Mijn Kifid

Uitspraak 2017-110 (Bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2017-110
(mr. R.J. Paris, voorzitter, mr. C.E. Polak, mr. W.H.G.A. Filott mpf en
mr. P.G. Salvadori, secretaris)

Klacht ontvangen op : 19 juli 2016
Ingediend door : Consument
Tegen : ABN AMRO Hypotheken Groep B.V., handelend onder de naam
Direktbank, gevestigd te Amsterdam, verder te noemen de Bank
Datum uitspraak : 13 februari 2017
Aard uitspraak : Bindend advies

Samenvatting

Aanpassing risicoklasse vanwege de ontwikkeling van een verpande verzekering? De Commissie overweegt dat uit de overeenkomst noch uit de wet een verplichting volgt voor de Bank om de risicoklasse van de hypothecaire geldlening aan te passen naar aanleiding van de waardeontwikkeling van een verpande (beleggings)verzekering. Dit is niet onbegrijpelijk en evenmin naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. De vordering wordt afgewezen.

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

• het door Consument (digitaal) ingediende klachtformulier met bijlagen;
• het verweerschrift van de Bank met bijlagen;
• de repliek van Consument met bijlagen;
• de dupliek van de Bank met bijlage.

De Commissie stelt vast dat partijen hebben gekozen voor bindend advies.
De Commissie stelt vast dat het niet nodig is de zaak mondeling te behandelen. De zaak kan daarom op grond van de stukken worden beslist.

2. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten.

2.1 Tussen Consument en een rechtsvoorganger van de Bank, Fortis ASR Praktijkvoorziening N.V., destijds mede handelend onder de naam AMEV en hierna te noemen Fortis Bank, is in 2005 een overeenkomst van hypothecaire geldlening gesloten ten bedrage van € 433.500,-.

2.2 In de offerte van geldlening van 20 september 2005 is onder meer opgenomen:

en:

2.3 In de akte van geldlening van 2 november 2005 is in artikel 1 lid 4 opgenomen:

2.4 De toepasselijke ‘Fortis ASR Praktijkvoorziening N.V. Algemene Voorwaarden van geldlening onder hypothecair verband’ (hierna ook te noemen de Voorwaarden) bepalen ten aanzien van de rente onder meer:

2.5 Consument heeft, voorafgaand aan het sluiten van de lening, de waarde van een reeds bestaande verzekering ondergebracht in een nieuw afgesloten kapitaalverzekering bij Fortis ASR Levensverzekering N.V. (hierna ook te noemen Fortis ASR). Deze verzekering werd verpand aan Fortis Bank. De verzekering is een zogenoemde beleggingsverzekering, zodat de waardeontwikkeling daarvan afhankelijk is van de ontwikkelingen op de beurs.

2.6 Fortis Bank is als geldgever opgevolgd door Direktbank N.V. Direktbank N.V. is op haar beurt weer opgevolgd door ABN AMRO Hypothekengroep B.V.

2.7 De rechtsopvolger van Fortis ASR is inmiddels ASR Levensverzekering N.V. (hierna ook te noemen ‘de Verzekeraar’).

2.8 Op 18 mei 2016 heeft Consument aan de Bank een verzoek gedaan om een risico-opslag van 0,3% op zijn rentepercentage te laten vervallen, omdat de waarde van zijn woning en de waarde van de verpande verzekering bij de Verzekeraar tezamen hoger waren dan de hoofdsom van de geldlening, zodat de lening volgens Consument in een lagere risicocategorie kon komen. De Bank heeft het verzoek van Consument afgewezen.

3. Vordering, klacht en verweer

Vordering Consument
3.1 Consument vordert dat de Bank wordt veroordeeld om de rente op de hypothecaire geldlening van Consument met terugwerkende kracht vanaf 1 juni 2016 met 0,3% te verlagen.

Grondslagen en argumenten daarvoor
3.2 Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslagen.
Consument vordert nakoming van een verbintenis. De Bank is ertoe gehouden om de waarde van de verpande kapitaalverzekering mee te nemen bij het bepalen van de risicocategorie van de lening. Daartoe voert Consument het volgende aan:

– Fortis Bank stelde als voorwaarde voor de geldlening dat de reeds bestaande kapitaalverzekering zou worden voortgezet bij Fortis ASR, onderdeel van hetzelfde concern, zodat Fortis Bank zicht kon houden op de waardeontwikkeling van de verzekering;
– Fortis Bank stelde voorts als voorwaarde voor de geldlening dat naast de woning van Consument en de voornoemde verzekering nog een bedrag van € 12.000 in de vorm van een effectendepot als zekerheid ten behoeve van Fortis Bank zou worden gesteld.

Dit was benodigd om de totale zekerheidswaarde (woning, verzekering en effectendepot) gelijk te laten zijn aan de hoofdsom van de geldlening. Dat houdt in dat Fortis Bank destijds zogenoemde ´netto verstrekking´ als beleid hanteerde.
– In de overeenkomst van geldlening is niet bepaald dat de Bank de waarde van de verzekering niet zou meenemen bij het bepalen van de risicocategorie;
– De Bank mag zich er nu niet op beroepen dat de verzekering bij een andere entiteit loopt. Bij aanvang van de geldlening waren de geldgever en de verzekeraar namelijk onderdeel van hetzelfde concern en was er sprake van netto verstrekking.
Consument mag door de overname van Fortis Bank door een andere partij niet in een nadeligere positie komen te verkeren;
– De verzekering is verpand en Consument kan zonder toestemming van de Bank niet beschikken over de waarde daarvan;
– Een medewerker van de Bank heeft telefonisch medegedeeld dat, indien de verzekering een gegarandeerd eindkapitaal zou hebben gehad, de Bank de waarde ervan wel zou hebben meegenomen in de bepaling van de risicocategorie van de geldlening. Het enkele feit dat Consument een beleggingsverzekering heeft, betekent niet dat de Bank de aanzienlijke waarde ervan dan in het geheel niet mee hoeft te nemen.

Verweer van de Bank
3.3 De Bank heeft de stellingen van Consument gemotiveerd weersproken. Voor zover nodig zal de Commissie bij de beoordeling daarop ingaan.

4. Beoordeling

4.1 De Commissie overweegt allereerst dat in de offerte van geldlening, de akte van geldlening, noch de Voorwaarden is opgenomen dat de Bank de waarde van de verpande verzekering zal laten meewegen bij het bepalen van de risicocategorie van de geldlening en dat de waarde van die verzekering dus mede bepalend is voor het door Consument te betalen rentepercentage.

4.2 Consument kan de Bank, op basis van enkel de contractuele bepalingen, derhalve niet dwingen om de waarde van de verzekering mee te nemen bij de bepaling van de risicocategorie. Er is ook voor het overige geen rechtsregel die de Bank daartoe verplicht. In beginsel staat het de Bank namelijk vrij om een eigen beleid te voeren inzake de indeling in risicoklassen, behoudens de grenzen die de wet daaraan verbindt.
Een dergelijk beleid, dat zich binnen de grenzen van de wettelijke en de contractuele bepalingen begeeft, kan slechts dan geen stand houden indien dit naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn in de zin van artikel 6:248 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek.

4.3 De stelling van Consument dat hem telefonisch door een medewerker van de Bank is medegedeeld dat de waarde van een spaarverzekering (met gegarandeerd eindkapitaal) meegenomen wordt bij de bepaling van de risicocategorie, kan niet tot een ander oordeel leiden. Ten eerste betwist de Bank dat dit onderdeel is van haar beleid en ten tweede kent de verzekering van Consument geen gegarandeerd eindkapitaal.

4.4 Hoewel de Commissie met Consument van oordeel is dat de verzekering vanwege het pandrecht een zekere dekkingswaarde heeft en hoewel de Bank de bij haar aangehouden en aan haar verpande spaarsaldi wel mee laat wegen bij de indeling in een risicocategorie, overweegt de Commissie tegelijkertijd dat de verzekering kan fluctueren in waarde en al sinds aanvang van de geldlening bij een andere rechtspersoon dan de Bank is ondergebracht. De Bank heeft geen invloed op de waarde-ontwikkeling en heeft geen verrekeningsrecht.

Dat de Bank derhalve de waarde van de verzekering niet meeneemt bij de indeling in een risicocategorie, acht de Commissie dan ook niet onbegrijpelijk of onaanvaardbaar zoals bedoeld in overweging 4.2 hierboven.

4.5 Consument stelt, zo begrijpt de Commissie, dat het beleid van Fortis Bank anders was en dat laatstgenoemde de waarde van een verpande verzekering wel liet meewegen bij de bepaling van de risicocategorie. Dit is echter onvoldoende vast komen te staan. Op basis van hetgeen Consument stelt en onderbouwt kan de Commissie alleen vaststellen dat Fortis Bank bij aanvang van de geldlening enerzijds de eis stelde dat de door Consument te verstrekken zekerheden in ieder geval dezelfde waarde zouden hebben als de hoofdsom van de geldlening en anderzijds eiste dat de te verpanden verzekering afgesloten zou worden bij een aanbieder die zich binnen hetzelfde concern bevond. Deze omstandigheden maken echter niet dat Fortis Bank daarmee eveneens een verplichting op zich heeft genomen om de rente tussentijds aan te passen bij een bepaalde waardeontwikkeling van de verzekering. De Commissie volgt Consument dan ook niet in zijn stellingen dat de Bank nu een ander beleid voert dan haar rechtsvoorganger en dat Consument thans in een slechtere positie is komen te verkeren.

4.6 De Commissie komt op grond van het voorgaande tot het oordeel dat de Bank niet gehouden is om de waarde van de verzekering mee te nemen bij de bepaling van de risicocategorie van de geldlening. De vordering wordt om die reden afgewezen.

5. Beslissing

De Commissie wijst de vordering af.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van bindende beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor www.kifid.nl/consumenten/hoe-wordt-uw-klacht-behandeld.

U kunt, binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak, bij de Voorzitter van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening schriftelijk een verzoek indienen tot herstel van kennelijke vergissingen in de uitspraak. U moet daarbij met name denken aan correctie van reken- of schrijffouten en verbetering van namen en data. De volledige procedure met de termijnen die daarbij in acht moeten worden genomen staat beschreven in artikel 46 van het Reglement.

Bekijk de volledige uitspraak