Mijn Kifid

Uitspraak 2017-469 (Bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2017-469
(prof. mr. M.L. Hendrikse voorzitter en mr. M. Nijland, secretaris)

Klacht ontvangen op : 26 april 2017
Ingediend door : Consument
Tegen : ABN AMRO Bank N.V., gevestigd te Amsterdam verder te noemen de Bank
Datum uitspraak : 18 juli 2017
Aard uitspraak : bindend advies

Samenvatting

Alvorens de Commissie kan toekomen aan de inhoudelijke beoordeling van de vordering van Consument, zal zij eerst het beroep van de Bank op verjaring beoordelen. De Commissie stelt vast dat Consument beschikt over een spaarbankboekje bij een rechtsvoorganger van de Bank, waarvan de laatste mutatie dateert van 31 augustus 1981. Voor verjaring van de betreffende vordering is het bepaalde in artikel 3:307 lid 2 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) van toepassing. Het gaat hier immers om een overeenkomst van verbruikleen die voor onbepaalde tijd is aangegaan. Hiervoor geldt een verjaringstermijn van 20 jaar. Nu de laatste mutatie dateert van 31 augustus 1981 is de vordering van Consument op grond van artikel 3:307 lid 2 BW per 31 augustus 2001 verjaard.

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

• het door Consument ingediende klachtformulier;
• het verweerschrift van de Bank;
• de repliek van Consument; en
• de dupliek van de Bank.

De Commissie stelt vast dat partijen hebben gekozen voor bindend advies.
De Commissie stelt vast dat het niet nodig is de zaak mondeling te behandelen. De zaak kan
daarom op grond van de stukken worden beslist.

2. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten.

2.1 Consument is in het bezit van een door een rechtsvoorganger van de Bank uitgegeven spaarbankboekje op naam van zijn vader.

2.2 Uit de vermeldingen in het spaarbankboekje blijkt dat de laatste mutatie dateert van 31 augustus 1981. Het tegoed na de laatste mutatie bedraagt ƒ 2.000,-.

2.3 In 2016 heeft Consument het spaarbankboekje aan de Bank aangeboden en aanspraak gemaakt op het daarin vermelde spaartegoed.

2.4 De Bank heeft dit verzoek afgewezen omdat in haar administratie geen tegoed meer ten name van zijn vader is opgenomen.

3. Vordering, klacht en verweer

Vordering Consument
3.1 Consument vordert dat de Bank wordt veroordeeld tot uitbetaling van het in
spaarbankboekje vermelde spaartegoed met een tegenwaarde van ƒ 2000 ( € 907,56), te vermeerderen met een rente van 5% vanaf 1981 tot 1 januari 1995 (het moment van omzetting naar bankrekeningen). Hetgeen in totaal neerkomt op een bedrag van
f 3800,- (circa € 1700,-).

Grondslagen en argumenten daarvoor
3.2 Aan deze vordering legt Consument nakoming van de spaarovereenkomst ten grondslag. De Bank heeft op geen enkele aanvaardbare of logische wijze aangetoond dat het in het spaarbankboekje vermelde spaartegoed is uitgekeerd. Dat de bankgegevens uit de tijd waar het over gaat niet meer kunnen worden achterhaald valt niet onder de verantwoordelijkheid van Consument. Het spaarbankboekje vermeldt duidelijk de transacties en is nooit opgeheven.

Verweer
3.3 De Bank heeft de stellingen van Consument gemotiveerd weersproken. Voor zover nodig zal de Commissie bij de beoordeling daarop ingaan.

4. Beoordeling

4.1 Alvorens de Commissie kan toekomen aan de inhoudelijke beoordeling van de vordering van Consument, zal zij eerst het beroep van de Bank op verjaring beoordelen. De Commissie stelt vast dat Consument beschikt over een spaarbankboekje bij een rechtsvoorganger van de Bank, waarvan de laatste mutatie dateert van 31 augustus 1981. Voor verjaring van de betreffende vordering is het bepaalde in artikel 3:307 lid 2 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) van toepassing. Het gaat hier immers om een overeenkomst van verbruikleen die voor onbepaalde tijd is aangegaan. Hiervoor geldt een verjaringstermijn van 20 jaar. Nu de laatste mutatie dateert van 31 augustus 1981 is de vordering van Consument op grond van artikel 3:307 lid 2 BW per 31 augustus 2001 verjaard.

4.2 De Bank heeft in haar administratie nog wel onderzoek gedaan naar het tegoed van het bewuste spaarbankboekje. Eind jaren ’70 en begin jaren ’80 zijn oude spaarbankboekjes vervangen door spaarrekeningen en zijn de saldi daarnaar overgegaan. Als een klant een oud spaarbankboekje aan haar aanbiedt, gaat zij eerst na naar welke spaarrekening de tegoeden van het spaarbankboekje destijds zijn overgeboekt, en of het tegoed nog op een spaarrekening staat. In dit geval is de spaarrekening opgeheven. Dat kan alleen als er geen saldo meer aanwezig is. Verder heeft de Bank zekerheidshalve nog onderzocht of zij een saldo verband houdende met het spaarbankboekje op haar zogenoemde slapende rekeningen heeft aangetroffen.

Dit bleek niet het geval. In haar systeem is het onmogelijk dat de aan het spaarbankboekje gekoppelde dan wel daarmee verband houdende rekeningen met een openstaand saldo zouden zijn opgeheven of op andere wijze zouden zijn verdwenen.

4.3 De onder 4.1. vastgestelde verjaring daargelaten, heeft de Bank naar het oordeel van de Commissie voldoende aannemelijk gemaakt dat het saldo, zoals opgenomen in het spaarbankboekje, op enig moment moet zijn uitgekeerd. Het feit dat het spaarbankboekje nog in het bezit is van Consument en niet ongeldig is verklaard, maakt dit niet anders. De ervaring heeft de Commissie geleerd dat het tot de vaste praktijk behoorde saldi uit te keren zonder overlegging van de spaarbankboekjes. Dit beleid was destijds in het belang van consumenten die hun spaarbankboekje waren kwijtgeraakt, maar van wie een bank wel wist dat zij over een spaarsaldo beschikten. Vergelijk GC Kifid 2014-370 en GC Kifid 2017-279.

4.4 Gelet op het voorgaande wordt de vordering afgewezen.

5 Beslissing

De Commissie wijst de vordering af.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van bindende beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor www.kifid.nl/consumenten/hoe-wordt-uw-klacht-behandeld.

U kunt, binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak, bij de Voorzitter van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening schriftelijk een verzoek indienen tot herstel van kennelijke vergissingen in de uitspraak. U moet daarbij met name denken aan correctie van reken- of schrijffouten en verbetering van namen en data. De volledige procedure met de termijnen die daarbij in acht moeten worden genomen staat beschreven in artikel 46 van het Reglement.

Bekijk de volledige uitspraak