Mijn Kifid

Uitspraak 2017-425 (Bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2017-425
(mr. R.J. Paris, voorzitter, drs. A. Adriaansen en prof. mr. M.L. Hendrikse, leden en mr. D.M.A. Gerdes, secretaris)

Klacht ontvangen op : 6 oktober 2015
Ingesteld door : Consument
Tegen : ABN AMRO Bank N.V., gevestigd te Amsterdam, verder te noemen de Bank
Datum uitspraak : 3 februari 2017
Aard uitspraak : beslissing over behandelbaarheid

Samenvatting

Dienstverlening ten aanzien van familietrust. De klacht is niet-behandelbaar op grond van artikel 9.1 en 9.3 van het reglement.

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken:

• het ingevulde klachtformulier met bijlagen,
• de brief van de Bank van 1 december 2015,
• drie e-mails van Consument van 3 januari 2016,
• twee e-mails van Consument van 5 januari 2016,
• de brief van de Bank van 11 januari 2016,
• de e-mail van Consument van 24 januari 2016,
• de e-mail van Consument van 28 februari 2016,
• de e-mail van Consument van 29 februari 2016,
• de e-mail van Consument van 13 april 2016,
• de e-mail van Consument van 20 mei 2016,
• de e-mail van Consument van 13 september 2016, waarin zij bevestigt dat zij de uitspraak van de Commissie als bindend zal aanvaarden,
• de brief van Consument van 4 oktober 2016 en
• de door Consument ter zitting overgelegde productie.

Partijen zijn opgeroepen voor een hoorzitting op 18 november 2016 en zijn aldaar verschenen.
2. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten.
2.1 De vader van Consument is tientallen jaren cliënt geweest bij de afdeling private banking van de Bank. Omstreeks 1989 heeft hij de Bank om advies gevraagd over het oprichten van een familietrust. In vervolg op dit advies is deze trust opgericht door een dochtervennootschap van de Bank te Jersey, die vanaf 1989 is opgetreden als trustee.

De trust is enkele jaren na oprichting gesplitst in een aantal afzonderlijke trusts; van één van die trusts was Consument de beneficiary.

2.2 In 2005 heeft de dochtervennootschap te Jersey haar werkzaamheden als trustee gestaakt. De werkzaamheden voor de familietrust zijn vanaf 2005 uitgevoerd door [bedrijf], die inmiddels deel uitmaakt van de [X]-groep.

2.3 Op enig moment heeft de Nederlandse Belastingdienst beschikking gekregen over interne besprekingsverslagen ten aanzien van de familietrust.

2.4 Op 18 juni 2015 heeft Consument aan de Bank geschreven:

“(…) Mijn vader (…) was private client sinds tientallen jaren bij ABN en haar rechtsvoorganger. Ten behoeve van het oprichten van een familietrust (…) heeft hij advies gezocht en gevolgd van zijn vertrouwde bankrelatie ABN. Daaruit is eerst het (…) Settlement voortgekomen en vervolgens overgegaan op o.m. de (…) Trust als t.z.t. beneficiary. (…)
Inmiddels blijkt de Nederlandse Belastingdienst de beschikking te hebben over interne besprekingsbeslagen van de ABN Amro Trustee (…).
Wilt u mij
I. hieromtrent uitsluitsel geven én
2. kopie van een en ander toezenden?
Mocht U op grond van enige geheimhoudingsplicht (…) geen gevolg kunnen geven aan verzoek sub I, dan verzoek ik u mij dit, onder verwijzing naar de betrokken wettelijke regeling – te berichten.
Mijn verzoek sub 2 lijkt mij hoe dan ook toelaatbaar. (zo niet, dan zie ik ook graag de motivering daarvoor schriftelijk tegemoet)
Mochten de Nederlandse besprekingsverslagen c.s. aan de, door de ABN Amro (Trustee) uitgezochte en bepaalde, Trustee zijn overgedragen [X] dan verzoek ik U – in overeenstemming met Uw zorgplicht – een en ander bij hen na te gaan en mij te berichten. (…)”

2.5 Op 11 augustus 2015 heeft de Bank aan Consument geschreven:

“(…) U geeft (…) aan dat de Belastingdienst de beschikking heeft over gespreksverslagen betreffende een door uw vader middels tussenkomst van ABN AMRO Jersey opgericht familietrust en wilt uitsluitsel over hoe deze verslagen bij de Belastingdienst terecht zijn gekomen.
Ik heb navraag binnen de bank gedaan. Het is niet bekend hoe deze informatie bij de Belastingdienst terecht is gekomen. Ik heb geen reden om aan te nemen dat dit vanuit ABN AMRO Nederland aan de Belastingdienst is verstrekt. Simpelweg omdat ABN AMRO Nederland niet over interne gespreksverslagen van buitenlandse dochtermaatschappijen beschikt. Een dergelijk verzoek om informatie door de Belastingdienst wordt in de regel gedaan via het Nederlandse Ministerie van Financiën aan het Ministerie van Financiën van het land van vestiging van de betreffende dochtermaatschappij. (…)”
3. Vordering, klacht en verweer

3.1 Consument vordert dat de Bank wordt veroordeeld:

(a) tot het overleggen van de in overweging 2.3 en 2.4 hiervoor bedoelde besprekingsverslagen en overige vertrouwelijke stukken van de familietrust die ter beschikking van de Belastingdienst zijn gekomen; en

(b) tot het vergoeden van de schade die zij heeft geleden doordat de Belastingdienst beschikking heeft gekregen over de onder (a) genoemde stukken. Over de omvang van de schade heeft Consument in haar e-mail van 24 januari 2016 gesteld dat deze meer dan € 25.000 bedraagt; verder worden enkele schadeposten toegelicht in de brief van 4 oktober 2016.

3.2 Aan haar vordering legt Consument ten grondslag dat de Bank jegens haar toerekenbaar is tekortgeschoten doordat zij de privacy van Consument heeft geschonden ten aanzien van de bij de Belastingdienst terechtgekomen stukken. Consument voert aan dat de Bank haar dochtervennootschap in Jersey in 2005 heeft verkocht zonder enig overleg daarover te voeren met Consument in haar hoedanigheid van betrokken beneficiary. De Bank heeft, aldus Consument, nagelaten de vereiste zorg te betrachten ten aanzien van de stukken in het dossier, waaronder interne gespreksverslagen. Ook heeft de Bank geen uitsluitsel aan Consument gegeven over de vraag hoe de stukken bij de Belastingdienst zijn terechtgekomen en is zij niet bereid gebleken bij [X] navraag daarover te doen. Verder stelt Consument dat zij in verband met een mogelijk fiscaal novum beschikking dient te hebben over de genoemde stukken.

3.3 De Bank heeft de stellingen van Consument gemotiveerd weersproken. Voor zover nodig zal de Commissie bij de beoordeling daarop ingaan.
4. Beoordeling

4.1 Voordat zij toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van de vordering, zal de Commissie onderzoeken of deze klacht in aanmerking komt voor behandeling door de Commissie. Reden daarvoor is dat de Bank aanvoert dat de klacht zich richt op de dienstverlening van een niet bij Kifid aangesloten partij. Ter onderbouwing stelt de Bank dat de familietrust is opgericht door tussenkomst van een dochtervennootschap van de Bank in Jersey. Ter zitting heeft de Commissie vastgesteld, op basis van de ingediende stukken, dat de naam van de bedoelde dochtervennootschap ABN AMRO Trust Company (Jersey) Limited was.

4.2 Consument stelt dat het feit dat diensten zijn verleend door de in Jersey gevestigde dochtervennootschap niet wegneemt dat ook de Bank – dat wil zeggen de Nederlandse moedervennootschap – bij de dienstverlening betrokken is geweest. Ter onderbouwing verwijst Consument naar de bijlagen bij haar brief van 4 oktober 2016, waaruit zij afleidt dat er sprake was van verwevenheid van de Bank met haar dochtervennootschap. Consument stelt ook, onder verwijzing naar bijlage 7 bij de brief van 4 oktober 2016, dat een bespreking is gehouden in Jersey waarbij de heer [Y], werkzaam bij de Bank, aanwezig was, maar verder geen werknemers van de dochtervennootschap. Verder stelt Consument dat de Bank beschikt over stukken over de familietrust, wat zij afleidt uit de door haar (als bijlage 4b bij de e-mail d.d. 3 januari 2016) overgelegde e-mail van 20 mei 2015. Volgens Consument geven de feiten aanleiding voor toepassing van het leerstuk van ‘piercing the corporate veil’.

4.3 De Commissie overweegt als volgt. Het staat vast dat de vader van Consument omstreeks1989 de Bank om advies heeft gevraagd over het oprichten van een trust en in vervolg op dit advies een familietrust heeft laten oprichten door de genoemde dochtervennootschap in Jersey. Gelet op deze gang van zaken moet, voor zover het de oprichting en verdere dienstverlening ten aanzien van de familietrust betreft, de dochtervennootschap in Jersey worden beschouwd als de contractspartij van Consument. Door Consument zijn geen voldoende specifieke omstandigheden gesteld of stukken overgelegd waaruit volgt dat zij, voor zover het de dienstverlening ten aanzien van de familietrust betreft, ook de Bank – dat wil zeggen de Nederlandse moedervennootschap – als haar contractspartij heeft mogen beschouwen. Dit laatste volgt ook niet uit de aanwezigheid van [Y] tijdens de genoemde bespreking, nu niet is gebleken dat tijdens die bespreking aan de orde is geweest voor welke vennootschap [Y] optrad. De Commissie kan Consument evenmin volgen in haar stelling dat de Bank beschikt over stukken van de familietrust. Immers, zelfs als die stelling zou komen vast te staan, volgt daaruit nog niet dat de dienstverlening ten aanzien van de familietrust (mede) door de Bank is verricht en dat de Bank op die grond als contractspartij moet worden aangemerkt.

4.4 Gezien het voorgaande is niet gebleken dat de klacht van Consument betrekking heeft op een financiële dienst verleend door een bij Kifid aangesloten partij. Dit betekent, gelet op artikel 9.1 en 9.3 van het reglement, dat de klacht niet in behandeling kan worden genomen.
5. Beslissing

De Commissie beslist dat de klacht van Consument niet-behandelbaar is.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van bindende beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor www.kifid.nl/consumenten/hoe-wordt-uw-klacht-behandeld.

U kunt, binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak, bij de Voorzitter van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening schriftelijk een verzoek indienen tot herstel van kennelijke vergissingen in de uitspraak. U moet daarbij met name denken aan correctie van reken- of schrijffouten en verbetering van namen en data. De volledige procedure met de termijnen die daarbij in acht moeten worden genomen staat beschreven in artikel 46 van het reglement.

Bekijk de volledige uitspraak