Mijn Kifid

Uitspraak 2017-030 (bindend)

Beslissing Commissie van Beroep 2017-030 d.d. 26 september 2017
(mr. C.A. Joustra, voorzitter, mr. S.B. van Baalen, mr. A. Smeeing-van Hees en
F.R. Valkenburg AAG RBA, leden, en mr. H.C. Dobbelaar-ten Cate, secretaris)

Op het schriftelijk verzoek tot wraking ingevolge artikel 8 van het Reglement Commissie van Beroep financiële dienstverlening (hierna: het Reglement) van:

de heer [naam 1], hierna te noemen Verzoeker,
gemachtigde van Verzoeker

tegen:

mr. A. Bus, lid van de Commissie van Beroep.

Samenvatting

Verzoek tot wraking lid Commissie van Beroep (niet-ontvankelijk).

1. De procedure

1.1 De gemachtigde van Verzoeker, mr. [naam 2], heeft bij brief van 23 mei 2017, in-gekomen op 24 mei 2017, een verzoek ingediend tot wraking van mr. A. Bus, lid van de Commissie van Beroep voor de zaak tussen Verzoeker en [Bank] dienend ter zitting van 8 mei 2017. Overeenkomstig artikel 8.6 van het Reglement Commissie van Beroep financiële dienstverlening (hierna: het Reglement) heeft de Commissie als bedoeld in dat artikel dat verzoek vervolgens zonder het gewraakte lid in behandeling genomen. De Commissie die de wraking behandelt, heeft daarop Verzoeker en [Bank] in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de tijdigheid van het verzoek te reageren. Hierop hebben beide partijen schriftelijk hun standpunt gegeven, Verzoeker bij brief van zijn gemachtigde met twee bijlagen van zijn gemachtigde van 16 juni 2017 en Verzekeraar bij brief met één bijlage van haar gemachtigde, mr. [naam 3], van 3 juli 2017, ingekomen op 4 juli 2017.
Bij voornoemde brief van de gemachtigde van Verzoeker van 16 juni 2017 bevond zich een aan de Commissie gerichte brief van 16 mei 2017 met het verzoek ‘met uw voorzitter telefonisch van gedachten (te) wisselen over hoe hiermee om te gaan’, zulks naar aanleiding van hetgeen het gewraakte lid ter zitting naar voren had gebracht. De tweede bijlage was een van de secretaris van de Commissie aan de gemachtigde van Verzoeker op 18 mei 2017 gestuurde brief met de mededeling dat de stukken niet ter kennis van de Commissie zouden worden gebracht omdat de zitting inmiddels had plaatsgevonden.

1.2. De Commissie heeft geen aanleiding gezien voor een mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek alvorens uitspraak te doen.

2. De ontvankelijkheid van het verzoek

2.1 Ter zake van de vraag of het wrakingsverzoek tijdig is ingediend, stelt de Commissie het volgende voorop.

2.2 Afgezien van de hier niet toepasselijke termijn als genoemd in artikel 8.2 van het Reglement, bevat het Reglement geen termijn waarbinnen het wrakingsverzoek moet zijn gedaan. De Commissie ziet aanleiding in dit verband aansluiting te zoeken bij het bepaalde in artikel 37 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Hierin is bepaald dat een wrakingsverzoek moet worden gedaan zodra de feiten of omstandigheden die tot de wraking aanleiding geven, aan Verzoeker bekend zijn geworden.

2.3 Naar het oordeel van de Commissie is het wrakingsverzoek niet tijdig gedaan. Het wrakings¬verzoek heeft betrekking op (volgens Verzoeker: onjuiste) uitlatingen van het gewraakte lid ter zitting van 8 mei 2017. Het wrakingsverzoek dateert echter pas van 23 mei 2017. Het verzoek is dus niet gedaan zodra de feiten en omstandigheden die tot de wraking aanleiding geven, aan verzoeker bekend zijn geworden.

2.4 Verzoeker heeft nog betoogd dat hij pas op 15 mei 2017 een e-mail van de [naam bond] heeft ontvangen waaruit volgens hem bleek dat de gewraakte uitlatingen onjuist waren. Volgens Verzoeker is de termijn voor het wrakingsverzoek direct na ontvangst van de e-mail op 16 mei 2017 aangevangen. De Commissie verwerpt deze stelling. Ook als moet worden aangenomen dat de termijn pas op 16 mei 2017 is gaan lopen, is het verzoek naar het oordeel van de Commissie niet tijdig gedaan. Verzoeker heeft immers na de e-mail van de [naam bond] nog zeven dagen gewacht alvorens het wrakingsverzoek in te dienen.

2.5 De conclusie is dat Verzoeker niet-ontvankelijk is in zijn wrakingsverzoek.

3. Beslissing

De Wrakingskamer van de Commissie van Beroep verklaart Verzoeker niet-ontvankelijk in zijn wrakingsverzoek van 23 mei 2017.

Bekijk de volledige uitspraak