Mijn Kifid

Uitspraak 2017-076

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening, nr. 2017-076
(mr. R.J. Verschoof, voorzitter, mr. drs. S.F. Van Merwijk, mr. dr. S.O.H. Bakkerus,
leden en mr. R.A.F. Coenraad, secretaris)

Klacht ontvangen op : 30 december 2014
Ingesteld door : Consument
Tegen : Aegon Levensverzekering N.V., gevestigd te Den Haag
verder te noemen Verzekeraar
Datum uitspraak : 26 januari 2017
Aard uitspraak : Niet-bindend advies

Samenvatting

Beleggingsverzekering met garantiekapitaal. Consument vordert dat Verzekeraar gehouden wordt om het verschil tussen het eindkapitaal en de som van de hypothecaire geldlening voor haar tot aanvullende uitkering over te gaan aangezien het bij aanvang voorgespiegelde eindresultaat bij lange na niet gehaald is. Naar het oordeel van de Commissie heeft Verzekeraar voldoende duidelijk gemaakt dat de restschuld mede een gevolg is van de omstandigheid dat Consument bewust ervoor gekozen heeft om een lager bedrag te verzekeren dan het bedrag van de hoofdsom. Consument had behoren te weten dat de mate van verhoging van het verzekerde gegarandeerde kapitaal afhankelijk zou zijn van de koersontwikkelingen van het gekozen beleggingsfonds en dus onzeker en variabel was. Er bestaat geen grondslag om Verzekeraar aansprakelijk te houden voor het tekort bij de aflossing van de hypothecaire geldlening. Vordering is afgewezen.

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken:

. de brief van Consument van 19 december 2014;
. het door Consument ingediende vragenformulier van 9 januari 2015;
. de e-mail van Consument van 5 februari 2015;
. het verweer van Verzekeraar van 30 maart 2015;
. de repliek van Consument van 17 april 2015;
. de dupliek van Verzekeraar van 3 juli 2015;
. de aanvullend repliek van Consument van 15 juli en 16 oktober 2015.

De Commissie stelt vast dat partijen haar advies als niet-bindend zullen aanvaarden.

Partijen zijn opgeroepen voor een hoorzitting op donderdag 8 december 2016 en zijn aldaar verschenen.

2. Feiten

Bij de beoordeling van de klacht gaat de Commissie uit van de volgende feiten.

2.1 Consument ontving op 12 september 1990 van Verzekeraar een vijftal voorbeelden van de mogelijk te verwachte opbrengsten van een beleggingsverzekering. Bij deze opgaven is steeds uitgegaan van de keuze voor het Aegon Mix Fund en de combinatie van een jaarpremie en een eventueel eenmalig te storten koopsom.
2.2 Consument sloot vervolgens op 1 oktober 1990 een Aegon Fundplan met een looptijd van 25 jaar, een jaarpremie van ƒ 4.870 en een verzekerd kapitaal ter grootte van ƒ 123.600. Consument koos voor het Aegon Mix Fund.

2.3 Op 11 mei 1992 verstrekte Verzekeraar een offerte voor een hypothecaire geldlening van ƒ 314.000 (verder: de Hypotheeklening). Deze is door Consument geaccepteerd, waarna op 19 oktober 1992 de akte waarin de Hypotheeklening was vastgelegd bij de notaris werd gepasseerd.

2.4 Consument heeft naast het Aegon Fundplan en de Hypotheeklening nog een drietal ander beleggingsverzekeringen bij Verzekeraar afgesloten. Deze zijn alle in 2014 tot uitkering gekomen. Twee met een ten opzichte van de ingelegde premies positief
resultaat – € 17.352.06 respectievelijk € 5.351,60 – en een met een negatieve uitkomst, te weten € 1.172,66.

2.5 In de periode april 2010 tot en december 2014 voerde Consument een uitvoerige briefwisseling met Verzekeraar in verband met de tegenvallende waardeontwikkeling van zijn Aegon Fundplan.

2.6 Consument besloot uiteindelijk om zijn Aegon Fundplan op 1 augustus 2012 af te kopen tegen een eenmalige uitkering van € 77.837.

3. Vordering, klacht en verweer

Vordering

3.1 Consument vordert dat Verzekeraar overgaat tot een aanvullende uitkering in verband met het feit dat het Aegon Fundplan niet heeft opgeleverd wat voorafgaand aan het afsluiten van de overeenkomst door verschillende medewerkers van Verzekeraar was voorgespiegeld. Consument had dientengevolge de stellige verwachting dat hij op de einddatum op een bedrag van ongeveer € 119.768 kon rekenen.

Grondslagen en argumenten daarvoor

3.2 Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslag.

Verzekeraar is tekortgeschoten in de nakoming van de door hem te betrachten zorgplicht door Consument indertijd voor te spiegelen dat de opbrengst van het Aegon Fundplan voldoende zou zijn om het overgrote deel van de hypotheekschuld af te dekken. In werkelijkheid was dit geenszins het geval, waardoor Consument thans met een tekort van € 45.584 is geconfronteerd.

Verweer Verzekeraar

3.3 Verzekeraar heeft, kort en zakelijk weergegeven, onder ander de volgende verweren gevoerd:

Consument is bij aanvang helder geïnformeerd over de hoogte van de totale premie en over de hoogte van de gegarandeerde minimumuitkering (€ 56.087,23) indien voor een periode van minimaal 10 jaar direct voorafgaande aan de einddatum wordt deelgenomen in het Aegon Mix Fund.

Van Consument mag, zeker in zijn hoedanigheid van tussenpersoon die indertijd dagelijks met verzekeringen werkte, redelijkerwijs worden verwacht dat hij kennis neemt van de aan hem verstrekte informatie, zoals de polis en de clausulebladen. Na bestudering van deze documenten had Consument kunnen begrijpen dat hij in geval van belegging in het Aegon Mix Fund bij in leven zijn op de einddatum aanspraak kon maken op het verzekerd kapitaal zoals vermeld op de polis en dat daardoor, gelet op de hoogte van dit bedrag, het risico aanwezig was dat de uitkering onder het Fundplan onvoldoende zou kunnen zijn om de gehele hypotheeklening af te lossen.

Daarbij komt nog dat Consument bewust heeft gekozen om een veel lager bedrag te verzekeren dan het bedrag van de hoofdsom van de hypotheeklening. Deze keuze kan Verzekeraar niet worden aangerekend.

Voorts heeft Consument zich actief bemoeid met zijn Fundplan door de verdeling over de verschillende fondsen veelvuldig te wijzigen – ten minste 12 keer. Telkenmale is Consument gewezen op de consequenties hiervan voor het deel van het verzekerd kapitaal dat bij leven op de einddatum zou worden gegarandeerd.

4. Beoordeling

4.1 Aan de orde is de vraag in hoeverre Consument de gerechtvaardigde verwachting mocht koesteren dat de door hem gesloten verzekering een veel hoger kapitaal zou opleveren dan uiteindelijk het geval is geweest.

4.2 De verzekering van Consument is een verzekering met een minimaal gegarandeerd kapitaal, uit te keren bij in leven zijn van Consument op de einddatum dan wel bij eerder overlijden, waarbij de prijs en de minimale prestatie op voorhand zijn bepaald. Bij het afsluiten van de verzekering was voor Consument duidelijk welk bedrag hij op de einddatum van de verzekering, dan wel bij eerder overlijden, minimaal zou ontvangen, zijnde ƒ 123.600, en welke premie hij hiervoor verschuldigd was, namelijk ƒ 4.870 per jaar. Consument heeft hiermee destijds ingestemd.

4.3 De stelling dat Consument erop mocht vertrouwen, mede door de door Verzekeraar verstrekte voorbeeldberekeningen van 12 september 1990, dat de uitkering aan het einde van de looptijd voldoende zou zijn om het overgrote deel van de hypothecaire geldlening af te lossen, houdt geen stand nu uit alle overgelegde stukken onomwonden is af te leiden dat uitsluitend een garantie bestond voor het op de polis vermelde verzekerde kapitaal. Van Consument mocht worden verwacht dat hij na ontvangst kennis nam van de polis en voorwaarden. Dat hij veel vertrouwen had in de door Verzekeraar voorgespiegelde voorbeeldkapitalen is naar het oordeel van de Commissie geen omstandigheid die aan Verzekeraar kan worden toegerekend en mag ook niet leiden tot de conclusie dat bij Consument op enig moment de gerechtvaardigde verwachting kon ontstaan dat Verzekeraar de expliciete toezegging zou hebben gedaan dat hij in ieder geval aanspraak kon maken op het genoemde voorbeeldkapitaal ter grootte van € 119.768.

4.4 Verzekeraar heeft naar het oordeel van de Commissie dan ook voldoende duidelijk gemaakt dat het feit dat de hypothecaire geldlening niet geheel kon worden afgelost uit de opbrengst van het Aegon Fundplan mede een gevolg is van de omstandigheid dat Consument er bewust voor heeft gekozen om een lager bedrag te verzekeren dan het bedrag van de hoofdsom. In tegenstelling tot zijn verwachting daaromtrent is het rendement van de beleggingsverzekering, hoewel hoger dan het gegarandeerde bedrag, uiteindelijk onvoldoende geweest om dit verschil te overbruggen.

4.5 Hoewel de door Verzekeraar voorgespiegelde voorbeeldkapitalen optimistisch waren, is de Commissie van oordeel dat Consument wist, althans had behoren te weten, dat de eventuele verhoging van het voor hem verzekerde gegarandeerde kapitaal afhankelijk zou zijn van de toekomstige koersontwikkelingen van het Aegon Mix Fund en dus onzeker en variabel was. Van misleiding is op dat punt dan ook geen sprake.

4.6 Nu enerzijds door Verzekeraar geen toezegging is gedaan dat de geldlening voor het overgrote deel afgelost zou kunnen worden uit de opbrengst van de verzekering en anderzijds Consument daar ook niet op mocht vertrouwen, terwijl hij had kunnen en moeten begrijpen dat een mogelijk hogere uitkering dan het gegarandeerde kapitaal geheel onzeker was, bestaat er geen grondslag om Verzekeraar aansprakelijk te houden voor een tekort bij de aflossing van de hypothecaire geldlening.

Het had naar het oordeel van de Commissie op de weg van Consument gelegen om – indien hij meer zekerheid wilde hebben voor het beperken van een eventuele restschuld – te kiezen voor een hoger verzekerd kapitaal. In dat geval had Consument gedurende de looptijd van zijn verzekering echter substantieel meer premie moeten inleggen.

4.7 Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de vordering van Consument zal worden afgewezen. Alle overige door partijen ingebrachte stellingen en argumenten kunnen niet tot een ander oordeel leiden en zullen derhalve onbesproken blijven.

5. Beslissing

De Commissie wijst de vordering van Consument af.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor www.kifid.nl/consumenten/hoe-wordt-uw-klacht-behandeld

U kunt, binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak, bij de Voorzitter van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening schriftelijk een verzoek indienen tot herstel van kennelijke vergissingen in de uitspraak. U moet daarbij met name denken aan correctie van reken- of schrijffouten en verbetering van namen en data. De volledige procedure met de termijnen die daarbij in acht moeten worden genomen staat beschreven in artikel 46 van het Reglement.

Bekijk de volledige uitspraak