Mijn Kifid

Uitspraak 2017-063 (Bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2017-063
(prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. M.C.Y. van de Griendt, secretaris)

Klacht ontvangen op : 1 juli 2016
Ingediend door : Consument
Tegen : Verzekeruzelf.nl B.V., gevestigd te ‘s-Hertogenbosch, verder te noemen “Verzekeraar”
Datum uitspraak : 23 januari 2017
Aard uitspraak : Bindend advies

Samenvatting

De minderjarige zoon van Consument heeft schade veroorzaakt aan een auto van een derde met een brommer welke niet aan hem toebehoorde. Consument is aansprakelijk gesteld voor de schade aan de auto van de derde. Verzekeraar gaat echter niet over tot het vergoeden van deze schade, omdat Consument niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van joyriding. De Verzekeraar stelt onder meer dat de eigenaar van de brommer aangifte had moeten doen bij de politie van joyriding en dat een eenzijdige verklaring niet voldoende is. De Commissie is echter van oordeel dat Consument voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van joyriding als bedoeld in de voorwaarden en de schade aan de auto van derde daarom gedekt is onder de verzekering.

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

• het door Consument (digitaal) ingediende klachtformulier;
• het verweerschrift van Verzekeraar;
• de repliek van Consument;
• de dupliek van Verzekeraar;
• de reactie van Consument op de dupliek van Verzekeraar;
• Verzekeraar heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om te reageren op de reactie van Consument.

De Commissie stelt vast dat partijen hebben gekozen voor bindend advies.

De Commissie stelt vast dat het niet nodig is de zaak mondeling te behandelen. De zaak kan daarom op grond van de stukken worden beslist.

2. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten.

2.1 Consument heeft een aansprakelijkheidsverzekering (hierna: “de Verzekering”) voor zijn meerpersoonshuishouden gesloten bij Verzekeraar. Op de Verzekering zijn onder meer van toepassing de Voorwaarden Model 01 A en Model 30 A (hierna: “de Voorwaarden”). In deze Voorwaarden staat – voor zover relevant – het volgende:
“4.3 Motorrijtuigen
Niet gedekt is de aansprakelijkheid voor schade veroorzaakt met of door een motorrijtuig dat een verzekerde in eigendom heeft, bezit, houdt, bestuurt of gebruikt. Deze uitsluiting geldt evenwel niet voor:
(…)
d. de aansprakelijkheid van een verzekerde voor schade veroorzaakt tijdens joyriding met een motorrijtuig, mits de veroorzaker jonger is dan achttien jaar. Onder joyriding wordt verstaan elk wederrechtelijk gebruik van een motorrijtuig, zonder de bedoeling te hebben zich dit motorrijtuig toe te eigenen. Ingeval van joyriding zonder geweldpleging geldt deze dekking niet, indien voor het motorrijtuig een aansprakelijkheidsverzekering is gesloten. Tot een maximum bedrag van EUR 17.500,00 per gebeurtenis is, in geval van joyriding, eveneens gedekt de aansprakelijkheid van een verzekerde niet zijnde een minderjarige logé voor schade aan het motorrijtuig zelf, tenzij een der onder deze polis verzekerde persoon eigenaar, houder of gemachtigd gebruiker van dit motorrijtuig werd gebruikt met toestemming van de eigenaar, houder of gemachtigd gebruiker. Niet gedekt blijft de aansprakelijkheid ingeval van diefstal of verduistering van het motorrijtuig.”

2.2 De minderjarige zoon (geboortedatum 27 augustus 2000) van Consument heeft op
30 maart 2016 schade veroorzaakt aan een auto van een derde met een brommer welke niet aan hem toebehoorde. Consument heeft de schade op 12 april 2016 gemeld aan Verzekeraar.

2.3 Voor de brommer is geen aansprakelijkheidsverzekering afgesloten. De eigenaar van de brommer heeft in zijn e-mail d.d. 13 juni 2016 een schriftelijke verklaring afgelegd met betrekking tot de aanrijding. In deze verklaring staat onder meer het volgende:

“Hallo [X],

zo is het gegaan:

De [merk] brommer van mij stond bij [Y] en ik er aan wilden gaan sleutelen. [Y] moest toen van 2 tot 4 uur werken.
Toen ben ik gaan wachten op [Y] zijn kamer en is [Z] (tweelingbroer van [Y]) stiekem zonder mijn toestemming op mijn [merk] brommer gaan rijden.
Vervolgens is [Z] met mijn [merk] brommer op een auto geknald.
Ik heb er voor gekozen om geen aangifte te doen, omdat ik [Z] geen strafblad wil bezorgen en omdat er nauwelijks schade was aan mijn [merk] brommer.

Met vriendelijke groet,

[naam]”

2.4 Op 5 november 2016 heeft de verzekeraar van de derde Consument aansprakelijk gesteld voor de schade aan de auto. De verzekeraar van de derde vordert van Consument haar schade-uitkering aan de derde van € 2.409,39. Verzekeraar gaat niet over tot het vergoeden van deze schade.

3. Vordering, klacht en verweer

Vordering Consument
3.1 Consument vordert dekking onder de Verzekering van de schade veroorzaakt door de zoon van Consument aan de auto van de derde.

Grondslagen en argumenten daarvoor
3.2 Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslagen:
• Verzekeraar dient op grond van de onder 2.1 geciteerde bepaling over te gaan tot het verlenen van dekking onder de Verzekering. Aan de voorwaarden uit dit artikel is namelijk voldaan. Bovendien heeft Consument voldoende aannemelijk gemaakt dat er sprake is van joyriding. De brommer is namelijk zonder toestemming van de eigenaar weggenomen. Ook verplichten de Voorwaarden niet dat aangifte wordt gedaan bij de politie. De eigenaar van de brommer heeft besloten geen aangifte te doen, omdat hij de zoon van Consument niet wil belasten met een strafblad. De eigenaar van de brommer heeft wel schriftelijk verklaard dat de zoon van Consument de brommer zonder toestemming heeft weggenomen. Hiermee staat vast dat er sprake is geweest van joyriding.
• De eigenaar van de brommer heeft geen belang bij het erkennen van aansprakelijkheid en het vergoeden van de schade door Verzekeraar. Enkel Consument heeft hier belang bij. Bovendien maakt het feit dat de brommer op het adres van Consument aanwezig was joyriding alleen maar meer aannemelijk. Hierdoor kon de zoon van Consument namelijk bij de brommer.

Verweer Verzekeraar
3.3 Verzekeraar heeft, kort en zakelijk weergegeven, het volgende verweer gevoerd:
• Consument doet een beroep op de onder 2.1 geciteerde bepaling. Op grond van deze bepaling ligt de bewijslast bij Consument. Consument heeft echter niet voldoende aannemelijk gemaakt dat er sprake is van joyriding, omdat de brommer op het adres van de verzekeringnemer aanwezig was, de eigenaar van de brommer ook op dit adres aanwezig was en benadeelde geen aangifte bij de politie heeft gedaan. Bovendien is een eenzijdige verklaring van de eigenaar van de brommer op zichzelf geen wettig bewijs. De eigenaar van de brommer heeft er immers belang bij dat Verzekeraar aansprakelijkheid erkent en de schade van de derde vergoedt.

4. Beoordeling

4.1 Aan de orde is de vraag of de schade aan de auto van de derde is gedekt onder de aansprakelijkheidsverzekering van Consument. Bij beantwoording van deze vraag zijn de toepasselijke verzekeringsvoorwaarden van belang. Kernvraag in dit geschil is of het beroep van Consument op de onder 2.1 geciteerde uitzondering op een dekkingsuitsluiting slaagt. Met de onder 2.1 geciteerde bepaling is de aansprakelijkheid van een verzekerde voor schade veroorzaakt tijdens joyriding met een motorrijtuig gedekt, mits de veroorzaker jonger is dan achttien jaar en voor het motorrijtuig geen aansprakelijkheidsverzekering is gesloten. Verzekeraar verstaat onder joyriding: elk wederrechtelijk gebruik van een motorrijtuig, zonder de bedoeling te hebben zich dit motorrijtuig toe te eigenen.
Consument stelt dat hij voldoet aan de onder 2.1 geciteerde bepaling. Verzekeraar betwist dit en stelt dat Consument joyriding niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt, omdat de eigenaar van de brommer geen aangifte heeft gedaan bij de politie.

4.2 Vaststaat dat de schade aan de auto van de derde is veroorzaakt door de minderjarige zoon van Consument die op grond van zijn leeftijd niet bevoegd was tot het besturen van een motorrijtuig. Niet in het geschil is dat voor de brommer geen aansprakelijkheidsverzekering is gesloten en dat de zoon van Consument niet de bedoeling heeft gehad om zich de brommer toe te eigenen. Uit de verklaring van de eigenaar van de brommer van 13 juni 2016 volgt dat de zoon van Consument gebruik heeft gemaakt van de brommer zonder toestemming van de eigenaar. De Commissie is daarom van oordeel dat Consument voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van joyriding als bedoeld in de onder 2.1 geciteerde bepaling en de schade aan de auto van de derde derhalve gedekt is onder de Verzekering. De stelling van Verzekeraar dat voor joyriding aangifte vereist is, is – ook desgevraagd niet – niet voldoende onderbouwd.

4.3 Het voorgaande leidt ertoe dat de Commissie de vordering van Consument zal toewijzen.
Al hetgeen partijen verder nog hebben gesteld, kan niet tot een andere beslissing leiden en zal verder onbesproken blijven.

5. Beslissing

De Commissie beslist dat Verzekeraar binnen vier weken na de dag waarop een afschrift van deze beslissing aan partijen is verstuurd, aan Consument dekking verleent onder de Verzekering voor de schade aan de derde voor een bedrag van € 2.409,39.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van bindende beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor www.kifid.nl/consumenten/hoe-wordt-uw-klacht-behandeld.

U kunt, binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak, bij de Voorzitter van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening schriftelijk een verzoek indienen tot herstel van kennelijke vergissingen in de uitspraak. U moet daarbij met name denken aan correctie van reken- of schrijffouten en verbetering van namen en data. De volledige procedure met de termijnen die daarbij in acht moeten worden genomen staat beschreven in artikel 46 van het Reglement.

Bekijk de volledige uitspraak