Mijn Kifid

Uitspraak 2017-758

Beslissing Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2017-758
(mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter, mr. dr. S.O.H. Bakkerus, mr. A.M.T. Wigger, leden en mr. J.J. Guijt, secretaris)

Op het schriftelijk verzoek tot wraking ingevolge artikel 46 van het Reglement Geschillencommissie financiële dienstverlening (Kifid) bemiddeling en (bindend) advies (hierna: het Reglement) van:

mevrouw [Naam consument], wonende te [Woonplaats 1], hierna te noemen Consument,
gemachtigde mevrouw drs. [X], wonende te [Woonplaats 2],

tegen:

mr. B.F. Keulen, lid van de Geschillencommissie, hierna te noemen Verweerder.

Samenvatting

Wraking lid geschillencommissie.

1. Procesverloop

1.1. Bij brief van 23 oktober 2017 van de gemachtigde van Consument is Verweerder gewraakt en is bezwaar gemaakt tegen zijn deelname aan de zitting op stukken van de Geschillencommissie.

1.2. Bij brief van 26 oktober 2017 heeft Verweerder schriftelijk gereageerd op het wrakingsverzoek en gemotiveerd laten weten niet in de wraking te berusten.

1.3. De wederpartij in de hoofdzaak heeft bij brief van 3 november 2017 medegedeeld niet van de gelegenheid gebruik te maken om op het wrakingsverzoek te reageren.

1.4. De Commissie heeft geen aanleiding gezien om het wrakingsverzoek in een hoorzitting te behandelen.

2. Standpunt van Consument

2.1. Consument twijfelt aan de onpartijdigheid en onafhankelijkheid van Verweerder en voert hiertoe de volgende argumenten aan:
– Verweerder heeft, in zijn hoedanigheid van advocaat, de wederpartij in de hoofdzaak in het verleden meermalen bijgestaan in gerechtelijke procedures.
– in eerdere procedures waarbij de gemachtigde van Consument in privé betrokken was, heeft Verweerder dusdanig onbegrijpelijke beslissingen genomen dat niet anders geoordeeld kan worden dan dat hij destijds vooringenomen was. Consument verwacht dat Verweerder ook in de onderhavige zaak niet onafhankelijk kan optreden;
– in de onderhavige zaak heeft Verweerder zich reeds uitgelaten over de toepassing van de saldomethode en de hoogte van de ingehouden bedragen zodat hij niet meer onafhankelijk en onpartijdig kan oordelen.

3. Standpunt van Verweerder

Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd waarop voor zover nodig hieronder zal worden ingegaan.

4. Beoordeling

4.1. Ingevolge artikel 46.4 van het Reglement kan een lid van de Geschillencommissie door een of meer partijen worden gewraakt op grond van te zijnen aanzien bestaande feiten of omstandigheden waardoor zijn onpartijdigheid of onafhankelijk oordeel bij de behandeling van de Klacht aan twijfel onderhevig zou kunnen zijn.

4.2. Verweerder heeft als meest verstrekkende verweer aangevoerd dat het wrakingsverzoek in de kern ziet op de onvrede van de gemachtigde van Consument, dat zij niet een partij in de hoofdzaak is en daarom niet in het wrakingsverzoek kan worden ontvangen. De Commissie maakt uit de brief van 23 oktober 2017 van de gemachtigde van Consument evenwel op dat het wrakingsverzoek is ingediend namens Consument. Zij verwijst in dit verband naar pagina 3 onder punt 7 van voornoemde brief waar vermeld staat: “[Consument] stelt dat naar verwacht mr. Keulen in onderhavige zaak niet onafhankelijk kan optreden.” Gelet op het voorgaande oordeelt de Commissie dat Consument kan worden ontvangen in haar wrakingsverzoek.

4.3. Bij de beoordeling van een verzoek tot wraking van een lid van de Geschillencommissie geldt als uitgangspunt dat het lid uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich concrete omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat het lid jegens de betreffende partij vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. De Commissie is van oordeel dat in het onderhavige geval van dergelijke omstandigheden geen sprake is en overweegt daartoe als volgt.

4.4. Consument stelt allereerst dat Verweerder niet onpartijdig dan wel onafhankelijk kan oordelen omdat hij in het verleden, in zijn hoedanigheid van advocaat, de wederpartij in de hoofdzaak heeft bijgestaan in gerechtelijke procedures. Het enkele feit dat Verweerder in het verleden (tot 1 januari 2008) als advocaat werkzaam is geweest en in die hoedanigheid de wederpartij in de hoofdzaak zou hebben bijgestaan, hetgeen Verweerder overigens uitdrukkelijk betwist, brengt niet mee dat hij vooringenomen is jegens Consument, dan wel dat sprake zou zijn van de schijn van partijdigheid, althans dat de bij die partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Aanvullende feiten en omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten leiden, heeft Consument niet aangevoerd en zijn ook overigens niet gebleken.

4.5. Consument heeft haar wrakingsverzoek voorts gegrond op het feit dat Verweerder in een eerdere procedure, waarbij niet Consument maar de gemachtigde van Consument in privé betrokken was, dusdanig onbegrijpelijke beslissingen heeft genomen dat niet anders kan worden geoordeeld dan dat sprake is van (de schijn van) partijdigheid dan wel vooringenomenheid.
Dienaangaande overweegt de Commissie dat het feit dat een partij het niet eens is met eerdere in andere zaken gedane uitspraken door de commissie waarvan Verweerder deel uitmaakte op zichzelf onvoldoende grond vormt om aan te nemen dat bij Verweerder sprake is van partijdigheid dan wel vooringenomenheid. Consument heeft weliswaar gesteld dat de eerdere uitspraak onbegrijpelijk is, maar zij heeft nagelaten feiten en/of omstandigheden aan te voeren die deze stelling onderbouwen, laat staan het verband tussen die gestelde onbegrijpelijkheid van de beslissingen en vooringenomenheid toe te lichten.

4.6. Als laatste wrakingsgrond heeft Consument aangevoerd dat Verweerder tijdens de schriftelijke procedure in de hoofdzaak al een inhoudelijk standpunt heeft ingenomen zodat geoordeeld moet worden dat hij vooringenomen is. De Commissie overweegt dat de brieven waarnaar Consument in dit kader verwijst afkomstig zijn van de behandelend secretaris. De secretaris beschrijft in de brief het standpunt van de wederpartij in de hoofdzaak en niet, zoals Consument lijkt te veronderstellen, het standpunt van de secretaris dan wel Verweerder.

4.7. Op grond van het vorenstaande zal de Commissie het verzoek tot wraking afwijzen.

5. Beslissing

De Commissie wijst het wrakingsverzoek van Consument af en bepaalt dat de procedure in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking.

In artikel 47.5 van het Reglement Geschillencommissie financiële dienstverlening (Kifid) bemiddeling en (bindend) advies is bepaald dat tegen de beslissing over wraking geen bezwaar kan worden gemaakt of zelfstandig beroep kan worden ingesteld.

Bekijk de volledige uitspraak