Mijn Kifid

Uitspraak 2017-520 (Bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening, nr. 2017-520
(mr. B.F. Keulen, voorzitter, prof.mr. M.L. Hendrikse en mr. A.M.T. Wigger, leden
en mr. drs. H.M.B. Brouwer, secretaris)

Klacht ontvangen op : 14 november 2015
Ingediend door : Consument
Tegen : Assurantiekantoor Dalhuisen B.V., gevestigd te Lieren,
verder te noemen Tussenpersoon
Datum uitspraak : 8 augustus 2017
Aard uitspraak : Bindend advies

Samenvatting

De eerdere tussenpersoon bestaande bromfietsverzekering is opgezegd maar niet direct aansluitend heeft tussenpersoon voor een nieuwe bromfietsverzekering gezorgd en na de constatering van de RDW dat de bromfiets niet was verzekerd, heeft hij niet gezorgd voor de door hem toegezegde artikel 34 WAM verklaring. Daarmee heeft tussenpersoon zijn zorgplicht geschonden en wordt de vordering van Consument toegewezen.

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:
• het door Consument (digitaal) ingediende klachtformulier van 14 november 2015
en 6 september 2016.

De Commissie stelt vast dat partijen hebben gekozen voor bindend advies.

De Commissie stelt voorts vast dat het niet nodig is de zaak mondeling te behandelen. De zaak kan daarom op de stukken worden beslist.

2. Feiten
De Commissie gaat uit van de volgende feiten.

2.1 De bromfiets van Consument was via een tussenpersoon, verder te noemen Eerdere Tussenpersoon, WA verzekerd. De Verzekering is door Tussenpersoon rechtstreeks bij Eerdere Tussenpersoon opgezegd met een opzegkaartje, waarop niet de handtekening van Consument stond. Deze mutatie heeft plaatsgevonden op 22 juli 2014 waarbij als royementsdatum 1 september 2014 is vastgesteld.

2.2 De Rijksdienst Wegverkeer (RDW) heeft Consument op 29 september 2014 een brief gestuurd met daarin de constatering dat de bromfiets op 29 september 2014 niet als verzekerd geregistreerd stond en dat, als geen artikel 34 Wet Aansprakelijkheidsverzekering Motorrijtuigen (WAM) verklaring zou kunnen worden overgelegd, hem een boete zou worden opgelegd.

2.3 De brief van de RDW heeft Consument onder de aandacht gebracht van Tussenpersoon die hem heeft gerustgesteld met de mededeling dat hij voor een artikel 34 WAM verklaring zou zorgen.

2.4 Tussenpersoon heeft op 8 oktober 2014 de nieuwe bromfietsverzekering voor Consument laten ingaan.

3. Vordering, klacht en verweer

Vordering Consument
3.1 Consument vordert € 1.144,–. Dit bedrag is de oorspronkelijke boete van de RDW
van € 330,–, die bij gebreke van betaling is opgelopen tot € 1.144,41.

Grondslagen en argumenten daarvoor
3.2 Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de grondslag dat Tussenpersoon in strijd heeft gehandeld met de op hem rustende zorgplicht. Consument voert hiertoe de volgende argumenten aan.
• Tussenpersoon heeft weliswaar aangegeven dat hij de artikel 34 WAM verklaring zou regelen maar hij heeft dit nagelaten.
• Tussenpersoon heeft Consument niet aangegeven dat de boete zou kunnen oplopen door hem onbetaald te laten gedurende het wachten op de door Tussenpersoon beloofde artikel 34 WAM verklaring.

Verweer Tussenpersoon
3.3 Tussenpersoon heeft, kort en zakelijk telefonisch laten weten dat hij niet heeft gereageerd op verzoeken om een verweerschrift omdat hij niets van het dossier weet. Voorts heeft hij telefonisch toegezegd dat hij zich erbij neer zou leggen en zou betalen, indien hij niet correct gehandeld zou hebben.

4. Beoordeling

4.1 De Commissie ziet zich gesteld voor de vraag of Tussenpersoon zijn zorgplicht heeft geschonden door via Eerdere Tussenpersoon de bestaande bromfietsverzekering op te zeggen en niet direct aansluitend voor een nieuwe bromfietsverzekering te zorgen en na de constatering van de RDW dat de bromfiets niet was verzekerd niet te zorgen voor de toegezegde artikel 34 WAM verklaring.

4.2 De door Consument aan zijn klacht ten grondslag gelegde feiten zijn niet door Tussenpersoon betwist. De door Consument geschetste gang van zaken staat daarmede vast. Naar het oordeel van de Commissie was het de verantwoordelijkheid van Tussenpersoon om aansluitend aan het royement van de bestaande bromfietsverzekering te zorgen voor een nieuwe bromfietsverzekering. Door dat niet te doen is het Tussenpersoon aan te rekenen dat Consument van 1 september tot 8 oktober 2014 onverzekerd met zijn bromfiets aan het verkeer heeft deelgenomen met de boete van de RDW als gevolg.

Het had bovendien op de weg van Tussenpersoon gelegen om, door Consument geconfronteerd met de brief van de RDW, hem te adviseren de boete in ieder geval te betalen onder protest van gehoudenheid daartoe en te zorgen voor de toegezegde artikel 34 WAM verklaring. Door dit alles na te laten zijn de gevolgen daarvan, de tot € 1.144,- opgelopen boete van de RDW, voor rekening van Tussenpersoon.

4.3 Naast het bedrag van € 1.144,- heeft Consument nog kosten gevorderd maar dat deel van zijn vordering niet nader gespecificeerd en onderbouwd, zodat dat deel van de vordering wordt afgewezen.

5. Beslissing

De Commissie beslist dat Tussenpersoon binnen vier weken na de dag waarop een afschrift van deze beslissing aan partijen is verstuurd, aan Consument een bedrag voldoet van € 1.144,– De Commissie wijst het meer of anders gevorderde af.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van bindende beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor www.kifid.nl/consumenten/hoe-wordt-uw-klacht-behandeld.
.
U kunt, binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak, bij de Voorzitter van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening schriftelijk een verzoek indienen tot herstel van kennelijke vergissingen in de uitspraak. U moet daarbij met name denken aan correctie van reken- of schrijffouten en verbetering van namen en data. De volledige procedure met de termijnen die daarbij in acht moeten worden genomen staat beschreven in artikel 46 van het Reglement.

Bekijk de volledige uitspraak