Mijn Kifid

Uitspraak 2017-199

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2017-199
(mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter, mr. A.M.T. Wigger en mr. A.W.H. Vink, leden en mr. M.B. Beunders, secretaris)

Klacht ontvangen op : 12 november 2014
Ingediend door : Consument
Tegen : Bob Oudshoorn Hypotheken B.V., gevestigd te Leiden, verder te noemen Aangeslotene
Datum uitspraak : 22 maart 2017
Aard uitspraak : Niet-bindend

Samenvatting

Consument heeft samen met haar partner via een tussenpersoon bij verzekeraar een levensverzekering ter zake een hypothecaire geldlening afgesloten. In 2014 is de partner van Consument overleden. Consument stelt Aangeslotene verantwoordelijk voor het feit dat de tussenpersoon de zorgplicht heeft geschonden door haar in de precontractuele fase niet volledig en voldoende duidelijk te informeren en adviseren ter zake de nadelige gevolgen van de levensverzekering in de situatie dat de partner van Consument zou komen te overlijden. De Commissie oordeelt dat Aangeslotene niet kan worden beschouwd als rechtsopvolger van tussenpersoon. Met in achtneming van de koopovereenkomst komt de Commissie tot oordeel dat geen sprake is van rechtsopvolging voor de verplichtingen. Consument is niet-ontvankelijk in haar klacht jegens Aangeslotene.

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

• het door Consument ingediende klachtformulier;
• de klachtbrief van Consument;
• het verweerschrift van Aangeslotene;
• de repliek van Consument;
• de dupliek van Aangeslotene;
• aanvullende informatie van Aangeslotene ter zitting;
• de verklaring van Consument met haar keuze voor niet-bindend advies.

De Commissie stelt vast dat Consument heeft gekozen voor een niet-bindend advies. De uitspraak is daardoor niet-bindend.

Partijen zijn opgeroepen voor een hoorzitting op 1 december 2016 en zijn aldaar verschenen.

2. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten.

2.1 In het najaar van 2000 wenden Consument en haar partner zich voor advies ter zake een hypothecaire geldlening tot Rijnland Hypotheken en Verzekeringen B.V. (hierna: ook Rijnland). Naar aanleiding daarvan stuurt de Intermediairdesk van de Bank op
19 oktober 2000 aan Consument en haar partner een hypotheekofferte (hierna: de offerte). De offerte betreft het sluiten van een hypothecaire geldlening bij de Bank ter grootte van € 95.294,00 (NLG 210.0000,00) en ter aflossing daarvan het sluiten van een beleggingsverzekering met de naam ‘Meegroeiverzekering’ (hierna ook: de Verzekering) bij ABN AMRO Levensverzekering N.V. (hierna: de Verzekeraar) In de offerte staat voor zover relevant het volgende opgenomen:

‘(…) Onder verwijzing naar het gesprek met Rijnland Makelaarskantoor over uw hypothecaire financiering hebben wij het genoegen u het volgende aan te bieden:
(…)
Geldlening(en)
Leningdeel 1 Leningbedrag : NLG 210.000,00
Rentepercentage : 6,50% per jaar (effectief 6,8% per jaar)
Rentevasteperiode : 10 jaar vast
Looptijd : 360 maanden
Aflossingswijze: meegroeihypotheek : NLG 1.137,50 rente per maand

Aflossing (meegroeiverzekering)
Met de meegroeiverzekering bouwt u vermogen op waarmee u de hypotheek geheel of gedeeltelijk kunt aflossen.
(…)
Meegroeiverzekering

Bij ABN AMRO Levensverzekering N.V., verzekeringnemers zijn :
De heer [X] en Mevrouw [Z].
Eerste verzekerde is de heer [X], geboren [dd/mm] 1961.
De verzekering keert alleen uit bij het in leven zijn van de eerste verzekerde op de einddatum van de polis.

Tweede verzekerde is mevrouw [Z], geboren [dd/mm] 1966. Bij overlijden van de tweede verzekerde vóór de einddatum wordt 110% van het belegd vermogen van de polis uitgekeerd.

De verzekering eindigt bij het eerste overlijden van één van de verzekerden.

Aantal maanden tot doelvermogen : 360 maanden
Einddatum verzekering 1e verzekerde : 1 februari 2031
Einddatum verzekering 2e verzekerde : 1 februari 2031
Duur premiebetaling : 20 jaar

Premie NLG 534,00 per maand vooraf gedurende 42 maanden, daarna NLG 53,40 per maand gedurende de volgende jaren.

Totaal doelvermogen na 360 maanden : NLG 210.000,00
Waarvan op HypotheekRenterekening : NLG 210.000,00
Rentevergoeding op HypotheekrenteRekening : gelijk aan de rente van de aan de verzekering
gekoppelde hypotheek gedurende een
eenmalige opbouw van het spaarkapitaal tot
het maximum van het leningbedrag,
thans 6,50%.
Spaardeel van de premie : 100%

Het doelvermogen is gegarandeerd. Bij wijzigingen in de hypotheekrente zal de premie worden aangepast.

De polis is verpand tot een bedrag van NLG 210.000,00.’

Bij de offerte is een bijlage productleeswijzer bij de levensverzekering opgenomen waarin staat:

‘Doel Opbouwen van een kapitaal om op de einddatum een hypothecaire
geldlening(gedeeltelijk) af te lossen.’

2.2 Consument en haar partner ondertekenen op 2 november 2000 de offerte, een kredietovereenkomst en het ‘Aanvraagformulier Meegroeiverzekering’. Het aanvraagformulier voor de ‘Meegroeiverzekering’ houdt in:
‘Eerste verzekerde (…) :de heer [X]
(…)
Soort dekking : bij overlijden van de verzekerde voor de einddatum van de
polis vindt geen uitkering plaats, de polis is hiermee beëindigd.’

Onderaan het aanvraagformulier is vermeld:
‘Alleen in te vullen door ABN AMRO Bank N.V.
Adviseur : Dhr. Intermediairdesk
(…)
Zenden aan:
ABN AMRO Levensverzekeringen N.V.’

2.3 Bij brief van 27 februari 2001 stuurt de Bank de polis aan Consument. De Bank schrijft: ‘Deze polis hebben wij opgemaakt in verband met de door u aangevraagde levensverzekering in het kader van de aan u verstrekte Meegroeihypotheek.’

2.4 De door Consument en haar echtgenote bij Verzekeraar gesloten Verzekering is
ingegaan per 1 januari 2001. De einddatum van de Verzekering is 1 januari 2031. Consument en haar partner zijn zowel verzekeringnemer als verzekerde. Bij in leven zijn van de verzekerden op de einddatum wordt de opgebouwde waarde uitgekeerd. Het gegarandeerde kapitaal bedraagt € 95.294,60 (NLG 210.000,00). De polis vermeldt verder:
‘Verzekerd bij overlijden: Bij overlijden van de heer [X], geboren op [dd/mm] 1961, voor 01-01-2031
vindt geen uitkering plaats. In verband hiermee vindt er maandelijks een bijschrijving plaats van bonus-participaties.
Na overlijden van deze verzekerde wordt de gehele verzekering beëindigd.’

Bij overlijden van Consument wordt 110% van het belegd vermogen uitgekeerd. Bij aanvang van de Verzekering wordt een bedrag van NLG 26.685,00 in een premiedepot gestort, waaruit aanvankelijk de premies worden voldaan.

2.5 Op 17 februari 2014 overlijdt de echtgenoot van Consument. Consument neemt contact op met de Bank om het overlijden te melden. Consument dient op 11 november 2014 per brief een klacht in bij de Bank over de beëindiging van de Verzekering. Op 5 juni 2015 neemt de gemachtigde van Consument contact op met Aangeslotene om de klacht kenbaar te maken.

3 Vordering, klacht en verweer

Vordering Consument
3.1 Consument vordert primair het volledig belegde vermogen van de Verzekering op het moment van overlijden van haar partner. Ter zitting is door de woordvoerder van Consument een bedrag van € 28.000,00 genoemd. Subsidiair vordert Consument een bedrag ter hoogte van de ingelegde premies van € 16.229,00.

Grondslagen en argumenten daarvoor
3.2 Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslag.
• Rechtsvoorganger van Aangeslotene heeft de zorgplicht jegens Consument niet betracht, door haar in de precontractuele fase niet volledig en voldoende duidelijk te informeren en adviseren ter zake de nadelige gevolgen van de Verzekering in de situatie dat de partner van Consument zou komen te overlijden.
• Indien Consument bij de totstandkoming van de Verzekering uitdrukkelijk door de rechtsvoorganger van Aangeslotene was gewezen op de risico’s van de Verzekering, dan had Consument de Verzekering niet afgesloten. Nu Consument het niet eens was met de inhoud van de te sluiten Verzekering bestond er geen wilsovereenstemming tussen Consument en de verzekeraar. De overeenkomst is nietig.

Verweer Aangeslotene
3.3 Aangeslotene heeft, kort en zakelijk weergegeven, de volgende verweren gevoerd:
• Primair heeft Aangeslotene aangevoerd dat zij niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor het advies van Rijnland nu deze enkel de activa aan haar heeft overgedragen in 2011. Ter onderbouwing heeft Aangeslotene ter zitting een koopovereenkomst gedateerd
22 december 2011 tussen Rijnland en Aangeslotene overgelegd.

4 Beoordeling

4.1 Alvorens tot een inhoudelijke toetsing te kunnen overgaan, dient de Commissie te beoordelen of Consument ontvankelijk is in haar klacht jegens Aangeslotene.

4.2 Op grond van de stukken in het dossier en hetgeen besproken is ter zitting stelt de Commissie vast dat de klacht van Consument zich uitsluitend richt op het gegeven advies van Rijnland bij de totstandkoming van de Verzekering.
De Commissie ziet zich bij de beoordeling van de klacht van Consument voor de vraag gesteld of Aangeslotene kan worden beschouwd als rechtsopvolger van Rijnland.

4.3 Artikel 6:159 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek luidt dat een partij bij een overeenkomst haar rechtsverhouding tot de wederpartij met medewerking van deze laatste kan overdragen aan een derde bij een tussen haar en de derde opgemaakte akte.

4.4 Ter zitting heeft Aangeslotene aan de Commissie een koopovereenkomst gedateerd
22 december 2011 tussen haar en Rijnland Hypotheken en Verzekeringen B.V. overgelegd. Uit artikelen 3.1 en 4.1 van de koopovereenkomst volgt dat Rijnland uitsluitend de activa, te weten de hypotheek- en verzekeringsportefeuille, heeft overgedragen aan Aangeslotene. Voorts volgt uit artikel 4 lid 4 van de koopovereenkomst dat potentiële vorderingen van crediteuren van de verkoper betreffende handelingen van de verkoper verricht vóór de overdrachtsdatum voor rekening van de verkoper blijven.

4.5 De Commissie komt op grond van het voorgaande tot het oordeel dat geen sprake is van rechtsopvolging voor de verplichtingen. Nu aldus Aangeslotene niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor het advies van Rijnland Hypotheken en Verzekeringen B.V. concludeert de Commissie dat Consument niet-ontvankelijk is in haar klacht jegens Aangeslotene.

5 Beslissing

De Commissie verklaart Consument niet-ontvankelijk in haar klacht.

De uitspraak heeft de vorm van een niet-bindend advies. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. U kunt de zaak nog wel aan de rechter voorleggen.

Bekijk de volledige uitspraak