Mijn Kifid

Uitspraak 2017-052 (Bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening, nr. 2017-052
(prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mw. mr. D.W.Y. Sie, secretaris)

Klacht ontvangen op : 18 mei 2016
Ingediend door : Consument
Tegen : N.V. Schadeverzekering-Maatschappij Bovemij,
gevestigd te Nijmegen, verder te noemen “Verzekeraar”
Datum uitspraak : 18 januari 2017
Aard uitspraak : Bindend advies

Samenvatting

Autoverzekering. Consument heeft de verzekerde auto gekocht van de echtgenoot van zijn nicht voor een bedrag van € 11.000,-. Wegens diefstal van de auto heeft Consument een claim ingediend bij Verzekeraar. Verzekeraar heeft de claim van Consument afgewezen, omdat Consument een onvolledige en/of onjuiste voorstelling van zaken zou hebben gegeven. Verzekeraar stelt dat Consument – op basis van de familieband met de verkoper – de wetenschap moet hebben gehad van het schadeverleden van de auto. Aangezien Consument bij aanvang van de Verzekering dit schadeverleden niet heeft gemeld, bestaat geen recht op uitkering. De Commissie stelt vast dat familieband niet zonder meer betekent dat Consument op de hoogte was van het schadeverleden van de auto. Ingevolge de hoofdregel van artikel 150 Rv is het aan Verzekeraar om concrete feiten te stellen en bij gemotiveerde betwisting te bewijzen, dat in het onderhavige geval sprake is van een gebeurtenis waardoor geen dekking aan Consument verleend wordt. De Commissie is van oordeel dat Verzekeraar onvoldoende met concrete feiten heeft onderbouwd waarom geen sprake is van recht op dekking, waardoor de vordering van Consument dient te worden toegewezen.

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:
• het door Consument (digitaal) ingediende klachtformulier met bijlagen;
• het verweerschrift van Verzekeraar met bijlagen;
• de repliek van Consument met bijlagen;
• de dupliek van Verzekeraar;
• de brief van Consument van 21 november 2016.

De Commissie stelt vast dat partijen hebben gekozen voor bindend advies.

De Commissie stelt vast dat het niet nodig is de zaak mondeling te behandelen. De zaak kan daarom op de stukken worden beslist.

2. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten.
2.1 Consument heeft bij Verzekeraar een zogeheten ‘BOVAG Autoverzekering’ met onder meer beperkt casco dekking (hierna: ‘de Verzekering’) gesloten. Op de Verzekering zijn de Polisvoorwaarden BVG201409 (hierna: ‘de Voorwaarden’) van toepassing.
2.2

2.3 Artikel 3.1 van de Voorwaarden luidt voor zover relevant:
“Wat is niet verzekerd?
(…)
Ten slotte geven wij geen dekking als:
• U ons opzettelijk onjuiste informatie heeft gegeven bij de start van uw verzekering of bij schade.
• U belangrijke informatie of wijzigingen niet heeft doorgegeven.
• U na schade niet meewerkt.”

2.4 Op 28 december 2015 is de auto van Consument gestolen. Op 30 december 2015 heeft Consument zich gewend tot Verzekeraar om de diefstal van zijn auto te melden.

2.5 Op 5 januari 2016 en 29 januari 2016 is Consument bezocht door de schade-expert. In het onderzoeksrapport naar aanleiding van het bezoek van 5 januari 2016 is onder meer opgenomen:
“Met betrekking tot de diefstal van het voertuig van het merk [..merk, type, kleur en kenteken..], kan ik u het volgende verklaren.

Het betreffende voertuig werd door mij op 23 juni 2015 gebruikt aangeschaft bij een particulier genaamd [.naam A..]. Ik heb voor de auto € 11.000,00 betaald. De betreffende opname van het bedrag stuur ik u per e-mail toe.”

Bij het bezoek van 29 januari 2016 vermeldt het onderzoeksrapport onder meer:
“O: U verklaarde eerder dat de verkoper van de auto een particulier betrof. Kende u de man voordat u de auto aanschafte?
V: Ik kende de man voor aanschaf van de auto, via, via. Inmiddels zijn wij bevriend geraakt.
O: Uit ons onderzoek is gebleken dat degene van wie u de auto heeft gekocht een
zekere [..naam B..] is? Kent u hem en zo ja waarvan kent u hem?
V: [..naam B..] is getrouwd met een nicht van mij. Ik heb niet een hele hechte band met mijn nicht. Op advies van mijn vader heb ik destijds de auto gekocht.
O: Tevens is tijdens ons onderzoek vast komen te staan dat [..naam B..] (mede) eigenaar is van Autosloperij [.naam bedrijf..]. Door dit bedrijf is de auto ter keuring aangeboden in verband met het WOK (Wachten op keuren) signaal? Kent u dit bedrijf?
V: Mij is bekend dat [..naam B..] een dergelijk bedrijf heeft. Ik heb echter nooit geweten dat de auto die ik van hem heb gekocht in het verleden schade heeft gehad. Ik was daar pas van op de hoogte toen u mij daarin het vorige interview over informeerde.”

2.6 Op 9 februari 2016 heeft Dekra een rapport opgesteld en de dagwaarde van de auto vastgesteld op € 8.500,-. In haar rapport stelt Dekra dat Consument het door haar vastgestelde bedrag betwist.

2.7 Op 15 februari 2016 heeft Verzekeraar de schadeclaim van Consument afgewezen, omdat zij – op grond van artikel 3.1. van de Voorwaarden – van mening is dat Consument een onvolledige en/of onjuiste voorstelling van zaken heeft gegeven, waardoor geen sprake is van dekking door de Verzekering.

3. Vordering, klacht en verweer
Vordering Consument
3.1 Consument vordert herstel van zijn verzekering en uitkering van het gevorderde schadebedrag van € 11.000,-.

Grondslagen en argumenten daarvoor
Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslagen.
• Consument is niet deskundig in het aanschaffen van auto’s. Consument heeft daarom bij de aanschaf van de auto advies gehad van zijn vader. Tevens heeft hij een aanzienlijk bedrag betaald voor de auto. Hierdoor had Consument geen reden om bij aanschaf te twijfelen aan het schadeverleden van de auto. Zodoende wist Consument niet en behoorde hij niet te weten dat hij, bij het aangaan van de koopovereenkomst, een auto kocht die een schadeverleden had. Bovendien geldt bij het aangaan van een koopovereenkomst als vuistregel dat de mededelingsplicht prevaleert boven de onderzoeksplicht. Het nalaten van eigen onderzoek kan in het algemeen niet aan de koper worden tegengeworpen door de verkoper die heeft gezwegen waar hij had behoren te spreken.
• Consument heeft te goeder trouw gehandeld. Goede trouw wordt vermoed aanwezig te zijn. Het ontbreken van goede trouw moet op grond van artikel 3:188 BW lid 3 BW worden bewezen. Verzekeraar heeft slechts aangevoerd dat Consument en de verkoper een familieband hebben om niet uit te sluiten dat Consument wetenschap van het schadeverleden van de auto had. Het is aan Verzekeraar om (nader) te bewijzen en niet enkel te vermoeden dat Consument niet te goeder trouw heeft gehandeld.
• De beslissing van Verzekeraar om geen dekking te verlenen is gebaseerd op aannames en vermoedens. Op grond van artikel 150 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) dient de partij die zich beroept op rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten, de bewijslast van die feiten of rechten te dragen, tenzij uit enig bijzondere regel of uit de eisen van redelijkheid en billijkheid een andere verdeling van de bewijslast voortvloeit.

Het is aan Verzekeraar om te bewijzen dat Consument de wetenschap van het schadeverleden heeft gehad op grond waarvan tot verval van de dekking door de Verzekering is besloten. Dit bewijs heeft Verzekeraar echter niet geleverd.

Verweer van Verzekeraar
3.2 Verzekeraar heeft, kort en zakelijk weergegeven, de volgende verweren gevoerd:
• Consument wist dat de verkoper een autodemontage bedrijf heeft en dat de aangeschafte auto een schadeverleden had. Als uitgangspunt geldt datgene wat in het maatschappelijk verkeer als normaal moet worden beschouwd. Verzekeraar houdt het voor onwaarschijnlijk dat Consument niet heeft geweten van de rol van de verkoper. Hierdoor acht Verzekeraar het onwaarschijnlijk dat de verkoper – zonder hem daarover in te lichten – een auto met een fors schadeverleden aan Consument heeft verkocht. In dit geval kan als ‘normaal’ in het maatschappelijk verkeer worden beschouwd dat familieleden onderling dergelijke informatie niet voor elkaar verzwijgen. Consument heeft aldus een onvolledige en/of onjuiste voorstelling van zaken gegeven. Dit leidt ertoe dat op grond van artikel 3.1 van de Voorwaarden de dekking door de Verzekering vervalt. Het ligt op de weg van Consument om aannemelijk te maken dat hij door een familielid is bedrogen.
• Op grond van 7:941 lid 5 jo. lid 4 BW heeft zowel opzettelijk handelen als handelen met het gevolg dat de verzekeraar in een redelijk belang wordt geschaad door een verzekerde verval van dekking tot gevolg. Ten aanzien van het geven van een onjuiste voorstelling van zaken rond de aankoop(prijs) blijkt uit de rechtspraktijk dat een onjuiste voorstelling van zaken het beroep op de dekkingsuitsluiting rechtvaardigt. Verzekeraar is van mening dat Consument een onjuiste voorstelling van zaken heeft gegeven en dat daardoor Verzekeraar in een redelijk belang is geschaad. Hierdoor is het gerechtvaardigd dat Verzekeraar heeft besloten de dekking voor de diefstalschade te laten vervallen.

4. Beoordeling

4.1 De Commissie ziet zich gesteld voor de vraag of Verzekeraar zich redelijkerwijs op het standpunt heeft kunnen stellen dat Consument geen recht heeft op een uitkering.
4.2 Verzekeraar heeft een beroep gedaan op de uitsluiting in artikel 3.1 van de Voorwaarden. Verzekeraar heeft hiervoor aangevoerd dat Consument wegens de familieband met de verkoper op de hoogte had moeten zijn van het schadeverleden van de (gestolen) auto. De Commissie stelt vast dat – ingevolge de hoofdregel van artikel 150 Rv – het aan Verzekeraar is om concrete feiten te stellen, en bij gemotiveerde betwisting ook te bewijzen, dat in het onderhavige geval sprake is van een gebeurtenis waardoor geen dekking aan Consument verleend wordt.
4.3 De Commissie stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat de auto van Consument gestolen is. Voorts stelt de Commissie vast dat de verkoper (aangetrouwde) familie is van Consument. Deze familieband betekent echter niet zonder meer dat Consument dan ook op de hoogte was van het schadeverleden van de gestolen auto. Consument heeft in dit kader daarbij ook gemotiveerd betwist dat hij op de hoogte was van het schadeverleden van de gestolen auto. Verzekeraar heeft onvoldoende met concrete feiten het tegendeel onderbouwd. Dit betekent dat aan het beroep van Verzekeraar op de uitsluitingsgrond van artikel 3.1 van de Voorwaarden voorbij wordt gegaan.
4.4 De Commissie oordeelt derhalve dat de vordering van Consument ten aanzien van de nakoming door Verzekeraar van de verplichtingen uit de Verzekering moet worden toegewezen. Verzekeraar heeft de dagwaarde van de gestolen auto vastgesteld op € 8.500,-. Consument heeft dit bedrag met onvoldoende onderbouwing weersproken, waardoor de schade van € 8.500,- moet worden vergoed.

5. Beslissing

De Commissie beslist dat Verzekeraar binnen vier weken na de dag waarop een afschrift van deze beslissing aan partijen is verstuurd, aan Consument vergoedt een bedrag van € 8.500,-.

De Commissie beslist dat de vordering voor het meerdere wordt afgewezen.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van bindende beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor www.kifid.nl/consumenten/hoe-wordt-uw-klacht-behandeld.

U kunt, binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak, bij de Voorzitter van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening schriftelijk een verzoek indienen tot herstel van kennelijke vergissingen in de uitspraak. U moet daarbij met name denken aan correctie van reken- of schrijffouten en verbetering van namen en data. De volledige procedure met de termijnen die daarbij in acht moeten worden genomen staat beschreven in artikel 46 van het Reglement.

Bekijk de volledige uitspraak