Mijn Kifid

Uitspraak 2017-048 (Bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2017-048
(mr. A.M.T. Wigger, voorzitter en mw. mr. D.W.Y. Sie, secretaris)

Klacht ontvangen op : 24 februari 2016
Ingediend door : Consument
Tegen : De Nederlandse Voorschotbank B.V., gevestigd te Amsterdam, verder te noemen de Bank
Datum uitspraak : 17 januari 2017
Aard uitspraak : Bindend advies

Samenvatting

De ex-partner van Consument is op 26 februari 2009 een kredietovereenkomst aangegaan en heeft daarbij de handtekening van Consument vervalst. Consument vordert ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid, verwijdering van de registratie uit het Centraal Krediet Informatiesysteem van Bureau Krediet Registratie (BKR) en restitutie van de 21 verrichte termijnbetalingen aan de Bank. Na de hoorzitting op Kifid heeft de ex-partner het krediet ingelost. Dit heeft ertoe geleid dat Consument niet meer hoofdelijk aansprakelijk werd geacht voor het krediet. Ook heeft de Bank de registratie van de gegevens van Consument in het BKR verwijderd. Partijen blijven echter verdeeld over de vraag of Consument recht heeft op restitutie van de
21 verrichte termijnbetalingen. Op grond van artikel 6:30 lid 1 BW stelt de Commissie vast dat Consument de 21 verrichte termijnbetalingen met een rechtsgrond heeft verricht. Hierdoor kan geen sprake zijn van een onverschuldigde betaling jegens de Bank. De Commissie wijst de (resterende) vordering van Consument af.

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:
• het door Consument ingediende klachtformulier met bijlagen;
• het verweerschrift van de Bank met bijlagen;
• de verklaring van Consument met diens keuze voor bindend advies.

De Commissie stelt vast dat partijen hebben gekozen voor bindend advies.

Partijen zijn opgeroepen voor een hoorzitting op 22 november 2016 en zijn aldaar verschenen.

2. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten.

2.1 Op 26 februari 2009 heeft de toenmalige partner van Consument (hierna: ‘de ex-partner’) een kredietovereenkomst afgesloten bij de Bank voor een bedrag van € 68.000,-

2.2 Uit de algemene Voorwaarden (doorlopend krediet) volgt onder meer:
“Artikel 15 Onjuiste aanvraaggegevens
a. Bij het aangaan van de kredietovereenkomst gaat Kredietgever uit van de juistheid van de gegevens welke bij de kredietaanvraag zijn verstrekt. Indien mocht blijken dat deze gegevens niet juist zijn, vervalt de verplichting van Kredietgever tot (verdere) uitbetaling van kredietbedragen.”

2.3 Op 29 juni 2015 vond een telefoongesprek plaats tussen Consument en een medewerker van de Bank. Tijdens dit gesprek is aan Consument medegedeeld dat de kredietovereenkomst ook op naam van Consument stond en dat zij derhalve ook als schuldenaar van de geldlening werd aangemerkt.

2.4 Na de zitting van 22 november 2016 bij Kifid heeft de Bank bij brief van 8 december 2016 Consument onder meer het volgende medegedeeld:
“Zoals toegezegd, bevestigt De Nederlandse Voorschotbank B.V. (hierna: DNV) hierbij dat zij de BKR registratie op uw naam van het krediet bij DNV met opgemeld overeenkomstnummer, heeft doen laten verwijderen uit het Centraal Krediet Informatiesysteem van Bureau Krediet Registratie.

Tevens bevestigt DNV dat het krediet inmiddels in zijn geheel is ingelost en door DNV zal worden beëindigd.

Ten slotte merkt DNV op, dat zij haar eerder ingenomen standpunt terzake van de door u gedane betalingen handhaaft.”

3. Vordering, klacht en verweer

Vordering Consument
3.1 Consument vordert restitutie van de termijnbetalingen die zij aan de Bank heeft gedaan gedurende de periode 27 december 2010 tot en met 15 december 2012.

Grondslagen en argumenten daarvoor
3.2 Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslagen.
• Consument en de ex-partner voerden op geen enkele wijze een gezamenlijke gemeenschap. Evenmin waren Consument en de ex-partner gehuwd of geregistreerd partners. Consument heeft de 21 maandelijkse termijnbetalingen verricht naar aanleiding van een aanmaning, die gericht was aan haar ex-partner met wie zij toentertijd nog een relatie had. Deze aanmaningen waren niet aan Consument gericht. Nergens vermeldt de wet dat het doen van onverplichte betalingen voor een partner met wie in gezinsvorm wordt samengeleefd tevens erkenning van de hoofdelijke aansprakelijkheid inhoudt. Aangezien de ex-partner erkend heeft dat hij de handtekening van Consument heeft vervalst en Consument namens de
ex-partner de termijnbetalingen heeft verricht, zijn de betalingen – die zij heeft verricht van 27 december 2010 tot en met 15 december 2012 – aan te merken als onverplicht en onverschuldigd.

Verweer van de Bank
3.3 De Bank heeft, kort en zakelijk weergegeven, de volgende verweren gevoerd:
• Consument heeft tussen december 2010 en augustus 2012 21 maandelijkse termijnbetalingen verricht. Consument heeft in deze periode en in latere contactmomenten nimmer de geldigheid van de kredietovereenkomst betwist. De Bank acht de termijnbetalingen als zuivere daden van erkenning, wat meebrengt dat de Bank niet anders heeft hoeven te begrijpen dan dat Consument zich gebonden achtte aan de kredietovereenkomst. De Bank heeft er gerechtvaardigd op mogen vertrouwen dat Consument gebonden is aan de kredietovereenkomst. Wegens het verloop van de tijd en de verrichte (periodieke) termijnbetalingen kan Consument zich niet beroepen op het niet gebonden zijn aan de overeenkomst.
• Consument heeft de door haar verrichte termijnbetalingen gedaan ter kwijting van de schuld van haar ex-partner. Op grond van artikel 6:30 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) kan een schuld niet alleen door een schuldenaar worden betaald, maar ook door een derde. De derde moet in dat geval ‘ter kwijting’ van de schuldenaar handelen, hetgeen inhoudt dat hij of zij zich ervan bewust is dat de verbintenis rust op een ander dan hemzelf en beoogt die verbintenis te voldoen. Nakoming door deze derde is hierdoor niet aan te merken als onverschuldigd.

4. Beoordeling

4.1 De Commissie stelt vast dat de Bank reeds aan twee van de drie oorspronkelijke klachtonderdelen van Consument heeft voldaan. Partijen blijven echter verdeeld over de vraag of Consument haar 21 verrichte termijnbetalingen gerestitueerd dient te krijgen.

4.2 De Commissie overweegt met betrekking tot de verschuldigdheid van de verrichte termijnbetalingen als volgt. Op grond van artikel 6:30 lid 1 BW kan een schuld niet alleen door een schuldenaar worden betaald, maar ook door een derde. De derde moet in dat geval in die situatie ‘ter kwijting’ van de schuldenaar handelen, hetgeen inhoudt dat hij zich ervan bewust is dat de verbintenis op een ander dan hem zelf rust en hij beoogt die verbintenis te voldoen. De Commissie stelt vast dat Consument de 21 termijnbetalingen heeft verricht ter kwijting van de geldlening die door haar ex-partner is aangegaan. Doordat hiermee de termijnbetalingen met een rechtsgrond zijn verricht, is er jegens de Bank geen sprake van een onverschuldigde betaling.

4.3 Op grond van het bovenstaande is de Commissie van oordeel dat de vordering van Consument dient te worden afgewezen. Al hetgeen partijen verder nog hebben gesteld, kan niet tot een andere beslissing leiden en zal derhalve onbesproken blijven.

5. Beslissing

De Commissie wijst de vordering af.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van bindende beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening.
Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor www.kifid.nl/consumenten/hoe-wordt-uw-klacht-behandeld.

U kunt, binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak, bij de Voorzitter van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening schriftelijk een verzoek indienen tot herstel van kennelijke vergissingen in de uitspraak. U moet daarbij met name denken aan correctie van reken- of schrijffouten en verbetering van namen en data. De volledige procedure met de termijnen die daarbij in acht moeten worden genomen staat beschreven in artikel 46 van het Reglement.

Bekijk de volledige uitspraak