Mijn Kifid

Uitspraak 2017-441 (Bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening, nr. 2017-441
(mr. dr. H.O. Kerkmeester, voorzitter, drs. L.B. Lauwaars RA en J.C. Buiter, leden
en mr. T.R.G. Leyh, secretaris)

Klacht ontvangen op : 11 augustus 2016
Ingediend door : Consument
Tegen : Hanzevast Capital N.V., gevestigd te Groningen,
verder te noemen Hanzevast
Datum uitspraak : 10 juli 2017
Aard uitspraak : Bindend advies

Samenvatting

Investering in een mezzanine lening, uitgegeven door een aan een vlootfonds (Hanzevast) gelieerde stichting, bedoeld voor professionele investeerders. De belegger in kwestie kwalificeerde destijds op grond van de Wft ook als professionele belegger (vanwege de hoogte van de investering) maar is daar niet door Hanzevast van in kennis gesteld, waardoor hij toch als niet-professionele belegger te gelden heeft. Daarom gold een zwaardere zorgplicht (met name in de informatieverstrekking) waaraan Hanzevast niet heeft voldaan. Deze zorgplichtschending heeft tot schade geleid bij Consument. Er is evenwel aanleiding de helft ervan voor zijn rekening te laten vanwege eigen schuld.

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

• het door Consument (digitaal) ingediende klachtformulier met bijlagen;
• het e-mailbericht van Consument met bijlagen;
• de door Hanzevast overgelegde bescheiden;
• het verweerschrift van Hanzevast;
• de repliek van Consument;
• de dupliek van Hanzevast;
• de aanvullende reactie van Hanzevast;
• de aanvullende reactie van Consument;
• de pleitnotities van Hanzevast.

De Commissie stelt vast dat partijen hebben gekozen voor bindend advies.

Partijen zijn opgeroepen voor een hoorzitting op 17 mei 2017 en zijn aldaar verschenen.

2. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten.
2.1 Consument heeft in oktober 2009 vanuit zijn Beheer B.V. een investering gedaan van USD 200.000 in een mezzanine lening voor Vlootfonds Hanzevast 3 – ms Hanze Goslar (hierna: het Vlootfonds).
2.2 Het prospectus van het Vlootfonds van september 2009 vermeldt op pagina 16 over de risicofactoren:
Bij tegenvallende resultaten moet eerst aan de lopende verplichtingen worden voldaan voordat de uitkeringen aan de Participanten kunnen plaatsvinden. De lopende verplichtingen bestaan onder meer uit de rente en aflossingen op de hypothecaire geldlening en de mezzanine financiering, alsmede de fee’s verbonden aan het technische commerciële management. (…) Voor beleggers bestaat het risico van faillissement en/of surséance van betaling van de Beheerder en/of Hanzevast Shipping. Daarnaast bestaat het risico dat is verbonden aan een mogelijke concentratie van beleggingen wanneer u uw beleggingen onvoldoende spreidt.
2.3 Op pagina 29 van het prospectus is ten aanzien de financiële uitgangspunten een prognose opgenomen:
Het vreemd vermogen wordt gevormd door een hypothecaire lening van USD 15.500.000 (EUR 10.915.493) en een mezzanine lening van USD 1.500.000 (EUR 1.056.338). (…) De mezzanine lening, met een looptijd van circa 7 jaar, is achtergesteld op de hypothecaire lening en preferent aan het eigen vermogen. (…) De rentevergoeding op de mezzanine financiering bedraag 12% per jaar. De mezzanine financiering wordt lineair met 14,3% per jaar in 7 jaar afgelost. De rente- en aflossingsbetalingen voor de mezzanine financiering zijn achtergesteld ten opzichte van de rente- en aflossingsbetalingen aan de bank, maar preferent aan de uitkeringen van de Participanten.
2.4 Op pagina 34 van het prospectus is vermeld:
De break-even dagopbrengst ligt op gemiddeld circa USD 8.720. Dit wil zeggen dat bij een gemiddelde dagopbrengst van USD 8.720 alle operationele kosten inclusief rentelasten, maar exclusief de aflossing van de hypothecaire geldlening en mezzanine financiering kunnen worden voldaan.
2.5 Ten behoeve van de mezzanine lening van USD 1.500.000 zijn 300 certificaten à USD 5.000 uitgegeven door de Stichting Financiering van het Vlootfonds. Het Term Sheet – Achtergestelde Geldlening vermeldt:
Doel De achtergestelde geldlening wordt verstrekt aan het Fonds voor Gemene
Rekening Vlootfonds Hanzevast 3 – ms Hanze Goslar (hierna: “Fonds”) ter
financiering van de bouw en exploitatie van de ms Hanze Goslar.
Structuur De achtergestelde lening wordt verstrekt door de Stichting Financiering
Vlootfonds Hanzevast 3 – ms Hanze Goslar (hierna: “Stichting”) aan het Fonds. De Stichting geeft op haar beurt vrij verhandelbare certificaten uit, die een pro rata deel van de achtergestelde lening vertegenwoordigen.
Zekerheden Geen; Betalingen zijn achtergesteld op de betalingen aan de hypotheekhouder en preferent aan het eigen vermogen.
Hoofdsom US$ 1.500.000,00
Looptijd Circa 7, 7 jaar (vanaf 15-10-2009 tot 30-06-2017), of zoveel eerder of later de laatste termijnbetaling plaatsvindt.
Rente 12,0% per jaar; Indien aan de renteverplichting in enig kwartaal niet kan worden voldaan wordt deze rente gedurende de gehele looptijd van het Fonds bijgeschreven op de Hoofdsom.
Bereidstellingsprovisie US$ 50.499 over de hoofdsom van de achtergestelde geldlening. Voorbeeld: Bij een participatiebedrag van US$ 100.000,- bedraagt dit; US$ 3.367,- (ca. 4,5% per jaar obv 9 maanden) op basis van een overdracht van de certificaten op 15-10-2009. Deze provisie wordt betaald één kwartaaltermijn ná storting van het deelname bedrag.
Aflossing Schuldenaar mag vanaf 30-9-2011 op de Hoofdsom per kalenderkwartaal in 24 gelijke kwartaaltermijnen aflossen; Voorbeeld: Bij een participatiebedrag van US$ 100.000,- bedraagt dit US$ 4.167 per kwartaal.
Vervroegde aflossing Na 3 jaar. De geldnemer heeft de mogelijkheid om, tegen betaling van een boete-rente over de nominale geldlening, eerder af te lossen. (…)
Betalingstermijn Bij achterafbetaling verschuldigd op de laatste dag van ieder kalenderkwartaal, voor het eerst op de laatste dag van het kalenderkwartaal dat volgt op het kalenderkwartaal waarin de geplande Oplevering (31-3-2011) plaatsvindt.
Storting Uiterlijk te voldoen op 28-06-2010.
Deelname Deelname mogelijk in certificaten in meervouden van US$ 5.000. Deelnamebedrag vertegenwoordigt een minimale tegenwaarde van EUR 50.000.
Emissievergoeding 3,0%, te voldoen vóór overdracht certificaten.
DISCLAIMER: AAN DEZE TERM-SHEET KUNNEN GEEN RECHTEN WORDEN ONTLEEND. DE DOOR ALLE PARTIJEN GETEKENDE OVEREENKOMST IS BINDEND. HET PROSPECTUS ‘VLOOTFONDS HANZEVAST 3 – MS HANZE GOSLAR – SEPTEMBER 2009’ MAAKT INTEGRAAL DEEL UIT VAN DEZE DOCUMENTATIE.
2.6 In de ‘Overeenkomst van geldlening met achterstelling’ is opgenomen dat de stichting aan de beheerder van het Vlootfonds het bedrag van USD 1.500.000 verstrekt en voorts:
2. Rente en bereidstellingsprovisie.
Vanaf de Kiel Legging is met inachtneming van het bepaalde in artikel 6 (Achterstelling) over de Hoofdsom een rente (act/360) per jaar verschuldigd van twaalf procent (12%), bij achterafbetaling verschuldigd op de laatste dag van ieder kalenderkwartaal, voor het eerst op de laatste dat van het kalenderkwartaal dat volgt op het kalenderkwartaal waarin de Oplevering plaatsvindt. Voor zover Schuldenaar deze rente niet kan of – op grond van de achterstellingsovereenkomst – niet mag betalen, zal deze rente gedurende de gehele looptijd van het Fonds worden bijgeschreven op de Hoofdsom. (…)
Schuldenaar is met inachtneming van het bepaalde in artikel 6 (Achterstelling) aan Schuldeiser een bereidstellingsprovisie van een vast bedrag (…) verschuldigd, te voldoen. De bereidstellingsprovisie is inbegrepen in de bouwrente. (…)
6. Achterstelling.
De terugbetaling van de Hoofdsom en de betaling van rente en aflossingen is geheel achtergesteld aan al hetgeen de Rabobank van de Schuldenaar te vorderen heeft of zal krijgen, uit welke hoofde ook, hierna ook te noemen de “Achterstelling”.
De Achterstelling zal in een aparte achterstellingsovereenkomst (subordination agreement) nader worden uitgewerkt.
2.7 Verder is een ‘Akte uitgifte van certificaten en vaststelling certificeringsvoorwaarden’ opgesteld alsmede een break-even berekening welke vermeldt:

2.8 Consument heeft op 27 oktober 2009 volmacht verleend aan [..advocatenkantoor..] om voor hem 40 certificaten Stichting Financiering van het Vlootfonds à USD 5.000 te kopen en te aanvaarden. Consument heeft daarbij verklaard:
A. bekend en akkoord te zijn met de inhoud van het prospectus Vlootfonds Hanzevast 3 – ms Hanze Goslar, hierna te noemen het “prospectus” inclusief de daarin opgenomen bijlagen;
B. bekend te zijn met de voorwaarden en bedingen waaronder de geldlening in hoofdsom groot US$ 1.500.000,– tussen de Stichting Financiering Vlootfonds Hanzevast 3 – ms Hanze Goslar, hierna: “Stichting Financiering”, en de beheerder van het Vlootfonds Han¬zevast 3 – ms Hanze Goslar, hierna: “Vlootfonds Hanzevast 3 – ms Hanze Goslar” is aangegaan, hierna: “geldlening”, in het bijzonder met de voorwaarden en bedingen van de overeenkomst van achterstelling waarbij de vordering uit hoofde van de geldlening is achtergesteld ten opzichte van de coöperatie: Coöperatieve Rabobank Stad en Midden Groningen U.A., hierna: “achterstelling”;
C. bekend en akkoord te zijn met de statuten van Stichting Financiering, hierna: “statuten” en de voorwaarden en bepalingen met betrekking tot de certificering van de vordering uit hoofde van de geldlening, hierna: “certificeringsvoorwaarden” en onderworpen en gebonden te zijn aan deze statuten en certificeringsvoorwaarden zoals die thans luiden, of in de toekomst zullen luiden en aan de naleving daarvan zijn medewerking te verlenen;
D. bekend te zijn met de beperking dat certificaten slechts kunnen worden uitgegeven, overgedragen, bezwaard of toegedeeld in een zodanig pakket van certificaten dat de gezamenlijk uit te geven, over te dragen, te bezwaren of toe te delen certificaten ten tijde van die uitgifte, overdracht, bezwaring of toedeling tezamen een tegenwaarde hebben die ten minste gelijk is aan vijftig duizend euro (EUR 50.000,00) omgerekend nominaal, een en ander zoals nader omschreven in artikel 3 lid 4 en artikel 4 van de certificeringsvoorwaarden; (…)
EN VERKLAART:
H. zich te verplichten met __ certificaten à USD 5.000, waarvan de tegenwaarde tenminste gelijk is aan EUR 50.000,– omgerekend nominaal, deel te nemen;
1. bekend te zijn met de vermeerdering van het totale inschrijfbedrag met 3% emissievergoeding; (…)
2.9 De jaarlijks verschuldigde rente is niet aan de certificaathouders uitgekeerd maar bijgeschreven op de hoofdsom van de lening.
2.10 In het financieel jaarverslag van het Vlootfonds stond per 31 december 2011 een bedrag van USD 9.442 aan liquide middelen op de balans vermeld. In de jaren erna was dit meer dan een half miljoen USD.
2.11 Het jaarverslag 2014 van het Vlootfonds 3 vermeldt verder onder meer:
De boekwaarde van de materiële vaste activa bedraagt USD 21,3 mio. Op basis van een uitgevoerde impairment test bestaat geen noodzaak om een duurzame waardevermindering door te voeren. Bij deze test zijn de contant gemaakte kasstromen afgezet ten opzichte van de waarde van het schip. Per jaareinde voldoet de onderneming aan de door de kredietinstelling geëiste Loan-to-Value ratio en de Senior Gross Debt/EBITDA-ratio.
2.12 Het Vlootfonds heeft deelnemers periodiek nieuwsbrieven, ‘rondschrijven’ genoemd, gestuurd.
2.13 In 2015 is gepoogd het Vlootfonds in overleg met Rabobank te herstructureren.
2.14 De herstructurering is mislukt waarna Rabobank de leningen heeft opgeëist.
2.15 Consument heeft tijdens een bijeenkomst voor investeerders op 21 januari 2016 vragen gesteld en vervolgens per e-mail vragen aan Hanzevast voorgelegd.
2.16 Het betreffende schip is nadien geveild. De opbrengst was onvoldoende om (een deel van) de investering van de participanten en de certificaathouders van de mezzanine lening terug te betalen.
2.17 Consument heeft zich daarop eerst bij Hanzevast en vervolgens bij Kifid beklaagd.

3. Vordering, klacht en verweer

Vordering Consument
3.1 Consument vordert vergoeding van de door hem geleden schade, primair begroot op EUR 187.950 en secundair op EUR 136.520.

Grondslagen en argumenten daarvoor
3.2 Consument voert hiertoe aan dat Hanzevast niet heeft voldaan aan haar (bijzondere) zorgplicht door niet aan hem kenbaar te maken dat de Rabobank de bevoegdheid toekwam om zowel de rente uitkeringen als de aflossingen van de mezzanine lening te blokkeren. Hanzevest heeft noch in het prospectus, noch op het term sheet verwezen naar dat blokkeringsrisico. Consument stelt dat, indien hij voldoende geïnformeerd zou zijn geweest omtrent voornoemd risico, hij niet zou hebben deelgenomen.

Verweer van Hanzevast
3.3 Hanzevast heeft de stellingen van Consument gemotiveerd weersproken. Voor zover nodig zal de Commissie bij de beoordeling daarop ingaan.

4. Beoordeling

Behandelbaarheid
4.1 Het beroep van Hanzevast op niet-ontvankelijkheid van Consument in zijn klacht vanwege het niet-voldoen aan de reglementaire vereisten wijst de Commissie af. Onder ‘Consument’ wordt in het Reglement Ombudsman en Geschillencommissie financiële dienstverlening namelijk verstaan:
De afnemer van een Financiële dienst, indien en voor zover die afnemer een natuurlijk persoon is die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf.
Onder het begrip Consument wordt tevens begrepen:
a) een rechtspersoon waarvan de doelstelling zozeer is gericht op het particuliere belang van een of meer natuurlijke personen die aandeelhouder(s) of bestuurder(s) of lid van deze rechtspersoon zijn, dat deze als een verlengstuk van die natuurlijke persoon of personen kan worden beschouwd; voorbeelden hiervan zijn persoonlijke pensioenvennootschappen en verenigingen van eigenaars. Beslissend is of de rechtspersoon in wezen een verlenging is van de persoon van Consument in diens hoedanigheid van Consument.
Naar het oordeel van de Commissie voldoet de onderhavige Beheer B.V. aan deze definitie.
4.2 Hanzevast heeft voorts betoogd dat niet zij, maar een andere juridische entiteit de mezzanine lening heeft uitgegeven en dat om die reden de klacht niet door Kifid kan worden behandeld. De Commissie overweegt dat de uitgiftebrochure van de mezzanine lening Hanzevast meermaals als initiatiefnemer vermeldt, en dat die entiteit bij Kifid is aangesloten. Dat Hanzevast zich bij het nemen van dat initiatief heeft bediend van een structuur waarbij strikt genomen een aan haar verbonden stichting de lening verstrekt, acht de Commissie in dit geval niet doorslaggevend. Consument mocht erop vertrouwen dat de partij die zich voordeed als initiatiefnemer, ook op dat initiatief mag worden aangesproken. Ook dit vormt naar het oordeel van de Commissie geen grond om de klacht buiten behandeling te laten.

Rechtsverhouding
4.3 Tussen partijen bestaat een contractuele verhouding waarop het privaatrecht (zoals met name gecodificeerd in het Burgerlijk Wetboek, hierna: BW) van toepassing is. In de privaatrechtelijke verhouding tussen Hanzevast en Consument is van belang wat partijen over een weer van elkaar mochten verwachten en is ruimte voor de in artikelen 6:2 en 6:248 lid 1 BW vermelde eisen van redelijkheid en billijkheid en de daaruit voortvloeiende (bijzondere) zorgplicht. Daarnaast speelt het relevante publiekrecht (met name de Wet op het financieel toezicht, hierna: Wft) een rol.

De bestuursrechtelijke regels van de Wft strekken tot een transparante regeling van de desbetreffende financiële markten. De Wft brengt ook bepaalde verplichtingen met zich voor een financieel dienstverlener die los staan van de privaatrechtelijke contractsverhouding. Zo worden er eisen gesteld waaraan diens informatieverschaffing in haar algemeenheid dient te voldoen.

4.4 Hanzevast heeft zich op het standpunt gesteld dat Consument te gelden heeft als een professionele belegger in de zin van de Wft. De Commissie stelt vast dat Consument ten tijde van zijn investering in de mezzaninelening voldeed aan het in artikel 3 sub 2 van het Besluit Definitiebepalingen Wft bepaalde. Zijn inleg oversteeg immers de in voorbedoeld artikel opgenomen investeringsgrens van EUR 50.000 in ruime mate. Consument had op grond hiervan inderdaad als professionele belegger te gelden in de zin van de Wft.
4.5 Consument heeft daar echter tegen ingebracht dat Hanzevast hem niet als professionele belegger heeft gekwalificeerd, althans hem daar niet van op de hoogte heeft gesteld, en hij daarom niet als zodanig kan worden aangemerkt. De Commissie deelt deze opvatting van Consument. Op Hanzevast rustte op grond van de Wft namelijk de plicht Consument te kwalificeren (artikel 4:18 sub a) en hem daarvan in kennis te stellen als ook wat daarvan de gevolgen zijn voor het beschermingsniveau dat hij zou genieten. Dat heeft zij nagelaten. Dit leidt ertoe dat Consument als niet-professionele belegger in de zin van de Wft heeft te gelden en dientengevolge het zwaarst mogelijke beschermingsniveau uit die wet op hem van toepassing is.
4.6 Ten aanzien van die bescherming is de algemene zorgvuldigheidsnorm uit afdeling 4.2.3 Wft van belang. Met name artikel 4:19 lid 2, dat voorschrijft dat door een financiële onderneming verstrekte of beschikbaar gestelde informatie ter zake van een financieel product correct, duidelijk en niet misleidend dient te zijn. In artikel 4:20 lid 1 Wft is verder bepaald dat de informatie voorafgaand aan de totstandkoming van een overeenkomst dient te worden verstrekt die redelijkerwijs relevant is voor een adequate beoordeling van het product. In het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft (hierna: Bgfo) is dit nader uitgewerkt, met name in artikel 58a en verder. Aldus gaat het om informatie die de niet-professionele belegger redelijkerwijs in staat stelt om de aard en de risico‘s van de aangeboden financiële instrumenten te begrijpen waardoor hij met kennis van zaken beleggingsbeslissingen kan nemen. Die informatie dient ook op de veronderstelde deskundigheid en ervaring van de (gemiddelde) belegger zijn toegespitst.

Klacht
4.7 Consument heeft gesteld dat hij, indien hij voldoende zou zijn geïnformeerd omtrent de risico’s dat Rabobank de rente- en aflossingsbetalingen zou kunnen blokkeren, ook in situaties dat (nog) geen sprake is van surseance van betaling, niet zou hebben deelgenomen aan de mezzanine lening. De vraag is dan ook of Hanzevast jegens Consument de op haar rustende zorgplicht in voldoende mate in acht heeft genomen. Daartoe dient de Commissie te beoordelen of de informatie die Hanzevast heeft verstrekt adequaat is geweest. Voorts speelt daarbij een rol of Hanzevast er van uit mocht gaan dat Consument wist (of behoorde te weten) welke invulling aan de nog te volgen nadere uitwerking aan de achterstellingstellingsclausule zou worden gegeven (zie overweging 2.6 onder 6).

4.8 De verstrekte informatie ten aanzien van de achterstelling (zie 2.6 onder 6 en 2.8) was naar het oordeel van de Commissie te summier om Consument in staat te stellen een weloverwogen beleggingsbeslissing te nemen. Evenmin acht de Commissie de gekozen achterstelling, die bovendien nog nader uit te werken was door Hanzevast en Rabobank en waarvan de inhoud derhalve niet vast stond bij het aangaan van de overeenkomst tussen partijen in dit geschil, op voorhand zodanig helder dat Hanzevast er van mocht uitgaan dat Consument er op bedacht was dat er geen enkele rente- en aflossingsbetaling plaats zou kunnen vinden totdat de lening aan Rabobank volledig was afgelost. Een achterstellingsovereenkomst is immers geen uitgesproken vast omkaderd juridisch begrip maar kan verschillende vormen aannemen.

Acht zal moeten worden geslagen op de omstandigheden van het geval, het doel en de bewoordingen van de overeenkomst van achterstelling en de betekenis van de contractuele bepalingen, welke mede wordt bepaald door de zin die partijen daaraan in de gegeven omstandigheden over en weer toekennen en door hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (Hoge Raad 18 oktober 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE5160). Hieraan doet niet af de mededeling ter zitting zijdens Hanzevast, dat de overeenkomst met Rabobank marktconform was. Zeker niet nu zij daar aan toevoegde dat deze geschikt was voor een professionele belegger. Daarvan had zij Consument nu juist niet in kennis gesteld. Het had dan ook op haar weg gelegen Consument, die als niet-professionele belegger had te gelden, uitleg te verstrekken over deze kennelijke marktconformiteit en haar informatieverstrekking niet toe te spitsen op professionele beleggers en op de veronderstelde deskundigheid en ervaring van de – gemiddelde – professionele belegger.

Relativiteit
4.9 Met het tekortschieten in de informatieplicht in de zin van de Wft is sprake van een zorgplichtschending van de zijde van Hanzevast. In beginsel is met een dergelijke schending uit de Wft ook de onrechtmatigheid in de zin van het BW een gegeven (Kamerstukken 29708 II, 2005-2006, nr. 19, pagina 393). De Commissie stelt vast dat de geschonden norm strekte ter bescherming van Consument en dat daarmee aan het relativiteitsbeginsel ex artikel 6:163 BW is voldaan.

4.10 De Commissie merkt nog op dat de geschiktheid en passendheid ex artikelen 4:23 en 4:24 Wft als zodanig niet ter discussie stond tussen partijen en dat, nu de Commissie de klacht van Consument ter zake de informatievoorziening gegrond acht, er geen aanleiding meer bestaat in te gaan op de stellingen van partijen aangaande de door het Vlootfonds aangehouden DSRA account. De strekking van dat klachtonderdeel zag immers op het niet doen van uitkeringen aan een certificaathouder zo lang betalingen aan Rabobank niet waren geschied.

Schade en eigen schuld
4.11 Hanzevast, als bij uitstek deskundige partij op dit gebied, dient de schade welke Consument als gevolg van voornoemd tekortschieten heeft geleden, in beginsel te vergoeden. Die schade is door Consument primair becijferd als zijn inleg vermeerderd met een rentevergoeding van 1% op jaarbasis hetwelk resulteert in een bedrag van EUR 187.950. Dit bedrag is als zodanig niet door Hanzevast weersproken.
4.12 De Commissie ziet aanleiding een deel van de schade voor rekening van Consument te laten. Het risico verbonden aan de certificaten had hij namelijk niet enkel uit de (onvolledige) informatie over de achterstelling kunnen duiden, maar deels ook op kunnen maken uit de hoogte van de rentevergoeding, die met 12% op jaarbasis aanzienlijk was in vergelijking met de rente welke op bedrijfsobligaties met gelijke looptijd als de onderhavige mezanninelening gegeven wordt. Voorts kan de Commissie niet om de achtergrond van Consument, een ondernemer, heen. Hij was tot op zekere hoogte vertrouwd met de financieringspraktijk en van hem mocht dan ook worden verwacht dat hij bij een kennelijk voor hem afwijkende financiering meer navraag zou hebben gedaan inzake de exacte voorwaarden ervan. Gelet op alle omstandigheden van het geval acht de Commissie het redelijk dat van de schade 50% voor rekening van Consument blijft.

5. Beslissing

De Commissie beslist dat Hanzevast binnen vier weken na de dag waarop een afschrift van deze beslissing aan partijen is verstuurd, aan Consument vergoedt een bedrag van € 93.975.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van bindende beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor www.kifid.nl/consumenten/hoe-wordt-uw-klacht-behandeld.

U kunt, binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak, bij de Voorzitter van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening schriftelijk een verzoek indienen tot herstel van kennelijke vergissingen in de uitspraak. U moet daarbij met name denken aan correctie van reken- of schrijffouten en verbetering van namen en data. De volledige procedure met de termijnen die daarbij in acht moeten worden genomen staat beschreven in artikel 46 van het Reglement.

Bekijk de volledige uitspraak