Mijn Kifid

Uitspraak 2017-560

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2017-560
(mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter en mr. T. Boerman, secretaris)

Klacht ontvangen op : 24 mei 2016
Ingediend door : Consument
Tegen : Obvion N.V., gevestigd te Heerlen, verder te noemen “de Bank”
Datum uitspraak : 21 augustus 2017
Aard uitspraak : Niet-bindend advies

Samenvatting

Consument beklaagt zich over de boeterenteberekening van de bank en vordert vergoeding van de teveel betaalde boeterente. In het onderhavige geval heeft de Bank naar het oordeel van de Commissie onweersproken aangevoerd dat zij geen overeenkomst van geldlening aanbiedt met een rentevast periode die overeenkomt met de resterende rentevast periode van 4 jaar, zodat zij in haar berekening conform de Voorwaarden mocht uitgaan van een vergelijkingsrente behorend bij de naast kortere rentevast periode van 2 jaar. Naar het oordeel van de Commissie zijn de artikelen in de Voorwaarden (ten aanzien van de boeterenteberekening) niet onredelijk bezwarend. Niet is gebleken dat de Bank Consument een hogere vergoeding in rekening heeft gebracht dan de daadwerkelijke schade die zij lijdt als gevolg van de vervroegde aflossing op de geldlening. In dit kader merkt de Commissie op dat evenmin is gebleken dat artikel 11 lid 4 van de Voorwaarden in strijd is met de goede trouw die de Bank bij de nakoming van de geldlening in acht heeft te nemen, dan wel dat voornoemd artikellid in strijd is met de correctheid waarmee de Bank zich publiekelijk presenteert. Wat het klachtonderdeel gericht op de bankierseed betreft, overweegt de Commissie tenslotte dat zij niet bevoegd is daarover te oordelen. Voor zover de in de eed vervatte normen doorwerken in het Nederlandse recht, is daarmee hiervoor rekening gehouden (zie artikel 6.2 Reglement). De vordering wordt afgewezen.

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

• de klachtbrief van Consument met bijlagen;
• het verweerschrift van de Bank;
• de repliek van Consument;
• de dupliek van de Bank;
• de nadere reactie van Consument.

De Commissie stelt vast dat Consument heeft gekozen voor een niet-bindend advies. De uitspraak is daardoor niet-bindend.

Partijen zijn opgeroepen voor een hoorzitting op 27 juni 2017 en zijn aldaar verschenen.

2. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten.

2.1 Consument heeft in 2009 een hypothecaire geldlening (hierna: “de geldlening”) afgesloten bij de Bank met een rentevastperiode van 10 jaar. Op de geldlening zijn de Algemene Voorwaarden Basis hypotheek versie januari 2008 (hierna: “de Voorwaarden”) van toepassing.

2.2 In de Voorwaarden is onder meer het volgende bepaald:
“11. Vervroegde aflossingen
(…)
4. De contante waarde van de rentederving over het bedrag van de overschrijding
wordt door de geldgever op de volgende manier berekend:
I percentage
Het verschil tussen het op het desbetreffende leningdeel van toepassing zijnde
rentepercentage en het bij geldgever, op het tijdstip van ontvangst van het bedrag
van de vervroegde aflossing, voor een vergelijkbare geldlening van geldgever op
dat moment geldende rentepercentage voor een rentevastperiode gelijk aan de
resterende rentevastperiode. Indien de resterende rentevastperiode niet samenvalt
met een door geldgever op dat moment gehanteerde rentevastperiode, wordt voor
de berekening van de contante waarde uitgegaan van het rentepercentage dat hoort bij de naast kortere rentevastperiode.
// periode
Voor de berekening van de contante waarde dient onder resterende rentevastperiode
te worden verstaan de periode vanaf het tijdstip van ontvangst van het bedrag
van de vervroegde aflossing tot de overeengekomen laatste aflossingsdatum of de
eerstvolgende renteherzieningsdatum zo deze daaraan voorafgaat.

(,,,)

13. Wijziging van de leningcondities
Tijdens de looptijd van de geldlening is het niet mogelijk over te stappen naar een
Obvion hypotheek. Voor het op uw verzoek wijzigen van aflossingsvorm, looptijd,
rentepercentage en rentevastperiode die bij uw geldlening/leningdeel horen, gelden de
volgende regels:
– bij elke wijziging worden op de totale geldlening de dan geldende (nieuwe)
Algemene Voorwaarden van geldgever van toepassing;
– voor een wijziging bent u administratiekosten verschuldigd, zie www.obvion.nl;
een wijziging is zonder administratiekosten mogelijk aan het einde van de
overeengekomen rentevastperiode;
– voor het tussentijds wijzigen van de leningcondities bent u mogelijk een vergoeding
wegens rentederving verschuldigd conform het bepaalde in artikel n lid 4 van deze
Algemene Voorwaarden.
geldgever behoudt zich het recht voor om bestaande hypotheekvormen en/of
rentevastperioden uit het assortiment te nemen en er nieuwe aan toe te voegen.
– wijziging is alleen mogelijk als wordt voldaan aan de door geldgever op dat moment
voor soortgelijke geldleningen vastgestelde financieringscriteria;
– de wijziging kan worden geregeld in een offerte die geldgever u ter acceptatie
toestuurt;
– op www.obvion.nl staat actuele informatie over de mogelijkheden voor het wijzigen
van leningcondities en de eventueel daaraan verbonden kosten;
– geldgever is niet verplicht aan een verzoek tot wijziging van de leningcondities
gevolg te geven.”

2.3 In de Gedragscode Hypothecaire Financieringen is onder meer het volgende bepaald:
“9. Extra of vervroegde algehele aflossing
1. De hypothecair financier zal de consument toestaan om tot extra of vervroegde algehele aflossing van een hypothecaire financiering over te gaan. De hypothecair financier is bevoegd te bedingen dat deze aflossingen alleen kunnen geschieden op bepaalde data en/of met inachtneming van een bepaalde termijn of termijnen en/of met inachtneming van bepaalde minimumbedragen en/of tegen betaling van een vergoeding.
De hypothecair financier zal bij extra aflossingen op en bij vervroegde algehele aflossing van een hypothecaire financiering bij het berekenen van een vergoeding rekening houden met het bedrag dat contractueel door de consument in het jaar van de aflossing vergoedingsvrij afgelost mag worden.”

2.4 In september 2015 heeft Consument de geldlening intern overgesloten. Hiertoe heeft Consument een offerte van de Bank (met voorbehoud ten aanzien van de boeteberekening) voor akkoord ondertekend waarbij de hypotheekrente verlaagd is van 5,5% naar 2,8%. De resterende looptijd van de rentevast periode van de geldlening bedroeg op dat moment 4 jaar. De Bank heeft Consument hiervoor een boeterente van € 20.939,21 in rekening gebracht.

3. Vordering, klacht en verweer

Vordering Consument
3.1 Consument vordert vergoeding van de teveel betaalde boeterente.

Grondslagen en argumenten daarvoor
3.2 Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de grondslag dat de Bank Consument ten onrechte een hoger bedrag aan rentederving in rekening heeft gebracht dan haar daadwerkelijke schade was. Consument voert hiertoe de volgende argumenten aan.
• Consument is een boeterente van € 17.654,00 verschuldigd, maar hij heeft een bedrag van
€ 20.939,21 betaald. Dit is in strijd met het wettelijke uitgangspunt dat een benadeelde geen hogere vergoeding in rekening mag brengen dan diens daadwerkelijk geleden schade. Ook is dit niet in overeenstemming met de ethiek die ziet op het belang van de klant.
• Artikel 11 lid 4 van de Voorwaarden dient niet te gelden, omdat deze bepaling:
o Op grond van artikel 6:237 sub i Burgerlijk Wetboek (BW) onredelijk bezwarend is;
o in strijd is met de goede trouw die de Bank bij de nakoming van de geldlening in acht heeft te nemen;
o in strijd is met de recente bankeneed die een ethische benadering in de verhouding met de klant voorstaat en wiens belang voorop dient te staan;
o in strijd is met de correctheid waarmee de Bank zich publiekelijk presenteert.
• De resterende rentevast periode op het moment van de offerte in september 2015 was 4 jaar en niet 2 jaar waarop de Bank haar boeterente berekening heeft gebaseerd. Dit leidt tot een correctie ten gunste van Consument.
• De uitspraak van het Kifid uit 2012 waarnaar de Bank verwijst is rijp voor heroverweging.

Verweer van de Bank
3.3 De Bank heeft de stellingen van Consument gemotiveerd weersproken. Voor zover nodig zal de Commissie bij de beoordeling daarop ingaan.

4. Beoordeling

4.1 De centrale vraag in dit geschil is of de Bank ten onrechte is uitgegaan van de berekening zoals omschreven in de Voorwaarden en in het bijzonder of de Bank gehouden is de volgens Consument teveel betaalde boeterente te vergoeden.

4.2 Uitgangspunt is hetgeen partijen zijn overeengekomen; dat is in dit geval de overeenkomst van geldlening en de daarop van toepassing zijnde voorwaarden. In artikel 11 lid 4 van de Voorwaarden is bepaald hoe de Bank de vergoeding voor vervroegde aflossing berekent. Zo blijkt onder meer uit dit artikel dat de Bank bij het bepalen van de vergelijkingsrente dient te kijken naar het rentepercentage dat geldt voor een geldlening met een looptijd gelijk aan de resterende rentevast periode. Indien de resterende rentevast periode niet samenvalt met een door de Bank op dat moment gehanteerde rentevast periode, is de Bank conform de Voorwaarden in haar berekening bevoegd uit te gaan van het rentepercentage dat hoort bij de naast kortere rentevast periode. In het onderhavige geval heeft de Bank naar het oordeel van de Commissie onweersproken aangevoerd dat zij geen overeenkomst van geldlening aanbiedt met een rentevast periode die overeenkomt met de resterende rentevast periode van 4 jaar, zodat zij in haar berekening conform de Voorwaarden mocht uitgaan van een vergelijkingsrente behorend bij de naast kortere rentevast periode van, naar onweersproken, 2 jaar.

Onredelijk bezwarend beding?
4.3 Consument stelt zich op het standpunt dat de clausule in artikel 11 lid 4 (en artikel 13) van de Voorwaarden (vermoedelijk) onredelijk bezwarend is. In het bijzonder doet hij een beroep op artikel 237 sub i BW, dat betrekking heeft op een beding dat, voor het geval een overeenkomst wordt beëindigd anders dan op grond van een tekortschieten van de wederpartij, de wederpartij verplicht een geldsom te betalen, behalve voor zover het een redelijke vergoeding voor geleden verlies of gederfde winst betreft.

4.4 Naar het oordeel van de Commissie zijn voornoemde artikelen in de Voorwaarden niet onredelijk bezwarend. De Commissie overweegt hiertoe het volgende.
De Gedragscode Hypothecaire Financieringen, opgesteld in samenspraak met
consumentenorganisaties, staat banken toe dergelijke bedingen in overeenkomsten met
consumenten op te nemen.

De artikelen 11 lid 4 en 13 voldoen aan de vereisten vermeld in artikel 9 van de Gedragscode Hypothecaire Financieringen. De Commissie is in dit kader van oordeel dat de door Consument betaalde boeterente een redelijke vergoeding is voor het op zijn verzoek tussentijds openbreken van een tussen hem en de Bank gesloten overeenkomst, nu daarmee het door de Bank geleden nadeel gecompenseerd wordt. Vgl. uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2017-499. Niet is gebleken dat de Bank Consument een hogere vergoeding in rekening heeft gebracht dan de daadwerkelijke schade die zij lijdt als gevolg van de vervroegde aflossing op de geldlening.

4.5 In dit kader merkt de Commissie op dat evenmin is gebleken dat artikel 11 lid 4 van de Voorwaarden in strijd is met de goede trouw die de Bank bij de nakoming van de geldlening in acht heeft te nemen, dan wel dat voornoemd artikellid in strijd is met de correctheid waarmee de Bank zich publiekelijk presenteert.

4.6 Wat het klachtonderdeel gericht op de bankierseed betreft, overweegt de Commissie tenslotte dat zij niet bevoegd is daarover te oordelen. Voor zover de in de eed vervatte normen doorwerken in het Nederlandse recht, is daarmee hiervoor rekening gehouden (zie artikel 6.2 Reglement).

5. Beslissing

De Commissie wijst de vordering af.

De uitspraak heeft de vorm van een niet-bindend advies. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. U kunt de zaak nog wel aan de rechter voorleggen.

U kunt, binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak, bij de Voorzitter van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening schriftelijk een verzoek indienen tot herstel van kennelijke vergissingen in de uitspraak. U moet daarbij met name denken aan correctie van reken- of schrijffouten en verbetering van namen en data. De volledige procedure met de termijnen die daarbij in acht moeten worden genomen staat beschreven in artikel 46 van het Reglement.

Bekijk de volledige uitspraak