Mijn Kifid

Uitspraak 2017-518 (Bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2017-518
(mr. E.L.A. van Emden, voorzitter en mr. R.A. Blom, secretaris)

Klacht ontvangen op : 25 oktober 2016
Ingediend door : Consument
Tegen : DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V., gevestigd te Amsterdam,
verder te noemen Verzekeraar
Datum uitspraak : 30 juni 2017
Aard uitspraak : bindend advies

Samenvatting

Het geschil betreft de vraag of Consument zijn mededelingsplicht heeft geschonden bij het uitbreiden van zijn rechtsbijstandsverzekering met aanvullende dekking door niet op het aanvraagformulier aan te kruisen dat er reeds eerder een geschil was tussen Consument en de overheid over een onroerende zaak. Consument heeft niet gemeld dat hij eerder bezwaar heeft gemaakt tegen een last onder dwangsom vanwege een illegale verbouwing. In datzelfde besluit was het handhavingsverzoek voor wat betreft illegale bewoning afgewezen, maar vanwege de relatie tussen Verzoeker en Consument en de voorgeschiedenis had Consument in redelijkheid kunnen verwachten dat het geschil nog niet geëindigd zou zijn en eventueel in een later stadium een besluit zou zijn genomen die in zijn nadeel zou kunnen uitpakken. Door niet mede te delen dat hij redelijkerwijs kon verwachten dat er een geschil met de overheid zou kunnen ontstaan in de toekomst is Consument zijn mededelingsplicht niet nagekomen.

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:
• het door Consument (digitaal) ingediende klachtformulier;
• de aanvullende stukken van Consument d.d. 30 oktober 2016;
• de aanvullende stukken van Consument d.d. 31 oktober 2016;
• de aanvullende stukken van Consument d.d. 10 november 2016;
• het verweerschrift van Verzekeraar;
• de repliek van Consument;
• het e-mailbericht van Consument d.d. 2 februari 2017;
• de dupliek van Verzekeraar;
• de aanvullende reactie van Verzekeraar d.d. 18 mei 2017;
• de aanvullende reactie van Consument d.d. 6 juni 2017;
• de aanvullende reactie van Verzekeraar d.d. 14 juni 2017;
• de aanvullende reactie van Consument d.d. 22 juni 2017.

De Commissie stelt vast dat partijen hebben gekozen voor bindend advies.

Partijen zijn opgeroepen voor een hoorzitting op donderdag 11 mei 2017 en zijn aldaar verschenen.

2. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten.
2.1 Consument is eigenaar van de [pand A], tevens zijn woonadres. Consument is daarnaast eigenaar van de [pand B]. Hij verhuurt dit object. Op de [pand C] woont de broer van Consument (hierna: ‘Verzoeker’).

2.2 Consument heeft op 1 juli 2005 een particuliere rechtsbijstandverzekering voor 55-plussers bij Verzekeraar gesloten voor het pand [pand A].

2.3 Op 2 maart 2009 heeft Verzoeker een handhavingsverzoek bij de gemeente [X] (hierna: ‘Gemeente’) ingediend, waarin is verzocht om handhavend op te treden tegen het illegale gebruik van de panden aan de [pand A] en [pand B] als burgerwoning. Bij brief van 2 juli 2009 heeft Gemeente aan Verzoeker meegedeeld dat niet handhavend wordt opgetreden tegen het gebruik van de panden aan de [pand A en pand B] als burgerwoningen, maar dat Gemeente wel voornemens is een last onder dwangsom op te leggen voor de illegale verbouwing van de panden aan de [pand A en pand B].

2.4 Vervolgens heeft Gemeente op 17 september 2009 het besluit tot het opleggen van een last onder dwangsom vanwege de illegale verbouwing van de [pand A en pand B] bekendgemaakt.

2.5 Een advocaat heeft, namens Consument, op 1 oktober 2009 tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Op 2 maart 2010 heeft Gemeente haar standpunt in de beslissing op bezwaar gehandhaafd waardoor de overtreding, de illegale verbouwing, ongedaan diende te worden gemaakt.

2.6 Verzoeker heeft vervolgens beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar bij de Rechtbank Overijssel voor wat het onderdeel van het besluit betreft, dat ziet op het gebruik van de panden [pand A en pand B] als burgerwoning. De rechtbank heeft op 13 juni 2013 beslist dat het beroep, voor zover gericht tegen de weigering handhavend op te treden tegen het gebruik van de woning aan de [pand A] 5a als burgerwoning, gegrond is.

2.7 Op 25 juni 2014 heeft Consument het aanvraagformulier voor het uitbreiden van zijn particuliere rechtsbijstandverzekering met een dekking voor onroerende zaken, met betrekking tot het pand aan de [pand B] ondertekend. Met ingang van 1 juli 2014 heeft Consument een rechtsbijstandverzekering met uitgebreide dekking gekregen.

2.8 Het aanvraagformulier, voor zover voor deze zaak relevant, was door Consument als volgt ingevuld :

2.9 De voorwaarde, voor zover relevant, luidde:
“Uitsluiting bekend of bestaand geschil
De maatschappij verleent geen rechtsbijstand (de maatschappij verstrekt wel advies) in kwesties welke die verband houden met, of voortvloeien uit het geschil (of geschillen) zoals door verzekerde is aangegeven bij het aangaan van de verzekering.
De maatschappij verleent daarnaast geen rechtsbijstand in geschillen waarvan is nagelaten deze op het aanvraagformulier te vermelden.”

2.10 Verzoeker heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank Overijssel hoger beroep aangetekend. Op 9 juli 2014 heeft de Raad van State het hoger beroep van Verzoeker gegrond verklaard.

2.11 Naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van State heeft Gemeente Consument per telefoon en per brief van 9 maart 2015 geïnformeerd over het feit dat zij alsnog handhavend zal optreden tegen het gebruik van de woning aan de [pand B] als burgerwoning.

2.12 Consument heeft vervolgens op 11 juli 2016 een verzoek tot rechtsbijstand bij Verzekeraar gedaan. Bij e-mail van 8 september 2016 heeft Verzekeraar dit verzoek afgewezen.

3. Vordering, klacht en verweer

Vordering Consument

3.1 Consument vordert dat Verzekeraar alsnog dekking onder de verzekering biedt door rechtsbijstand te verlenen voor (eventuele toekomstige) geschillen met de overheid ten aanzien van het pand aan de [pand B].

Grondslagen en argumenten daarvoor

3.2 Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslag. Verzekeraar is toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van zijn verzekeringsovereenkomst door te stellen dat er sprake is van een bestaand geschil dat is uitgesloten van dekking onder de verzekering. Consument voert hiertoe de volgende argumenten aan.
• De woning aan de [pand B] is verhuurd en is al zo’n 30 jaar niet meer door agrariërs bewoond. De verbazing was groot toen Gemeente aankondigde dat de woning alleen door personen mocht worden gewoond die werkzaam zijn op het aangrenzend agrarisch bedrijf. De buren hebben sinds 2008 al een probleem gemaakt van de bewoning van [pand B] door burgers en Gemeente heeft de handhavingsverzoek daaromtrent afgewezen en kenbaar gemaakt dat de bewoning door burgers kon worden voortgezet. Tot de ontvangst van de brief van 9 maart 2015 hadden zij geen enkele aanwijzing dat Gemeente een ander standpunt zou innemen.
• Verzekeraar stelt dat er in het verleden ook al veel te doen was om de [pand B] en verwijst naar de brief van 2 juli 2009. Die brief is echter gericht aan Verzoeker. Het handhavingsverzoek ten aanzien van [pand B] is afgewezen en hierbij zijn zij geen partij.
• Er was nog geen sprake van een conflict bij het sluiten van de aanvullende dekking. Bij de eerdere conflicten stonden andere partijen tegenover elkaar. Zij hadden ook niet kunnen bedenken dat dit probleem zich zou voordoen, omdat Gemeente aangaf dat de burgerbewoning mocht worden voortgezet.
• De Rechtbank Overijssel heeft Gemeente in het gelijk gesteld. Gemeente hoefde niet op te treden tegen de voortzetting van bewoning van de [pand B] door niet-agrariërs zoals Verzoeker wel had gevraagd.
• Alleen tegen de afwijzing van het handhavingsverzoek ten aanzien van de bewoning van de [pand A] door niet-agrariërs wordt door Verzoeker hoger beroep ingesteld. Het feit dat Gemeente, naar aanleiding van de uitspraak in hoger beroep, hen vervolgens op onjuiste gronden per brief informeert dat Gemeente meent dat de [pand B] niet langer verhuurd mag worden, betekent niet dat het geschil al bestond toen de aanvullende dekking werd gesloten. Van dit laatste was verzekeraar zich bewust zoals volgt uit de brief van 30 september 2016 aan Gemeente.
• In de aanvraag voor de uitbreiding van de dekking van de rechtsbijstandverzekering is niet aangegeven dat er sprake was van een geschil en dus is ook geen melding gemaakt dat dit geschil was afgewikkeld. Wel is bij het verzoek tot rechtsbijstand vermeld dat er in het verleden een geschil is geweest over het gebruik van [pand A]. Dit omdat de nummers vaak worden verward.

Verweer Verzekeraar
3.3 Verzekeraar heeft, kort en zakelijk weergegeven, de volgende verweren gevoerd:
• Consument heeft ons niet juist of althans onvolledig geïnformeerd toen hij ons verzocht om het pand [pand B] mee te verzekeren:
“Op de vraag (nummer 3b van het aanvraagformulier) of hij een geschil had of heeft met
betrekking tot onroerende zaken met de overheid, antwoordde [consument] “nee”. Ten aanzien van de buren antwoordde [consument] “ja “, met als toelichting: “ad 3 b: Is afgesloten, valt onder overgangsrecht, 5B mag verhuurd worden. ”
Ten tijde van het uitbreiden van de verzekering was het geschil met de overheid nog niet afgesloten, evenmin als het geschil met de buren. Op het moment van ondertekening was Consument namelijk nog in afwachting van de uitspraak van de Raad van State. Het geschil bestond al ver voor het sluiten van de aanvullende verzekeringsdekking.
• Naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van State heeft Gemeente alsnog besloten om handhavend op te treden tegen het gebruik van (pand B) als burgerwoning. Los van hetgeen hierboven is gesteld, geldt dat het pand werd meeverzekerd met de clausule dat geen rechtsbijstand wordt verleend in een bekend of bestaand geschil. Van een dergelijk geschil was reeds sprake op het moment dat Consument het verzoek om rechtsbijstand deed. Hierdoor kan Consument in dit geschil geen aanspraak maken op rechtsbijstand.
• Tot slot wordt opgemerkt dat Consument in 2010 bezwaar heeft gemaakt tegen het besluit van 17 september 2009 van Gemeente. Consument heeft Verzekeraar niet juist, of althans onvolledig, geïnformeerd bij het sluiten van de aanvullende dekking. Consument heeft niet aangegeven dat hij eerder een geschil tegen de overheid heeft gehad, de bezwaarprocedure dient immers te worden aangemerkt als een geschil. Hierdoor kon geen dekking aan Consument worden verleend.

4. Beoordeling

4.1 De vraag die centraal staat is of Verzekeraar op juiste gronden het verzoek tot rechtsbijstand heeft mogen afwijzen. De Commissie neemt hierbij het volgende in overweging.

4.2 Het aanvraagformulier vraagt consumenten om bij het sluiten van een verzekering of aanvullende dekking te melden of zij een geschil hebben of verwachten met de buren, een huurder of de overheid. Consument heeft op het aanvraagformulier aangegeven dat er een conflict was tussen hem en zijn buren. Consument heeft daarnaast in de toelichting gemeld dat dit geschil was geëindigd. Het hokje voor een geschil met de overheid is niet aangevinkt.

4.3 De Commissie moet beoordelen of Consument een geschil had met de overheid of een geschil had kunnen verwachten met de overheid. In dat geval wordt geen dekking verleend omdat het een geschil betreft waarvan is nagelaten dit te melden op het aanvraagformulier. Meer specifiek is het de vraag of Consument kon verwachten dat er een geschil met betrekking tot het huren en/of eigendom van onroerende zaken zou kunnen ontstaan met Gemeente. Hierbij is van belang dat Consument in redelijkheid had moeten kunnen verwachten dat er een geschil tussen hem en de overheid zou ontstaan. Hierbij dient te worden gekeken naar de omstandigheden van het geval.

4.4 Allereerst merkt de Commissie op dat Gemeente bij brief van 2 juli 2009 het voornemen kenbaar heeft gemaakt dat zij aan Verzoeker een last onder dwangsom zal opleggen in verband met een illegale verbouwing van de panden aan de [pand A en pand B]. In hetzelfde besluit deelt Gemeente mee dat niet handhavend zal worden opgetreden tegen de bewoning van [pand B]. Gemeente heeft vervolgens bij besluit van 17 september 2009 een last onder dwangsom aan Consument opgelegd voor wat betreft het illegale bouwwerk en het handhavingsverzoek van Verzoeker met betrekking tot bewoning van [pand B] afgewezen. Tegen dit besluit heeft Consument bezwaar gemaakt. Uit het feit dat Consument zich niet kon verenigen met de last onder dwangsom en hiertegen bezwaar heeft gemaakt, kan worden afgeleid dat er een geschil was tussen Consument en Gemeente dat niet is gemeld bij het sluiten van de aanvullende dekking.

4.5 Vervolgens heeft Verzoeker beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar omdat Verzoeker meende dat de bewoning van [pand B] in strijd was met het bestemmingsplan. De rechtbank oordeelde dat het beroep tegen de beslissing op bezwaar ongegrond was. Consument heeft hieruit opgemaakt dat het geschil met betrekking tot het strijdig gebruik van de [pand B] was beëindigd en dat hij er niet vanuit hoefde te gaan dat er een geschil met de overheid zou ontstaan. Uit correspondentie en ter zitting bleek dat het geschil tussen Consument en Verzoeker al een lange voorgeschiedenis kent en Verzoeker vaker heeft getracht, onder meer door tussenkomst van Gemeente, Consument dwars te zitten. Alhoewel het besluit van 17 september 2009 slechts zag op het illegale bouwwerk, had Consument – gezien de verstoorde verstandhouding tussen hem en Verzoeker – er vanuit kunnen gaan dat het geschil nog niet ten einde was totdat er een uitspraak was gedaan in hoogste instantie en het besluit formele rechtskracht had verkregen. Dit betekent dat het besluit in recht onaantastbaar is en de juistheid van het genomen besluit daarmee is komen vast te staan. Nu er nog geen uitspraak door de Raad van State was gedaan en het besluit geen formele rechtskracht had verkregen betekende dit dat het besluit om niet handhavend te willen optreden nog kon wijzigen. De uitspraak van de rechtbank, waarin wordt geoordeeld dat de gemeente terecht niet handhavend hoeft op te treden, maakt dit niet anders. De vraag of het geschil met de Gemeente kans van slagen heeft is ook niet van belang bij deze beoordeling. De vraag is sec of Consument redelijkerwijs kon verwachten dat er een geschil met de overheid omtrent de onroerende zaak kon ontstaan. In overweging nemende dat er eerder een last onder dwangsom was opgelegd, dientengevolge een bezwaarprocedure heeft plaatsgevonden en het feit dat Verzoeker en Consument al een lange voorgeschiedenis hebben over het gebruik van de woning, maakt dat Consument redelijkerwijs had kunnen verwachten dat er in de toekomst een geschil met de overheid zou kunnen ontstaan omtrent de onroerende zaken.

4.6 Verzekeraar heeft op goede gronden kunnen oordelen dat het redelijkerwijs te verwachten viel dat er een geschil tussen Consument en Gemeente zou ontstaan over de onroerende zaak waarvoor hij aanvullende dekking sloot. Het had op de weg gelegen van Consument om te melden dat er eerder een last onder dwangsom was opgelegd en om aan te geven dat een geschil met de overheid in de toekomst niet was uit te sluiten. Het feit dat de overtreding is beëindigd maakt dit niet anders.

4.7 Nu is komen vast te staan dat bij de uitbreiding van de dekking van de rechtsbijstandverzekering Consument redelijkerwijs had kunnen verwachten dat er een geschil met de overheid zou kunnen ontstaan en Consument dit niet heeft gemeld op het aanvraagformulier, is niet relevant of de uitspraak van de Raad van State tevens ziet op het verhuurd object van Consument. Op basis van het bovenstaande dient de vraag of Verzekeraar het verzoek tot rechtsbijstand heeft mogen afwijzen, bevestigend te worden beantwoord.

5. Beslissing

De Commissie wijst de vordering af.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van bindende beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor www.kifid.nl/consumenten/hoe-wordt-uw-klacht-behandeld.]

U kunt, binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak, bij de Voorzitter van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening schriftelijk een verzoek indienen tot herstel van kennelijke vergissingen in de uitspraak. U moet daarbij met name denken aan correctie van reken- of schrijffouten en verbetering van namen en data. De volledige procedure met de termijnen die daarbij in acht moeten worden genomen staat beschreven in artikel 46 van het Reglement.

Bekijk de volledige uitspraak