Mijn Kifid

Uitspraak 2017-166 (Bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2017-166
(prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. S.W.A. Kelterman, secretaris)

Klacht ontvangen op : 30 mei 2016
Ingediend door : Consument
Tegen : Nationale-Nederlanden Schadeverzekering Maatschappij N.V., gevestigd te ‘s-Gravenhage,
verder te noemen Verzekeraar
Datum uitspraak : 8 maart 2017
Aard uitspraak : bindend advies

Samenvatting

Rechtsbijstandverzekering – verzekeringsdekking – onroerende zaak – advocaatkosten.
De moeder van Consument is overleden. De VVE van het appartementencomplex waar zij woonachtig was geweest vordert van de erven betaling van achterstallige VVE-bijdrage. Volgens de verzekeringsvoorwaarden zijn conflicten over een erfenis verzekerd, maar verzekerde kan geen beroep doen op de verzekering als de gebeurtenis, het conflict of de juridische belangen verband houden met of voortvloeien uit de eigen woning of andere onroerende zaak. Consument heeft door het overlijden als mede-erfgenaam in de nalatenschap belang gekregen bij de vordering van de VVE. De Commissie is dan ook van oordeel dat het juridisch conflict met de VVE is aan te merken als een conflict over een erfenis. De omstandigheid dat het conflict geen betrekking heeft op de verdeling van de nalatenschap zelf doet daar niet aan af, omdat deze beperking niet in de voorwaarden is opgenomen. Het juridisch conflict betreft de bijdrage aan de VVE en houdt daarmee verband met de eigendom van een onroerende zaak, niet zijnde de eigen woning van de verzekerde.De Commissie is van oordeel dat de relevante polisbepalingen, waaronder artikel 22, niet voor meer dan één uitleg vatbaar zijn. Daarin valt niet te lezen dat de dekkingsuitsluiting naast de eigen woning van de verzekerde alleen betrekking heeft op andere onroerende zaken die eigendom zijn van de verzekerde. Uit bovenstaande volgt dat de Commissie de bepalingen van de voorwaarden voor wat betreft de dekking voor juridische conflicten die verband houden met of voortvloeien uit een onroerende zaak duidelijk acht, zodat zij aan een uitleg ten gunste van Consument, conform de contra proferentem-regel die is geformuleerd in art. 6:238 lid 2 Burgerlijk Wetboek, niet toekomt. Dan zou het beding in kwestie onduidelijk moeten zijn, waarvoor nodig is dat twee of meer redelijke lezingen van het beding in kwestie mogelijk zijn.
De Commissie is van oordeel dat Verzekeraar zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het conflict van Consument met de VVE van dekking op de rechtsbijstandverzekering is uitgesloten.

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:
• Het klachtformulier met toelichting van de gemachtigde van Consument;
• Het verweerschrift van de rechtsbijstandstichting d.d. 5 september 2016;
• De repliek van de gemachtigde van Consument d.d. 21 september 2016;
• De dupliek van de rechtsbijstandstichting d.d. 5 oktober 2016;
• De reactie daarop van de gemachtigde van Consument d.d. 25 oktober 2016.

De Commissie stelt vast dat partijen hebben gekozen voor bindend advies.
Partijen zijn opgeroepen voor een hoorzitting op 18 januari 2017 en zijn aldaar verschenen.

2. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten.
2.1 Consument heeft in juni 2009 bij een rechtsvoorganger van Verzekeraar een rechtsbijstandverzekering met dekking voor de modules Consument, Wonen, Verkeer en Werk & Inkomen gesloten.

2.2 De moeder van Consument is op 3 november 2011 overleden. Consument en de overige twee erfgenamen hebben de nalatenschap aanvaard onder het voorrecht van boedelbeschrijving. De Vereniging van Eigenaars van het appartementencomplex waarin de moeder van Consument woonachtig was geweest heeft jegens de gezamenlijke erfgenamen in de nalatenschap een vordering ingesteld ter zake van de door de erflater verschuldigde en niet betaalde bijdragen. Deze vordering is bij vonnis van de kantonrechter Rotterdam d.d. 16 mei 2014 toegewezen.

2.3 Consument heeft de zaak op 9 juli 2014 voorgelegd aan de voor de uitvoering van de verzekerde rechtsbijstand in de verzekeringsvoorwaarden aangewezen rechtsbijstandstichting met de vraag of de kosten van de notaris met wie hij de kwestie wilde gaan bespreken vergoed zouden worden. De rechtsbijstandstichting heeft het verzoek om rechtsbijstand op 17 juli 2014 afgewezen en de afwijzing toegelicht in een brief aan Consument d.d. 18 juli 2014 onder verwijzing naar enkele bepalingen in de van toepassing zijnde verzekeringsvoorwaarden. De toelichting is herhaald in brieven
d.d. 17 december 2014 en 29 januari 2015, nadat Consument een nieuw verzoek om rechtsbijstand had ingediend met het doel de notaris te dwingen tot afgifte van een boedelbeschrijving. De correspondentie die de gemachtigde van Consument daarna nog met de rechtsbijstandstichting heeft gevoerd, heeft niet geleid tot wijziging van het ingenomen standpunt in voor Consument positieve zin.

2.4 In de voorwaarden RECHTSBIJSTANDVERZEKERING VOOR PARTICULIEREN DEKKING CONSUMENT PP 1201-01 is, voor zover van belang, het volgende bepaald:
21. Welke zaken vallen onder de dekking Consument?
Binnen de dekking Consument bent u verzekerd voor rechtsbijstandvragen die vallen onder de volgende categorieën:
[…]
21.6 Conflicten over een erfenis
Heeft u een conflict over een erfenis en is degene die de erfenis nalaat overleden tijdens de looptijd van deze verzekering? Dan verleent SRK u rechtsbijstand.
Dat doen we alleen voor zaken in Nederland, volgens het Nederlandse recht.

22. Wanneer kan ik geen beroep doen op de dekking Consument?
U kunt geen beroep doen op deze dekking als de gebeurtenis, het conflict of de juridische belangen verband houden met of voortvloeien uit:
– uw eigen woning of andere onroerende zaak. Bent u verzekerd voor de dekking Wonen, dan kunt u mogelijk wel een beroep doen op die dekking. In de voorwaarden daarbij leest u wat hier precies onder valt.

In artikel 24 (‘Welke zaken vallen onder de dekking Wonen?’) van de voorwaarden RECHTSBIJSTANDVERZEKERING VOOR PARTICULIEREN DEKKING WONEN PP 1202-01 staat vermeld dat deze module verzekeringsdekking biedt voor rechtsbijstandvragen die te maken hebben met de eigen woning van verzekerde.

3. Vordering, klacht en verweer
Vordering Consument
3.1 Consument vordert vergoeding van de kosten die hij heeft moeten maken door de weigering van de rechtsbijstandstichting om hem rechtsbijstand te verlenen in de diverse procedures alsmede vergoeding van de kosten van rechtsbijstand in de procedure bij Kifid. De klacht blijft beperkt tot het geschil met de VVE over de achterstallige VVE-bijdragen.

Grondslagen en argumenten daarvoor
3.2 Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslag.
Verzekeraar is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verbintenis uit de overeenkomst van rechtsbijstandverzekering door geen dekking te verlenen voor het verzoek van Consument om rechtsbijstand in de juridische conflicten die verband houden met respectievelijk zijn voortgevloeid uit de nalatenschap van zijn moeder.
Consument voert hiertoe de volgende argumenten aan.
• Op grond van artikel 21 van de verzekeringsvoorwaarden zijn alle geschillen die verband houden met een erfenis gedekt, nu deze polisbepaling geen uitzonderingen kent;
• De uitzonderingen van artikel 22 en 24 zien niet op de situatie van Consument, nu het hier niet gaat om zijn eigen woning, dan wel om een andere onroerende zaak die hij in eigendom heeft;
• Voor het geval deze artikelen wel van toepassing zijn, is de betekenis daarvan onduidelijk. Consument heeft begrepen en ook mogen begrijpen dat de dekking van artikel 21.6 ook ziet op de onroerende zaken die in de boedel vallen;
• De artikelen 22 en 24 bevatten oneerlijke bedingen in de zin van artikel 6:233 BW, zodat zij voor vernietiging in aanmerking komen. Buitengerechtelijke vernietiging heeft plaatsgevonden bij brief d.d. 3 augustus 2015.

Verweer Verzekeraar
3.3 De rechtsbijstandstichting heeft, mede namens Verzekeraar, kort en zakelijk weergegeven, de volgende verweren gevoerd:
• De uitsluitingen van artikel 22 gelden voor de gehele rubriek Consument, waarin de erfrechtdekking is opgenomen.
• De uitsluiting van artikel 22 is niet beperkt tot onroerende zaken die eigendom zijn van de verzekerde.
• De artikelen 22 en 24 zijn volstrekt duidelijk zodat deze geen nadere uitleg behoeven. Uit beide bepalingen in samenhang gelezen kan verzekerde voor geschillen waarin een onroerende zaak betrokken is alleen gebruik maken van zijn rechtsbijstandpolis als het gaat om een onroerende zaak die voor eigen gebruik is bestemd.

• Uitgangspunt is dat het de verzekeraar vrij staat met de dekkingsomschrijving de grenzen te omschrijven waarbinnen hij bereid is dekking te verlenen en daarmee het risico dat hij wil lopen (zie HR 9 juni 2006, NJ 2006, 326). Nu deze artikelen de omvang van de dekking bepalen vormen zij dan ook een kernbeding in de zin van artikel 6:231 BW. De regeling van artikel 6:233 sub a en/of 6:237 sub b BW is derhalve niet van toepassing.
• In geval van dekking zouden op grond van de groepsactiebepaling niet alle kosten voor vergoeding in aanmerking komen. Er zijn in de gevoerde procedure meerdere belanghebbenden met een gelijk belang betrokken.

4. Beoordeling

4.1 Volgens de klachtbrief staat in deze klachtprocedure uitsluitend ter discussie de procedure betreffende achterstallige VVE-betalingen met betrekking tot de woning van de moeder van Consument en de daaruit voortvloeiende vragen die Consument aan de rechtsbijstandstichting heeft gesteld over de hypotheek die op haar naam stond. De klacht zal primair beoordeeld moeten worden op basis van de van toepassing zijnde verzekeringsvoorwaarden van de rechtsbijstandverzekering van Consument.

4.2 De klacht van Consument betreft de vraag of Verzekeraar tekort is geschoten in de uitvoering van de verzekeringsovereenkomst, met name ten aanzien van het beroep op de dekkingsuitsluiting van artikel 22. Het gaat hier om uitleg van de verzekerings-voorwaarden.

4.3 Voorop staat dat voor de uitleg van voorwaarden, waaronder verzekerings-voorwaarden, bepalend is hetgeen partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Hierbij komt het in de eerste plaats aan op de bedoeling van partijen. In dit geval kan worden vastgesteld dat de contractpartijen van deze verzekeringsovereenkomst bij de totstandkoming ervan hun bedoeling over de inhoud en strekking van de genoemde polisbepalingen niet expliciet kenbaar hebben gemaakt.
Bij de uitleg van een contractsbepaling dient mede rekening te worden gehouden met de bijzondere omstandigheden van het geval. De uiteindelijke uitkomst van het uitlegproces is dan een optelsom en een afweging van de van toepassing zijnde bijzondere omstandigheden. Een bijzondere omstandigheid in dezen is het feit dat de uit te leggen bepaling is opgenomen in verzekeringsvoorwaarden waarover niet is onderhandeld. Deze omstandigheid brengt mee dat de toepasselijke verzekerings-voorwaarden in beginsel objectief dienen te worden uitgelegd. Vergelijk r.o. 4.4 van het vonnis van de Rechtbank Arnhem d.d. 9 maart 2011, ECLI:NL:RBARN:2011:BP8420.
4.4 Volgens artikel 21.6 biedt de verzekering dekking als verzekerde een conflict heeft over een erfenis en degene die de erfenis nalaat is overleden tijdens de looptijd van de verzekering. Aan die laatste voorwaarde is in ieder geval voldaan. De verzekering loopt vanaf juni 2009 en de moeder van Consument is overleden op 3 november 2011.

4.5 In de verzekeringsvoorwaarden is niet nader omschreven wat moet worden verstaan onder een conflict over een erfenis. Niet geheel duidelijk is in welke periode de betalingsachterstand met betrekking tot de VVE-bijdragen is ontstaan, maar uit het vonnis van de kantonrechter te Rotterdam d.d. 16 mei 2014 kan worden afgeleid dat de schulden deel uitmaken van de nalatenschap, dus vóór het overlijden zijn ontstaan.
Consument heeft door het overlijden als mede-erfgenaam in de nalatenschap belang gekregen bij de vordering van de VVE. De Commissie is dan ook van oordeel dat het juridisch conflict met de VVE, waarvoor Consument een beroep op zijn rechtsbijstandverzekering heeft gedaan, is aan te merken als een conflict over een erfenis. De omstandigheid dat het conflict geen betrekking heeft op de verdeling van de nalatenschap zelf doet daar niet aan af, omdat deze beperking niet in de voorwaarden is opgenomen.

4.6 In artikel 22 van de voorwaarden is vermeld dat verzekerde geen beroep kan doen op de dekking Consument als de gebeurtenis, het conflict of de juridische belangen verband houden met of voortvloeien uit ‘uw eigen woning of andere onroerende zaak’.
Het juridisch conflict betreft de bijdrage aan de VVE en houdt daarmee verband met de eigendom van een onroerende zaak, niet zijnde de eigen woning van de verzekerde.

4.7 De Commissie is van oordeel dat de hiervoor geciteerde polisbepalingen, waaronder artikel 22, niet voor meer dan één uitleg vatbaar zijn. Daarin valt niet te lezen dat de dekkingsuitsluiting naast de eigen woning van de verzekerde alleen betrekking heeft op andere onroerende zaken die eigendom zijn van de verzekerde.

4.8 Uit bovenstaande volgt dat de Commissie de bepalingen van de voorwaarden voor wat betreft de dekking voor juridische conflicten die verband houden met of voortvloeien uit een onroerende zaak duidelijk acht, zodat zij aan een uitleg ten gunste van Consument, conform de contra proferentem-regel die is geformuleerd in art. 6:238 lid 2 Burgerlijk Wetboek, niet toekomt. Dan zou het beding in kwestie onduidelijk moeten zijn, waarvoor nodig is dat twee of meer redelijke lezingen van het beding in kwestie mogelijk zijn.

4.9 De Commissie is van oordeel dat Verzekeraar zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het conflict van Consument met de VVE van dekking op de rechtsbijstand-verzekering van Consument is uitgesloten.

4.10 Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, wordt de vordering van Consument afgewezen. Al hetgeen partijen verder nog hebben gesteld, kan niet tot een andere beslissing leiden en zal derhalve onbesproken blijven.

5. Beslissing

De Commissie wijst de vordering af.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van bindende beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor www.kifid.nl/consumenten/hoe-wordt-uw-klacht-behandeld.

U kunt, binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak, bij de Voorzitter van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening schriftelijk een verzoek indienen tot herstel van kennelijke vergissingen in de uitspraak. U moet daarbij met name denken aan correctie van reken- of schrijffouten en verbetering van namen en data. De volledige procedure met de termijnen die daarbij in acht moeten worden genomen staat beschreven in artikel 46 van het Reglement.

Bekijk de volledige uitspraak