Mijn Kifid

Uitspraak 2017-458 (Bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2017-458
(mr. B.F. Keulen, voorzitter en mr. R.A.F. Coenraad, secretaris)

Klacht ontvangen op : 19 augustus 2016
Ingesteld door : Consument
Tegen : SRLEV N.V., h.o.d.n. Zwitserleven, gevestigd te Amstelveen, verder te noemen
Verzekeraar
Datum uitspraak : 14 juli 2017
Aard uitspraak : Bindend advies

Samenvatting

Pensioenverzekering. Toetsingscommissie Gezondheidsgegevens. Wanneer is er sprake van een partnerrelatie op grond van het pensioenreglement. Carenzperiode. Gedurende deze periode kan alleen aanspraak worden gemaakt op het nabestaandenpensioen indien het overlijden van de deelnemer is veroorzaakt door een ongeval. Verzekeraar dient de vraag of daarvan sprake is voor te leggen aan de Toetsingscommissie Gezondheidsgegevens. Verzekeraar heeft zich naar het oordeel van de Commissie terecht op het standpunt gesteld dat de uitspraak van de Toetsingscommissie dient te worden gevolgd en dat gezien de zeer slechte gezondheidstoestand van de partner van Consument ten tijde van het aangaan van het geregistreerde partnerschap Verzekeraar redelijkerwijs niet gehouden kan worden om tot uitkering van het nabestaandenpensioen over te gaan. Vordering is afgewezen

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken met de daarbij behorende bijlagen:

. het door Consument ingediende klachtformulier van 17 augustus 2016;
. het verweer van Verzekeraar van 21 oktober 2016;
. de repliek van Consument van 22 november 2016;
. de dupliek van Verzekeraar van 2 december 2016;
. de reactie van Consument van 4 januari 2017 op de dupliek van Verzekeraar.

De Commissie stelt vast dat partijen haar advies als bindend zullen aanvaarden.
Partijen zijn opgeroepen voor een hoorzitting op maandag 15 mei 2017 en zijn aldaar verschenen.

2. Feiten

Bij de beoordeling van de klacht gaat de Commissie uit van de volgende feiten.

2.1 Consument ontving naar aanleiding van het overlijden van haar partner, de heer [X],
op 13 februari 2016 van Verzekeraar het bericht dat voor haar geen nabestaandenpensioen was verzekerd, omdat op de pensioenverzekering geen dekking bij overlijden was opgenomen.

2.2 Pas nadien werd het Verzekeraar duidelijk dat Consument en haar partner een dag voor zijn overlijden bij de gemeente Amsterdam een partnerschapsregistratie waren aangegaan. Dientengevolge kon Consument wel degelijk als begunstigde voor het nabestaandenpensioen worden aangemerkt.

2.3 Artikel 2.2 van de Aanvullende voorwaarden voor pensioenverzekeringen luidt echter als volgt:

“Verzekerde prestaties van een verzekering van de gedeelten van pensioen gerelateerd aan het pensioengevend inkomen tot de uitkeringsgrondslag waartoe de aanmelding plaatsvindt binnen twee maanden nadat de verzekerde hiervoor op basis van het reglement in aanmerking komt, worden bij overlijden respectievelijk bij arbeidsongeschiktheid van de verzekerde binnen één jaar na de aanvang van de dekking van het risico van het betreffende pensioen, uitsluitend uitgekeerd als het overlijden respectievelijk de arbeidsongeschiktheid het rechtstreekse gevolg is van een ongeval, dat na de aanvang van de dekking van het risico van de betreffende verzekering heeft plaatsgevonden.”

2.4 Op grond van deze bepaling is door Verzekeraar aan de Toetsingscommissie Gezondheidsgegevens gevraagd of zij wilde beoordelen of het overlijden van de partner van Consument al dan niet het gevolg was van een ongeval.

2.5 De Toetsingscommissie Gezondheidsgegevens heeft op basis van de door haar verkregen medische informatie geoordeeld dat het overlijden van de partner van Consument binnen een jaar na de aanvang van het risico met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid te verwachten was.

2.6 Verzekeraar liet vervolgens op 19 mei 2016 Consument weten dat de uitspraak van de Toetsingscommissie zou worden gevolgd en dat zij derhalve geen aanspraak kon maken op het nabestaandenpensioen.

3. Vordering, klacht en verweer

Vordering

3.1 Consument vordert dat Verzekeraar alsnog uit coulance overgaat tot uitkering van het nabestaandenpensioen.

Grondslagen en argumenten daarvoor

3.2 Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslag.

Er was weliswaar pas sprake van een geregistreerd partnerschap sedert 12 februari 2016, maar Consument en de heer [X] waren feitelijk al sinds 2011 partners.

Hiervan is melding gemaakt op het door overledene in juli 2012 ingevulde aanmeldingsformulier voor de collectieve pensioenregeling.

Ook de werkgever van de heer [X] was op de hoogte zijn relatie met Consument. Alle partijen hebben spijtig genoeg verzuimd te controleren of Consument uiteindelijk ook als partner in deze pensioenregeling was opgenomen.

Verweer van Verzekeraar

3.3 Verzekeraar heeft, kort en zakelijk weergegeven, de volgende verweren gevoerd:

– Volgens het pensioenreglement is sprake van een partnerrelatie bij:
• gehuwden;
• geregistreerde partners;
• ‘samenwoners’ die een gezamenlijke huishouding voeren waarbij deze huishouding is vastgesteld in een notariële samenlevingsovereenkomst of als uit de gemeentelijke basisadministratie blijkt dat de personen tenminste zes maanden op hetzelfde adres samenwonen.
– Consument en deelnemer zijn op 12 februari 2016 een geregistreerd partnerschap met elkaar aangegaan en voldoen daarom pas vanaf die datum aan deze voorwaarden van het pensioenreglement.
– Consument geeft aan dat zij al vóór 12 februari 2016 als partner in de zin van het pensioenreglement had moeten worden aangemerkt. Aangenomen wordt dat hiermee wordt bedoeld dat zij en de deelnemer al voor deze datum (ongehuwd) met elkaar samenwoonden. Er is echter geen sprake van (ongehuwd samenwonende) partners in de zin van het pensioenreglement. Enerzijds heeft Consument de gezamenlijke huishouding niet aangetoond door middel van een notariële samenlevingsovereenkomst en anderzijds blijkt uit de gegevens van de gemeentelijke basisadministratie dat zij niet met de deelnemer heeft samengewoond op één en hetzelfde adres.
– Het aanmeldingsformulier van 16 juli 2012 dat Consument heeft meegestuurd is niet bij Verzekeraar bekend. Deelnemer is op 22 november 2012 door de werkgever elektronisch aangemeld. Hierbij is aangegeven dat de deelnemer geen partner had.
– Tot slot is door de Toetsingscommissie Gezondheidsgegevens in haar uitspraak van
12 mei 2016 geoordeeld dat er geen sprake is van een ongeval. Consument heeft derhalve geen recht op een partnerpensioen.
– Verzekeraar ziet geen aanleiding om Consument uit coulance een andere financiële oplossing aan te bieden.

4. Beoordeling

4.1 Aan de orde is de vraag in hoeverre Verzekeraar gehouden is om, al dan niet uit coulance, tot uitkering van het nabestaandenpensioen over te gaan.

4.2 Op grond van de beschikbare documentatie staat vast dat eerst met het aangaan van het geregistreerd partnerschap sprake was van een partnerrelatie in de zin van het pensioenreglement. Consument stelt weliswaar dat zij al sinds 2011 als partner van de heer [X] kan worden aangemerkt, maar feitelijk – tenminste in het kader van de pensioenregeling – was dit echter niet het geval.

Maar bij gebreke van een notarieel samenlevingscontract alsmede van een gemeenschappelijke inschrijving in de gemeentelijke basisadministratie, kan evenwel volgens het pensioenreglement niet worden gesproken van een gezamenlijke huishouding.

4.3 Conform de van toepassing zijnde voorwaarden kent de pensioenregeling een zogeheten wachttijd (carenzperiode) van één jaar. Gedurende deze periode kan alleen aanspraak worden gemaakt op het nabestaandenpensioen indien het overlijden van de deelnemer is veroorzaakt door een ongeval. Verzekeraar dient de vraag of daarvan sprake is voor te leggen aan de Toetsingscommissie Gezondheidsgegevens. Deze voert zijn werkzaamheden uit aan de hand van een convenant dat is afgesloten door het Verbond van Verzekeraars, het Breed Platform Verzekerden en Werk, de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot Bevordering der Geneeskunst (KNMG) en de Nederlandse Patiënten Consumenten Federatie (NPCF), met instemming van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

4.4 Verzekeraar heeft zich naar het oordeel van de Commissie terecht op het standpunt gesteld dat de uitspraak van de Toetsingscommissie dient te worden gevolgd en dat gezien de zeer slechte gezondheidstoestand van de partner van Consument ten tijde van het aangaan van het geregistreerde partnerschap Verzekeraar redelijkerwijs niet gehouden kan worden om tot uitkering van het nabestaandenpensioen over te gaan.

4.5 De slotsom is derhalve dat de vordering van Consument zal worden afgewezen.

5. Beslissing

De Commissie wijst de vordering van Consument af.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor www.kifid.nl/consumenten/hoe-wordt-uw-klacht-behandeld

U kunt, binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak, bij de Voorzitter van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening schriftelijk een verzoek indienen tot herstel van kennelijke vergissingen in de uitspraak. U moet daarbij met name denken aan correctie van reken- of schrijffouten en verbetering van namen en data. De volledige procedure met de termijnen die daarbij in acht moeten worden genomen staat beschreven in artikel 46 van het Reglement.

Bekijk de volledige uitspraak