Mijn Kifid

Uitspraak 2017-477 (Bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2017-477
(prof. mr. M.L. Hendrikse voorzitter en mr. T. Boerman, secretaris)

Klacht ontvangen op : 17 oktober 2016
Ingediend door : Consument
Tegen : ASR Schadeverzekering N.V., gevestigd te Utrecht, verder te noemen “Verzekeraar”
Datum uitspraak : 19 juli 2017
Aard uitspraak : bindend advies

Samenvatting

Consument klaagt over de afwijzing van de schadeclaim op zijn arbeidsongeschiktheidsverzekering en vordert doorbetaling van de WAO-hiaat uitkering tot de dan geldende wettelijke AOW leeftijd. Het gaat hier om een tussen werkgever en Verzekeraar gemaakte afspraak die op het polisblad is vastgelegd. De omstandigheid dat de wetgever de AOW-leeftijd heeft verhoogd, is naar het oordeel van de Commissie een omstandigheid die niet in de risicosfeer van Verzekeraar ligt. De financiële consequenties van de wetswijziging voor de op 1 januari 2013 reeds zieke, individuele verzekerden, kunnen niet op een particuliere verzekeraar worden afgewenteld.
Vgl. uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening 2015-335 d.d. 11 november 2015. De Commissie concludeert dat niet is komen vast te staan dat Verzekeraar zijn zorgplicht heeft geschonden en dat Verzekeraar niet is tekortgeschoten in de nakoming van de verplichting uit de verzekeringsovereenkomst. Verzekeraar is derhalve niet gehouden tot doorbetaling van de WAO-hiaatuitkering van Consument tot de dan geldende AOW-leeftijd. De Commissie wijst de vordering af.

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

• het door Consument (digitaal) ingediende klachtformulier met bijlagen;
• het verweerschrift van Verzekeraar;
• de repliek van Consument;
• de dupliek van Verzekeraar;
• de nadere reactie van Consument.

De Commissie stelt vast dat partijen hebben gekozen voor bindend advies.

De Commissie stelt vast dat het niet nodig is de zaak mondeling te behandelen. De zaak kan daarom op grond van de stukken worden beslist.

2. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten.

2.1 In maart 2003 heeft de toenmalige werkgever (hierna: “werkgever”) van Consument een WAO-hiaatverzekering (hierna: “de verzekering”) voor hem afgesloten. Consument heeft als tekenbevoegde van werkgever de verzekering aangevraagd. Op de vraag “Bij welke leeftijd moet de uitkering eindigen?” heeft Consument “65 jaar” aangekruist. Consument heeft geen polisblad ontvangen.
2.2 In de toepasselijke polisvoorwaarden “Collectieve Arbeidsongeschiktheidsverzekering Model CWAO01” (hierna: “voorwaarden”) is onder meer het volgende bepaald:
“ARTIKEL 13
Einde van de uitkering
De uitkering eindigt:
(…)
2. per de eerste dag van de maand waarin de verzekerde de overeengekomen eindleeftijd bereikt;”
2.3 In november 2003 werd Consument arbeidsongeschikt.
2.4 Op 1 januari 2004 ging de Wet Inkomen naar Arbeidsvermogen (hierna: “WIA”) in. De verzekering is per 1 januari 2004 geroyeerd.
2.5 In 2013 is de AOW leeftijd-verhoogd.
2.6 Per brief van 11 januari 2016 ontving Consument van Verzekeraar gegevens, waaronder de einddatum, van de verzekering. Consument ontving per brief van 28 juni 2016 het polisblad van de verzekering. Op het polisblad staat onder meer dat de eindleeftijd van de verzekering 65 jaar is.

3. Vordering, klacht en verweer

Vordering Consument
3.1 Consument vordert doorbetaling van de WAO-hiaat uitkering tot de dan geldende wettelijke AOW leeftijd.

Grondslagen en argumenten daarvoor
3.2 Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de grondslag dat Verzekeraar is tekortgeschoten in de nakoming van de verzekeringsovereenkomst. Consument voert hiertoe de volgende argumenten aan.
• Verzekeraar heeft nagelaten de einddatum van de verzekering numeriek in de overeenkomst of de voorwaarden te omschrijven.
• Verzekeraar weigert ten onrechte de nieuwe AOW-leeftijd als einddatum te accepteren.
• Werkgever heeft destijds niet bewust gekozen voor de eindleeftijd van 65 jaar, maar voor de wettelijke AOW-datum.
• 1 januari 2004 was Consument nog in dienst bij werkgever. Hij zou als enige tekenbevoegde hebben geweten van een royement van de verzekering en Consument zou akkoord zijn gegaan met een eventueel verlengingsvoorstel.
• Verzekeraar heeft werkgever er pas op 11 november 2005 over geïnformeerd dat de WAO zou worden vervangen door de WIA en dat daarmee het verzekerde belang zou komen te vervallen per 1 januari 2006.
• Verzekeraar was op de hoogte van de arbeidsongeschiktheid van Consument, maar heeft zijn belangen niet in acht genomen door werkgever geen verlengingsvoorstel te doen. Verzekeraar heeft zijn zorgplicht geschonden.

Verweer van Verzekeraar
3.3 Verzekeraar heeft, kort en zakelijk weergegeven, de volgende verweren gevoerd:
• Artikel 13 lid 2 van de voorwaarden bepaalt dat de uitkering van de verzekering eindigt op de eerste van de maand waarin de verzekerde de overeengekomen eindleeftijd bereikt.
• Op het polisblad van de verzekering staat duidelijk dat de eindleeftijd 65 jaar is.
• Werkgever koos tijdens het afsluiten van de verzekering bewust voor een eindleeftijd van 65 jaar. Hierop is de premie ook berekend. De wettelijke verhoging van de AOW-leeftijd kom niet voor risico van Verzekeraar. Verzekeraar verwijst naar uitspraak 2016-13 van het Kifid.
• Consument werd arbeidsongeschikt voordat de overheid besloot de AOW-leeftijd te verhogen, zodat het risico waarvoor werkgever de verzekering sloot zich al had verwezenlijkt en geen sprake meer was van een onzeker voorval. Verzekeraar kon de wetswijziging niet voorzien. Verzekeraar verwijst wederom naar een uitspraak van het Kifid van 10 mei 2016, 2016-13.
• Vanwege het royement van de verzekering per 1 januari 2004 heeft Verzekeraar ervoor gekozen werkgever geen verlengingsvoorstel voor de uitkering te doen. Ook al zou Verzekeraar met Consument een WIA- verzekering hebben gesloten, zou dit niet tot een langere uitkering dan de eindleeftijd hebben geleid. Ook in 2006 was de leeftijd waarop de AOW uitkering inging 65 jaar.
• Verzekeraar biedt Consument zijn excuses aan voor het feit dat niet direct inzage van de verzekering is gegeven.
• Met het Lente-Akkoord op 26 april 2012 is afgesproken dat met ingang van 2013 de AOW-leeftijd wordt aangepast. Pas vanaf dat moment kon Verzekeraar weten dat er sprake is van een eventueel inkomensgat. Wijziging in wetgeving geeft echter geen recht op aanpassing van een geroyeerde polis met terugwerkende kracht.

4. Beoordeling

4.1 Ter beoordeling ligt de vraag voor of Verzekeraar is tekortgeschoten in de nakoming van de verzekeringsovereenkomst en in het bijzonder of Verzekeraar zijn zorgplicht heeft geschonden en gehouden is de WAO-hiaatuitkering van Consument door te betalen tot de dan geldende AOW- leeftijd.
4.2 Uitgangspunt is hetgeen partijen zijn overeengekomen. Artikel 13 van de Voorwaarden bepaalt dat “de uitkering eindigt per de eerste dag van de maand waarin de verzekerde de overeengekomen eindleeftijd bereikt”. Werkgever en Verzekeraar zijn expliciet een eindleeftijd van 65 jaar overeengekomen. Deze eindleeftijd staat vermeld op het polisblad.

De vraag die derhalve moet worden beantwoord is of Consument in afwijking van deze duidelijke bepaling in de Voorwaarden en de vermelding van de eindleeftijd op de polis aanspraak kan maken op een verhoging van de eindleeftijd van de verzekering tot de datum waarop de AOW ingaat. De Commissie beantwoordt deze vraag ontkennend en overweegt als volgt.
4.3 Naar het oordeel van de Commissie staat het Verzekeraar vrij om de grenzen te bepalen van de risico’s waartegen hij wel en waartegen hij geen dekking wenst te verlenen.
Vgl. r.o. 3.4.2 van HR 9 juni 2006, NJ 2006, 326. Verzekeraar mocht er dus voor kiezen om verzekerden die op 1 januari 2013 reeds ziek waren en een WAO-uitkering ontvingen, niet – via hun (voormalig) werkgever – de mogelijkheid te bieden van verlenging van de uitkeringstermijn tot voorbij de in de verzekeringsovereenkomst vastgelegde einddatum, tot de ingangsdatum van hun AOW-uitkering. Zie ook uitspraak Geschillencommissie
nr. 2015-208 d.d. 9 juli 2015. De Commissie laat derhalve in het midden de vraag of Verzekeraar werkgever al dan niet een verlengingsvoorstel heeft gedaan.
4.4 Consument stelt dat de verzekering niet overeenkomstig de wil van werkgever tot stand is gekomen. De Commissie gaat niet mee in deze stelling. Al was het wellicht al langere tijd voorspelbaar dat de AOW-leeftijd zou worden verhoogd, op welke termijn en in welke mate stond indertijd niet vast. Hoe dan ook, van een onjuiste inschatting van het risico door Verzekeraar is geen sprake. Het gaat hier om een tussen werkgever en Verzekeraar gemaakte afspraak die op het polisblad is vastgelegd. De omstandigheid dat de wetgever de AOW-leeftijd heeft verhoogd, is naar het oordeel van de Commissie een omstandigheid die niet in de risicosfeer van Verzekeraar ligt. De financiële consequenties van de wetswijziging voor de op 1 januari 2013 reeds zieke, individuele verzekerden, kunnen niet op een particuliere verzekeraar worden afgewenteld. Vgl. uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening 2015-335 d.d. 11 november 2015.
4.5 Gelet op het voorgaande concludeert de Commissie dat niet is komen vast te staan dat Verzekeraar zijn zorgplicht heeft geschonden en dat Verzekeraar niet is tekortgeschoten in de nakoming van de verplichting uit de verzekeringsovereenkomst. Verzekeraar is derhalve niet gehouden tot doorbetaling van de WAO-hiaatuitkering van Consument tot de dan geldende AOW-leeftijd.

5. Beslissing

De Commissie wijst de vordering af.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van bindende beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor www.kifid.nl/consumenten/hoe-wordt-uw-klacht-behandeld.

U kunt, binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak, bij de Voorzitter van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening schriftelijk een verzoek indienen tot herstel van kennelijke vergissingen in de uitspraak. U moet daarbij met name denken aan correctie van reken- of schrijffouten en verbetering van namen en data. De volledige procedure met de termijnen die daarbij in acht moeten worden genomen staat beschreven in artikel 46 van het Reglement.

Bekijk de volledige uitspraak