Mijn Kifid

Uitspraak 2017-115 (Bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2017-115
(mr. B.F. Keulen, voorzitter en mr. S.W.A. Kelterman, secretaris)

Klacht ontvangen op : 19 oktober 2015
Ingediend door : Consument
Tegen : VvAA schadeverzekeringen N.V., gevestigd te Utrecht, verder te noemen
Verzekeraar
Datum uitspraak : 13 februari 2017
Aard uitspraak : Bindend advies

Samenvatting

Consument heeft een klacht ingediend over de wijze waarop hem rechtsbijstand is verleend in een arbeidsconflict, met name het nalaten van de behandelaar om een bepaling in de vaststellingsovereenkomst op te laten nemen dat de ontslagvergoeding in 2015 zou worden betaald en Consument te informeren over de inhouding op de werkloosheidsuitkering in verband met de prepensioenuitkering, waarmee de behandelaar ook geen rekening heeft gehouden bij de advisering over de vaststellingsovereenkomst.
Voorop staat dat het op de weg van Consument ligt om te stellen, en bij gemotiveerde betwisting ook om te bewijzen, dat de rechtsbijstanduitvoerder is tekortgeschoten en – indien dat het geval is – dat hij daardoor schade heeft geleden. Het is ook aan Consument om die schade met voldoende concrete gegevens te onderbouwen.
Consument heeft in de klachtuiting en in de overige gevoerde correspondentie
onvoldoende onderbouwd dat hij de rechtsbijstandstichting heeft geïnformeerd over de prepensioenuitkering en over zijn wens om de ontslagvergoeding in 2015 te ontvangen. Hij heeft evenmin aangetoond dat wanneer dit wel was gebeurd een gunstiger financieel resultaat in de overeenkomst met de werkgever in de vorm van een hogere ontslagvergoeding was bereikt. Het had op zijn weg gelegen om de behandelaar er over te informeren dat hij naast het loon van de werkgever en inkomen uit zijn eigen bedrijf ook nog een prepensioen ontving. Het door Consument gestelde fiscale nadeel is door de rechtsbijstandstichting gemotiveerd betwist en vervolgens door Consument onvoldoende onderbouwd. De vordering van Consument wordt afgewezen.

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:
• Het door Consument (digitaal) ingediende klachtformulier;
• Het verweerschrift van de rechtsbijstandstichting, gemachtigde van Verzekeraar, d.d.
8 december 2015;
• De repliek van Consument d.d. 16 december 2015;
• De dupliek van de rechtsbijstandstichting d.d. 29 december 2015;
• De reactie daarop van Consument d.d. 14 januari 2016;
• Het antwoord van de rechtsbijstandstichting d.d. 31 maart 2016 op een verzoek om aanvullende informatie en stukken, waaronder aantekeningen van telefoongesprekken, te verstrekken;
• De reactie daarop van Consument d.d. 19 april 2016;
• De verklaring van Consument met diens keuze voor bindend advies d.d. 25 juli 2016.

De Commissie stelt vast dat partijen hebben gekozen voor bindend advies.
Partijen zijn opgeroepen voor een hoorzitting op 28 november 2016 en zijn aldaar verschenen.

2. Feiten

Bij de beoordeling van de klacht gaat de Commissie uit van de volgende feiten.
2.1. Consument heeft op 18 september 2014 een beroep gedaan op zijn rechtsbijstand-verzekering in verband met een juridisch conflict met zijn werkgever, die kort daarvoor te kennen had gegeven het arbeidscontract met Consument te willen beëindigen. Consument vroeg rechtsbijstand met het doel een zo gunstig mogelijke regeling te treffen.

2.2. In een brief van 23 september 2014 heeft de rechtsbijstandstichting, aan wie de uitvoering van de verzekerde rechtsbijstand op grond van wettelijke bepalingen was overgedragen, de beoogde aanpak van het verzoek geschetst en tevens de criteria aangegeven waaraan een vaststellingsovereenkomst met de werkgever zou moeten voldoen om aanspraak op een werkloosheidsuitkering veilig te stellen. In die brief is Consument tevens gevraagd de behandelaar op de hoogte te houden van alle informatie die relevant is voor de kwestie.

2.3. Op 30 september 2014 is een vaststellingsovereenkomst door Consument en zijn werkgever ondertekend, waarin is vastgelegd dat de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden per 1 januari 2015 zal eindigen en dat de werkgever uiterlijk 15 januari 2015 een beëindigingsvergoeding van €15.000,00 aan Consument zal betalen.

2.4. Consument heeft op 10 februari 2015 een klacht ingediend over de wijze waarop hem rechtsbijstand is verleend, met name het nalaten van de behandelaar om een bepaling in de vaststellingsovereenkomst op te laten nemen dat de ontslagvergoeding in 2015 zou worden betaald en Consument te informeren over de inhouding op de werkloosheidsuitkering in verband met de prepensioenuitkering, waarmee de behandelaar ook geen rekening heeft gehouden bij de advisering over de vaststellings-overeenkomst. De rechtsbijstandstichting heeft de klacht op 17 februari 2015 afgewezen. Met de definitieve aanslag inkomstenbelasting en eventueel gebruik maken van de mogelijkheid van middeling van het inkomen over drie jaren zou het nadelige effect van betaling van de ontslagvergoeding in het jaar 2014 kunnen worden weggenomen. Met betrekking tot de prepensioenuitkering stelt de stichting zich op het standpunt dat de behandelaar niet had kunnen of behoren te weten dat Consument naast zijn inkomen uit arbeid ook een prepensioenuitkering ontving.

2.5. In de interne klachtprocedure heeft de rechtsbijstandstichting haar standpunt onverkort gehandhaafd. Ook de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar van de rechtsbijstandstichting heeft de aansprakelijkheid van de stichting afgewezen en de door Consument gestelde schade betwist.

3. Vordering, grondslagen en verweer

Vordering Consument
3.1. Consument vordert vergoeding van de door hem geleden schade, een bedrag van totaal €15.800,00. Dit bedrag is als volgt berekend:
Vergoeding volgens de kantonrechtersformule €37.755,00
-/- periode van vrijstelling van arbeid 7.500,00
Ontslagvergoeding €30.255,00
Ontvangen vergoeding 15.000,00
Verschil €15.255,00
Extra inkomstenbelasting i.v.m. uitkering in 2014 545,00
Totaal €15.800,00

Grondslagen
3.2. Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslagen.
De rechtsbijstandstichting is toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomst van rechtsbijstandverzekering en Verzekeraar is aansprakelijk voor de gevolgen daarvan. Consument voert hiertoe de volgende argumenten aan.
• De uitkering van het prepensioen wordt volledig in mindering gebracht op de werkloosheidsuitkering. De behandelaar van de rechtsbijstandstichting heeft verzuimd om Consument hierop te wijzen. Als hij dat wel had gedaan, zou Consument niet akkoord zijn gegaan met het aangezegde ontslag en met de voorgestelde ontslag-vergoeding. Hij zou het ontslag dan hebben aangevochten. De kans dat in dat geval de ontslagvergoeding was vastgesteld met toepassing van de kantonrechtersformule was groot geweest omdat het bedrijf geen financiële problemen kende en het ontslag van Consument puur gericht was op winstoptimalisatie. De leeftijd van Consument
(61 jaar) had bij de behandelaar vragen moeten oproepen naar een mogelijk prepensioen, dat in de gezondheidszorg gangbaar is.
• De ontslagvergoeding is betaald in 2014, terwijl Consument bij de behandelaar van de rechtsbijstandstichting had aangegeven, dat hij om fiscale redenen betaling in 2015 wenste. De behandelaar heeft verzuimd om dat in de vaststellingsovereenkomst te regelen. Volgens haar kon worden volstaan met een uiterste betaaldatum, omdat een werkgever altijd zo laat mogelijk betaalt.

Verweer van de rechtsbijstandstichting, mede namens Verzekeraar
3.3. De rechtsbijstandstichting heeft, kort en zakelijk weergegeven, de volgende verweren gevoerd:
• Consument heeft bij de behandelend jurist geen melding gemaakt van het feit dat hij naast inkomen uit loondienstverband een prepensioenuitkering uit een ander dienstverband genoot. Het had op zijn weg gelegen om de behandelaar daarover te informeren. Consument had naast zijn loondienstverband een eigen bedrijf.
• Ook bij wetenschap over de prepensioenuitkering had de behandelaar niet kunnen bewerkstelligen dat deze uitkering niet op de werkloosheidsuitkering in mindering zou worden gebracht.
• Consument heeft bij de behandelaar niet aangedrongen op betaling van de ontslag-vergoeding in 2015. Dat is in de telefoongesprekken niet ter sprake geweest. Als hij daar wel om had gevraagd, was het voor de behandelaar een kleine moeite geweest om het betalingstijdstip in de onderhandelingen met de werkgever mee te nemen. In de vaststellingsovereenkomst is opgenomen dat de uitkering uiterlijk op 15 januari 2015 zou plaatsvinden en die overeenkomst is door Consument geaccordeerd. De gestelde schade is door Consument niet onderbouwd.

4. Beoordeling

4.1. De klacht van Consument betreft de vraag of de rechtsbijstandstichting bij de behandeling van het verzoek om rechtsbijstand van Consument in het conflict met zijn werkgever tekort is geschoten in de uitvoering van de verzekeringsovereenkomst en zo ja, of daaruit schade voor Consument is voortgevloeid. Voorop staat dat het op de weg van Consument ligt om te stellen, en bij gemotiveerde betwisting ook om te bewijzen, dat de rechtsbijstanduitvoerder is tekortgeschoten en – indien dat het geval is – dat hij daardoor schade heeft geleden. Het is ook aan Consument om die schade met voldoende concrete gegevens te onderbouwen.

4.2. Consument heeft in de klachtuiting en in de overige gevoerde correspondentie
onvoldoende onderbouwd dat hij de rechtsbijstandstichting heeft geïnformeerd over de prepensioenuitkering en over zijn wens om de ontslagvergoeding in 2015 te ontvangen. Hij heeft evenmin aangetoond dat wanneer dit wel was gebeurd een gunstiger financieel resultaat in de overeenkomst met de werkgever in de vorm van een hogere ontslagvergoeding was bereikt. Het had op zijn weg gelegen om de behandelaar van de stichting er over te informeren dat hij naast het loon van de werkgever en inkomen uit zijn eigen bedrijf ook nog een prepensioen ontving.

4.3. Niet kan worden vastgesteld dat de rechtsbijstanduitvoerder tekort is geschoten in
de uitvoering van de verzekerde rechtsbijstand door bij Consument niet te informeren naar eventuele andere inkomsten, in het bijzonder prepensioen, en over de mogelijk nadelige fiscale gevolgen van de betaling van de ontslagvergoeding in 2014. Er was voor de rechtsbijstandstichting onvoldoende aanleiding daar wel naar te informeren. Als Consument betaling van deze vergoeding in 2015 wenste, had hij de concept-vaststellingsovereenkomst zonder dit beding niet moeten ondertekenen, maar had hij de behandelaar moeten vragen te bewerkstelligen dat de vaststellings-overeenkomst op dit punt zou worden aangevuld.
Het door Consument gestelde fiscale nadeel is door de rechtsbijstandstichting gemotiveerd betwist en vervolgens door Consument onvoldoende onderbouwd.

4.4. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, wordt de vordering van Consument
afgewezen. Verzekeraar noch de rechtsbijstandstichting treft een verwijt en ook overigens is de Commissie niet gebleken van een grond voor vernietiging van de vaststellingsovereenkomst tussen Consument en zijn voormalige werkgever.

4.5. Al hetgeen Consument verder nog aan zijn vordering ten grondslag heeft gelegd, kan
niet tot een andere beslissing leiden en zal onbesproken blijven.

5. Beslissing

De Commissie wijst de vordering af.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van bindende beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor www.kifid.nl/consumenten/hoe-wordt-uw-klacht-behandeld.

U kunt, binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak, bij de Voorzitter van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening schriftelijk een verzoek indienen tot herstel van kennelijke vergissingen in de uitspraak. U moet daarbij met name denken aan correctie van reken- of schrijffouten en verbetering van namen en data. De volledige procedure met de termijnen die daarbij in acht moeten worden genomen staat beschreven in artikel 46 van het Reglement.

Bekijk de volledige uitspraak