Mijn Kifid

Uitspraak 2017-550

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2017-550
(mr. A.M.T. Wigger, voorzitter en mr. T. Boerman, secretaris)

Klacht ontvangen op : 23 juni 2016
Ingediend door : Consument
Tegen : ABN AMRO Hypotheken Groep B.V., h.o.d.n. Florius, gevestigd te Amersfoort,
verder te noemen “de Bank”
Datum uitspraak : 16 augustus 2017
Aard uitspraak : Niet-bindend advies

Samenvatting

Consument klaagt over de boeterenteberekening van de bank en vordert een bedrag van
€ 4.327,64 aan teveel betaalde boeterente. De Commissie is van oordeel dat niet is gebleken dat de Bank bij de vaststelling van de boeterente is uitgegaan van een onjuiste berekening welke tot financiële schade heeft geleid. Integendeel, de Bank heeft gerekend met een hogere vergelijkingsrente, hetgeen in het voordeel van Consument heeft uitgepakt. Evenmin is het de Commissie gebleken dat de Bank heeft gehandeld in strijd met de wettelijke bepalingen. De Bank is derhalve niet gehouden een bedrag van € 4.327,64 aan Consument terug te betalen. De Commissie wijst de vordering af.

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

• het door Consument (digitaal) ingediende klachtformulier;
• het verweerschrift van de Bank;
• de repliek van Consument;
• de dupliek van de Bank;
• de e-mail van Consument met zijn keuze voor een niet-bindend advies;
• de nadere reactie van Consument welke ter kennisneming naar de Bank is toegezonden.

De Commissie stelt vast dat Consument heeft gekozen voor een niet-bindend advies. De uitspraak is daardoor niet-bindend.

De Commissie stelt vast dat het niet nodig is de zaak mondeling te behandelen. De zaak kan daarom op grond van de stukken worden beslist.

2. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten.

2.1 Consument heeft in 2011 een hypothecaire geldlening (hierna: “de geldlening”) bestaande uit meerdere leningdelen afgesloten bij de Bank. In de “Voorwaarden Compleet Hypotheek” (hierna: “de Voorwaarden”) is onder meer het volgende bepaald:

“6.2 Vergoeding verschuldigd
Als de voor uw lening geldende rente op het moment van extra of algehele aflossing hoger is dan het voor soortgelijke nieuwe leningen (met dezelfde rentevorm) bij Florius gehanteerde rentepercentage, is over de extra of algehele aflossingen boven de hierna vermelde kosteloze aflossingen (vrijstellingen) een vergoeding aan Florius verschuldigd. U bent dus alleen een vergoeding verschuldigd wanneer de op dat moment geldende rente lager is dan uw leningrente.
(…)
6.3.7 Vrijstelling per kalenderjaar
U kunt altijd per kalenderjaar extra aflossen tot een bedrag gelijk aan 15% van het oorspronkelijke leningbedrag zonder dat u hierover een vergoeding hoeft te betalen.
Het oorspronkelijke leningbedrag is het in de offerte genoemde bedrag van het desbetreffende leningdeel.

6.4 Vergoedingsregeling
De vergoeding voor extra of algehele aflossing wordt berekend over het bedrag aan extra aflossing boven het vrijgestelde bedrag van 15% van de hoofdsom (zie hierboven onder ‘Vrijstelling per kalenderjaar’).”
2.2 In 2015 heeft Consument besloten de geldlening voortijdig algeheel af te lossen. Consument heeft de Bank verzocht hiervoor een boeterenteberekening te maken.
2.3 De Bank gaat in haar berekening uit van vergelijkingsrentes van 2,45% en 2,25%, een eenmalige boetevrije aflossing van 15% en een resterende rentevast periode van
16 maanden. De berekening van de Bank ziet er als volgt uit:

2.4 De Bank heeft Consument op diens verzoek in de periode tussen juli 2015 en eind november 2015 meerdere boeterenteberekeningen toegezonden. Consument is het niet eens met de berekende boeterente en de risicopremie die de Bank hanteert.
2.5 Consument heeft zijn klacht over de risicopremie tijdens de procedure bij het Kifid ingetrokken.

3. Vordering, klacht en verweer

Vordering Consument
3.1 Consument vordert een vergoeding van € 4.327,64 voor de teveel betaalde boeterente.

Grondslagen en argumenten daarvoor
3.2 Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de grondslag dat de Bank bij de vaststelling van de boeterente is uitgegaan van een onjuiste berekening. Consument voert hiertoe de volgende argumenten aan.
• De Bank handelt in strijd met het wettelijke beginsel dat de boeterente bij vervroegde aflossing niet hoger mag zijn dan de misgelopen inkomsten.
• De Bank houdt ten onrechte geen rekening met de jaarlijkse boetevrije aflossingen die hij in 2016 kon en in 2017 kan doen. Dit zou de Bank op grond van de richtlijn van de Autoriteit Financiële Markten (hierna: “AFM”) wel moeten doen.
• De Bank gaat ten onrechte uit van een resterende rentevast periode van 16 maanden. Dit had 15 maanden en 24 dagen moeten zijn.
• De Bank hanteert in haar boeterenteberekening een renteblad van 29 oktober 2015. De hypotheekakte met betrekking tot de aflossing is op 14 december 2015 gepasseerd, zodat de Bank moest uit gaan van het renteblad van 3 december 2015. Dit heeft geen effect gehad op de boeterenteberekening, omdat de rentepercentages van beide bladen overeenkomen.

Verweer van de Bank
3.3 De Bank heeft, kort en zakelijk weergegeven, de volgende verweren gevoerd:
• De Bank begrijpt dat er onduidelijkheid zijdens Consument bestaat over de berekening van de boeterente. De Bank biedt hiervoor haar excuses aan.
• De Bank is in haar berekening uit gegaan van vergelijkingsrentes van 2,45% en 2,25%, terwijl deze 2,4% en 2,2% moesten zijn. Dit is in het voordeel van Consument en zal niet worden aangepast.
• De Bank heeft in haar berekening rekening gehouden met de werkelijke aflosdatum en is daarbij uit gegaan van een juiste resterende rentevast periode, namelijk 15 maanden en 24 dagen.
• De Bank brengt Consument haar nadeel conform de tussen partijen gemaakte contractuele afspraken in rekening. Hiermee voldoet de Bank aan hetgeen tussen partijen is afgesproken en aan de geldende wet- en regelgeving.
• De Bank acht het niet redelijk om de mogelijkheid tot jaarlijkse boetevrij aflossen mee te nemen in haar berekening. Dit ligt in de toekomst en betreft een omstandigheid waarover geen van de partijen zekerheid kan geven.

De Bank verwijst in dit kader naar een uitspraak van het Kifid van 28 oktober 2016 waarin door de Geschillencommissie is geoordeeld dat de Bank niet gehouden kan worden rekening te houden met toekomstig onzekere gebeurtenissen bij het bepalen van de hoogte van de vergoeding bij vervoegd aflossen.

4. Beoordeling

4.1 De centrale vraag in dit geschil is of de Bank bij de vaststelling van de boeterente bij vervroegde algehele aflossing is uitgegaan van een onjuiste berekening en in het bijzonder of de Bank gehouden is een bedrag van € 4.327,64 aan Consument terug te betalen.
4.2 Partijen zijn het erover eens dat Consument bij vervroegde algehele aflossing een boeterente verschuldigd is. Partijen verschillen van mening over de wijze waarop de Bank de berekening heeft gemaakt. Zo stelt Consument dat de Bank in haar boeterenteberekening rekening dient te houden met de jaarlijkse boetevrije aflossingen die hij conform de Voorwaarden in 2016 kon en in 2017 kan doen. Dit zou ook blijken uit de richtlijn die door de AFM is opgesteld ten aanzien van de boeterenteberekening. Hierover oordeelt de Commissie als volgt.
4.3 De mogelijkheid tot jaarlijkse boetevrije aflossing van 15% geeft Consument een recht, niet de plicht tot boetevrij aflossen op de geldlening. Op het moment dat Consument tot aflossing overging, zijn aflossingen in toekomstige jaren een onzekere toekomstige gebeurtenis waar de Bank in haar berekening geen rekening mee hoeft te houden. De omstandigheid dat Consument regelmatig heeft afgelost op de geldlening, maakt dit niet anders. Anders dan Consument stelt, blijkt tevens uit de richtlijn van de AFM dat de Bank in haar berekening geen rekening hoeft te houden met boetevrije aflossingen in toekomstige jaren. Volledigheidshalve wijst de Commissie erop dat voornoemde richtlijn geldt voor vervroegde aflossingen vanaf 14 juli 2016 en dat de richtlijn niet met terugwerkende kracht wordt toegepast. Vgl. uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2017-499 van 31 juli 2017.
4.4 Het argument van Consument dat de Bank in haar berekening ten onrechte is uitgegaan van een resterende rentevast periode van 16 maanden in plaats van 15 maanden en 24 dagen kan de Commissie Consument niet volgen nu uit de berekening van de Bank (onder 2.3 van deze uitspraak) blijkt dat zij is uitgegaan van een resterende rentevast periode van 15 maanden en 24 dagen.
4.5 De Commissie oordeelt aangaande het argument van Consument dat de Bank in haar berekening een onjuist renteblad hanteert, dat in het midden kan blijven de vraag of de Bank al dan niet het juiste renteblad heeft gebruikt nu niet is gebleken dat dit tot financiële schade voor Consument heeft geleid.
4.6 Wat het klachtonderdeel gericht op de bankierseed betreft, overweegt de Commissie dat zij niet bevoegd is daarover te oordelen. Voor zover de in de eed vervatte normen doorwerken in het Nederlandse recht, is daarmee hiervoor rekening gehouden (zie artikel 6.2 Reglement).

4.7 Gelet op het voorgaande is de Commissie van oordeel dat niet is gebleken dat de Bank bij de vaststelling van de boeterente is uitgegaan van een onjuiste berekening welke tot financiële schade heeft geleid. Integendeel, de Bank heeft gerekend met een hogere vergelijkingsrente, hetgeen in het voordeel van Consument heeft uitgepakt. Evenmin is het de Commissie gebleken dat de Bank heeft gehandeld in strijd met de wettelijke bepalingen. De Bank is derhalve niet gehouden een bedrag van € 4.327,64 aan Consument terug te betalen.

5. Beslissing

De Commissie wijst de vordering af.

De uitspraak heeft de vorm van een niet-bindend advies. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. U kunt de zaak nog wel aan de rechter voorleggen.

U kunt, binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak, bij de Voorzitter van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening schriftelijk een verzoek indienen tot herstel van kennelijke vergissingen in de uitspraak. U moet daarbij met name denken aan correctie van reken- of schrijffouten en verbetering van namen en data. De volledige procedure met de termijnen die daarbij in acht moeten worden genomen staat beschreven in artikel 46 van het Reglement.

Bekijk de volledige uitspraak