Mijn Kifid

Uitspraak 2017-360 (Bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2017-360
(prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. M. Nijland, secretaris)

Klacht ontvangen op : 29 december 2016
Ingediend door : Consument
Tegen : ABN AMRO Bank N.V., gevestigd te Amsterdam, verder te noemen de Bank
Datum uitspraak : 12 juni 2017
Aard uitspraak : bindend advies

Samenvatting

Op basis van hetgeen ter zitting is besproken stelt de Commissie vast dat het geschil zich toespitst op de aan Consument in rekening gebrachte boeterente bij aflossing van de hypothecaire geldlening. De vraag die ter beoordeling ligt of de Bank zich in onderhavig geval redelijkerwijs heeft mogen beroepen op de in de algemene voorwaarden genoemde jaarstermijn. De Commissie meent dat de Bank ogv hetgeen is bepaald in art. 6:248 lid 2 zich in redelijkheid niet op deze termijn heeft mogen beroepen. Dat brengt mee dat de vergoeding voor vervroegde aflossing ten onrechte in rekening is gebracht en aan Consument terugbetaald dient te worden. De vordering wordt toegewezen.

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

• het door Consument digitaal ingediende klachtformulier met bijlagen;
• het verweerschrift van de Bank met bijlagen;
• de repliek van Consument;
• de dupliek van de Bank;
• de ter zitting door Consument overgelegde slides;
• de na zitting overgelegde machtiging namens Consument.

De Commissie stelt vast dat partijen hebben gekozen voor bindend advies.
Partijen zijn opgeroepen voor een hoorzitting op 17 mei 2017 en zijn aldaar verschenen.

2. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten.

2.1 Consument en haar echtgenoot hielden een hypothecaire geldlening bij de Bank aan.

2.2 Op 19 juni 2014 is de echtgenoot van Consument overleden.

2.3 Volgens de toepasselijke voorwaarden mocht Consument binnen een jaar na overlijden van haar echtgenoot de hypothecaire geldlening boetevrij aflossen.

2.4 Het testament van wijlen de echtgenoot van Consument gaat uit van een quasi wettelijke verdeling.

2.5 De echtgenoot van Consument was mede-eigenaar van een fysiotherapie-praktijk. De aandelen moesten worden verkocht alvorens de notaris een akte van verdeling kon opmaken.

2.6 In juni 2015 is de verkoop van de aandelen in de fysiotherapie-praktijk afgewikkeld. De dienstdoende notaris heeft Consument er toen op gewezen dat haar kinderen hoofdelijk schuldenaar waren voor de hypothecaire geldlening. Consument wenste de hypothecaire geldlening op eigen haar naam te hebben.

2.7 In juni 2015 heeft Consument een ongeval gehad en heeft zij tot en met september 2015 moeten revalideren.

2.8 In oktober 2015 heeft Consument de Bank vervolgens verzocht de hypothecaire geldlening op haar naam te zetten. De Bank diende hiervoor de erven uit de hoofdelijkheid te ontslaan. In dat kader hebben er gesprekken tussen Consument en de Bank plaatsgevonden. De financiële situatie van Consument diende op dat moment opnieuw beoordeeld te worden. Zij had naar het oordeel van de Bank niet voldoende draagkracht de lasten van de hypothecaire geldlening zelfstandig te dragen.

2.9 Aangezien Consument niet wilde dat haar kinderen hoofdelijk aansprakelijk bleven voor de hypothecaire geldlening heeft zij uiteindelijk besloten de hypothecaire geldlening volledig af te lossen. Op 9 juli 2016 heeft zij dit aan de Bank medegedeeld.

2.10 Omdat de aflossing niet binnen een jaar na overlijden heeft plaatsgevonden, heeft de Bank een vergoeding wegens vervroegde aflossing in rekening gebracht ten bedrage van
€ 4.942,62-. Consument heeft dit bedrag aan de Bank voldaan.

3. Vordering, klacht en verweer

Vordering Consument
3.1 Consument vordert dat de Bank wordt veroordeeld tot vergoeding van een bedrag van
€ 4.942,62 welke zij aan boeterente heeft voldaan.

Grondslagen en argumenten daarvoor

3.2 Aan deze vordering legt Consument – als ter zitting nader geformuleerd – ten grondslag dat het niet redelijk is dat de Bank zich op de jaartermijn beroept als het gaat om het boetevrij aflossen van de hypothecaire geldlening.

3.3 Verweer
3.4 De Bank heeft de stellingen van Consument gemotiveerd weersproken. Voor zover nodig zal de Commissie bij de beoordeling daarop ingaan.

4. Beoordeling

4.1 De vraag die ter beoordeling ligt, is of de Bank zich in onderhavig geval redelijkerwijs heeft mogen beroepen op de in de algemene voorwaarden genoemde jaartermijn waarin de geldlening na overlijden boetevrij had mogen worden afgelost.

4.2 De Commissie oordeelt als volgt. De echtgenoot van Consument is in juni 2014 overleden. Op dat moment moesten er aandelen in een praktijkvennootschap verkocht worden en moest er onderzoek worden verricht naar alle fiscaliteiten die met de afwikkeling van de nalatenschap gepaard gingen. Waarbij sprake was van een bijzonder testament en een keuze moest worden gemaakt over de woning en hypothecaire geldlening. Consument heeft vervolgens een keuze gemaakt en getracht de hypothecaire geldlening op eigen naam te verkrijgen, met dien verstande dat met de gelden die vrijkwamen de lening zou worden afgelost. Vervolgens kreeg Consument in juni 2015 een ongeluk kreeg en enige tijd moest revalideren, zijn naar het oordeel van de Commissie belangrijke omstandigheden bij de beantwoording van de vraag of de Bank zich op de r.o. 4.1 genoemde termijnoverschrijding mag beroepen. In het licht van bovengenoemde omstandigheden acht de Commissie een beroep op overschrijding van de jaartermijn naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar (art. 6:248 lid 2 BW). Toen Consument in oktober 2015 de Bank verzocht de hypothecaire geldlening op eigen naam voort te zetten en de Bank hiertoe niet bereid bleek, resteerde Consument enkel de keuze de lening volledig af te lossen.

4.3 Het in r.o. 4.2 overwogene brengt mee dat de vergoeding voor vervroegde aflossing ten onrechte in rekening is gebracht en aan Consument terugbetaald dient te worden.

5. Beslissing

De Commissie beslist dat de Bank binnen vier weken na de dag waarop een afschrift van deze beslissing aan partijen is verstuurd, aan Consument vergoedt een bedrag van
€ 4.942,62,-.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van bindende beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor www.kifid.nl/consumenten/hoe-wordt-uw-klacht-behandeld.

U kunt, binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak, bij de Voorzitter van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening schriftelijk een verzoek indienen tot herstel van kennelijke vergissingen in de uitspraak. U moet daarbij met name denken aan correctie van reken- of schrijffouten en verbetering van namen en data. De volledige procedure met de termijnen die daarbij in acht moeten worden genomen staat beschreven in artikel 46 van het Reglement.

Bekijk de volledige uitspraak