoening van de schuld van Consument aan een derde. Het is de verantwoordelijkheid van Consument om zijn schulden te voldoen dan wel een betalingsregeling te treffen met de beslaglegger zodat het beslag wordt opgeheven. Van een bank kan niet worden verlangd dat zij het beslag opheft.
4.5 Consument heeft voorts gesteld dat hij het bij de verkoop van de Woning verkochte Perceel niet in eigendom had. De Commissie stelt vast dat in de leveringsakte van 16 februari 2000 is opgenomen dat Consument eigenaar is van het Perceel en dit klachtonderdeel is dan ook niet op feiten gebaseerd.
4.6 Gelet op het voorgaande is de Commissie van oordeel dat de belangen van de Bank aan de uitoefening van haar recht van parate executie (de invordering van haar opeisbare vordering) naast het gevolg geven aan de gelegde beslagen van derden grotere betekenis mocht toekennen dan aan de belangen van Consument. Dit betekent niet dat de Commissie geen oog heeft voor de bijzondere ongelukkige positie waarin Consument begin 2011 is terechtgekomen, maar alleen dat zij doorslaggevende betekenis moet hechten aan de belangen die de Bank had die zij mocht laten prevaleren. De Bank heeft geen misbruik gemaakt van haar recht van parate executie door van deze aan haar verleende bevoegdheid gebruik te maken.

Cumulentverzekering
4.7 Ten aanzien van het klachtonderdeel van Consument dat betrekking heeft op de Cumulentverzekering oordeelt de Commissie als volgt.
4.8 Consument stelt dat de Bank op onzorgvuldige wijze is omgegaan met de Cumulentverzekering. Dit zou blijken uit het loskoppelen van de Cumulentverzekering van de Cumulenthypotheek en het wijzigen van het adres naar dat van de jongste dochter van Consument. De Bank betwist dat zij op onzorgvuldige wijze is omgegaan met de Cumulentverzekering. Zij heeft aangevoerd haar uiterste best te hebben gedaan om uitleg te geven over de Cumulentverzekering. Zo heeft zij toegelicht dat de Cumulentverzekering pas na verkoop van de Woning is losgekoppeld van de hypothecaire geldlening. Deze geldlening is immers bij de verkoop volledig afgelost. Voorts heeft geen naamswijziging plaatsgevonden vóór het loskoppelen van de Cumulentverzekering. Dit onderbouwt de Bank door te verwijzen naar de correspondentie van Interpolis. Deze heeft te allen tijde op naam van Consument gestaan.
5. Dat Consument geen beschikking meer heeft over de gegevens uit deze voor Consument zeer ingrijpende periode en Consument niet exact kan achterhalen wat in die tijd allemaal is gebeurd, is, hoe vervelend ook, de Bank niet aan te rekenen. Uit de door Bank overgelegde stukken is niet gebleken dat de Bank onzorgvuldig heeft gehandeld. Zij heeft Consument uitgelegd wat in de loop der tijd met de Cumulentverzekering is gebeurd en op welke wijze dit heeft plaatsgevonden. De enkele situatie dat op enig moment een adreswijziging heeft plaatsgevonden maakt naar het oordeel van de Commissie niet dat sprake is van onzorgvuldig handelen.

De conclusie uit het bovenstaande is derhalve dat de vordering van Consument dient te worden afgewezen. Al het overige dat Consument heeft gesteld, kan als gemotiveerd betwist door de Bank niet tot een andere beslissing leiden en zal onbesproken blijven.

6. Beslissing

De Commissie wijst de vordering af.

De uitspraak heeft de vorm van een niet-bindend advies. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. U kunt de zaak nog wel aan de rechter voorleggen.

U kunt, binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak, bij de Voorzitter van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening schriftelijk een verzoek indienen tot herstel van kennelijke vergissingen in de uitspraak. U moet daarbij met name denken aan correctie van reken- of schrijffouten en verbetering van namen en data. De volledige procedure met de termijnen die daarbij in acht moeten worden genomen staat beschreven in artikel 46 van het Reglement.

Bekijk de volledige uitspraak