Mijn Kifid

Uitspraak 2018-045 (bindend)

Uitspraak Commissie van Beroep 2018-045 d.d. 19 december 2018
(mr. C.A. Joustra, voorzitter, J.C.H. Kars AAG CERA, mr. F.R. Salomons, mr. A. Smeeing-van Hees en F.R. Valkenburg AAG RBA, leden, en mr. H.C. Dobbelaar-ten Cate, secretaris)

Samenvatting

Natura-uitvaartverzekering. Verzorging uitvaart elders. Inkomstenderving. Doorberekenen vergoeding.

De verzorging van een onder een natura-uitvaartverzekering verzekerde uitvaart wordt niet aan de uitvaartonderneming toevertrouwd waarmee verzekeraar een samenwerkingsverband heeft. Verzekeraar betaalt aan deze uitvaartonderneming een vergoeding wegens inkomstenderving en brengt deze vergoeding in mindering op de uitkering die zij, als voorzien in de verzekerings-overeenkomst, verstrekt ter dekking van de kosten van de door een andere onderneming verzorgde uitvaart. De vraag of de verzekeraar hiertoe gerechtigd is wordt bevestigend beantwoord.

 

Klik hier voor de uitspraak in eerste aanleg.

 

  1. Het verdere verloop van de procedure in beroep

 

    1. De nadere onderbouwing als genoemd in 3.4.8 van de op 6 augustus 2018 gegeven tussenuitspraak is door Verzekeraar bij brief van 27 september 2018 verstrekt. Hierop heeft Belanghebbende bij brief van 18 oktober 2018 gereageerd.   a. Zij die bij Verzekeraar een natura-verzekering hebben afgesloten, moeten er op kunnen
      rekenen dat de verzekerde uitvaartdiensten tijdig en passend kunnen worden verleend. Om aan die verwachting te kunnen voldoen moeten voorzieningen worden getroffen. Verzekeraar draagt daar al vele jaren zorg voor door middel van een samenwerkings-verband met Monuta Uitvaartverzorging N.V. Dat samenwerkingsverband houdt in dat laatstgenoemde een organisatie of apparaat in stand houdt voor het tijdig en passend kunnen uitvoeren van de bij Verzekeraar verzekerde uitvaartdiensten.b. Aan het in stand houden van die organisatie zijn voor Monuta Uitvaartverzorging N.V. kosten verbonden. Die kosten moeten worden gefinancierd uit de van Verzekeraar te ontvangen prijs voor verleende uitvaartdiensten. Wordt de verzorging van een verzekerde uitvaart niet aan Verzekeraar en bijgevolg ook niet aan Monuta Uitvaartverzorging N.V. toevertrouwd dan leidt dat bij laatstgenoemde tot derving van inkomsten die nodig zijn om de ten behoeve van de verzekeringnemers opgezette organisatie in stand te houden. Al vele jaren kent Verzekeraar krachtens een afspraak met Monuta Uitvaartverzorging N.V. daarover een vergoeding toe gelijk aan 25% van de inkoopprijs die met laatstgenoemde is overeengekomen ter zake van de misgelopen uitvaart. Die afspraak is opnieuw vastgelegd in de samenwerkingsovereenkomst die op 3 februari 2014 namens beide partijen is ondertekend. In lid 1 van artikel 2 van die overeenkomst is bepaald dat de overeenkomst op 1 januari 2014 in werking treedt, voor onbepaalde tijd is aangegaan en slechts in een beperkt aantal gevallen kan worden beëindigd.c.  Bij het jaarlijks onderhandelen met Monuta Uitvaartverzorging N.V over de aan deze verschuldigde prijs voor te verlenen uitvaartdiensten wordt uitgegaan van de dan bij Verzekeraar aanwezige portefeuille van natura-uitvaartverzekeringen en van een schatting van de in het betreffende jaar te verwachten uitvaarten (het collectiviteitsbeginsel). De premies kunnen daardoor laag blijven, in ieder geval lager dan de premies van een kapitaaluitvaartverzekering. Er is ook geen noodzaak om met het doorvoeren van hogere premies het verlies van inkomsten door het mislopen van verwachte uitvaarten op te vangen. Het vasthouden aan het collectiviteitsbeginsel is dan ook in het belang van alle verzekeringnemers van een natura-uitvaartverzekering.d. Het toepassen van de aftrek van 25% op de inkoopprijs bij de vaststelling van de uitkering die wordt verstrekt in het geval dat toch besloten wordt om een onder een natura-uitvaartverzekering vallende uitvaart niet door Verzekeraar en daarmee ook niet door Monuta Uitvaartverzorging N.V. te laten verzorgen, stoelt op de overweging dat het aan de verzekeringnemer c.q. diens rechtsopvolger is om de vergoeding voor de bij Monuta Uitvaartverzorging N.V. optredende vermindering aan inkomsten te dragen, nu die vermindering voortvloeit uit zijn zojuist genoemd besluit, als ook op de overweging dat met het oog op het behoud van de aan het collectiviteitsbeginsel verbonden voordelen het nemen van genoemd besluit ontmoedigd dient te worden.e. Wordt de verzorging van een onder een natura-uitvaartverzekering vallende uitvaart niet toevertrouwd aan Verzekeraar en daarmee ook niet aan Monuta Uitvaartverzorging N.V. maar aan een andere uitvaartonderneming dan is deze andere uitvaartonderneming gehouden om te vragen naar de aanwezigheid van een uitvaartverzekering en, in het geval dat er een natura-verzekering blijkt te zijn, om te wijzen op de financiële consequenties van het kiezen voor een andere uitvaartonderneming. Een dergelijke verplichting is opgenomen in het van het Verbond van Verzekeraars afkomstige Protocol Transparantie uitvaart-ondernemers en natura-uitvaartverzekeraars. Dat protocol strekt ertoe om de verzekeringnemer c.q. de rechtsopvolger in staat te stellen een meer verantwoorde beslissing te nemen omtrent het niet toevertrouwen van de uitvaart aan de betrokken verzekeraar.2.3       De hiervoor in 2.2. vermelde door Verzekeraar aangevoerde gronden, in onderling verband beschouwd, kunnen naar het voorlopige oordeel van de Commissie van Beroep als zodanig rechtvaardigen dat Verzekeraar het aan Monuta Uitvaartverzorging N.V. uitbetaalde bedrag van € 1.144,- ten laste van Belanghebbende heeft laten komen door aan haar niet een bedrag van € 4.576,- maar een bedrag van € 3.432,- uit te keren. De vraag is of datgene wat Belanghebbende in de door haar in het geding overgelegde processtukken, waaronder de brief van 18 oktober 2018, ter bestrijding van die gronden heeft aangevoerd, tot een andere slotsom voert.2.4       Hetgeen Belanghebbende ter bestrijding van het door Verzekeraar ingenomen standpunt aanvoert komt, kort samengevat, vooral op het volgende neer:         gebonden in ieder geval uit hoofde van de hierboven genoemde samenwerkings-
      overeenkomst d.d. 3 februari 2014. Dat Verzekeraar in dat jaar en voordien niet conform
      die afspraak handelde is niet gebleken.c. Ook spreekt voor zich dat een besluit om een bij Verzekeraar in natura verzekerde uitvaart toch niet door Verzekeraar en daarmee ook niet door Monuta Uitvaartverzorging N.V. te laten verzorgen voor laatstgenoemde derving van te verwachten inkomsten meebrengt en dat daarmee afbreuk wordt gedaan aan de dekking van de kosten die aan de in stand te houden uitvaart-organisatie zijn verbonden.     d. Dat Verzekeraar met het laten uitvoeren door Monuta Uitvaartverzorging N.V. van die
      uitvaarten die bij haar in natura waren verzekerd kon bereiken dat de met Monuta
      Uitvaartverzorging N.V. af te spreken inkoopprijs lager kon blijven dan wanneer dat
      uitgangspunt niet zou worden aangehouden en dat dat voor de verzekeringnemers van een
      natura-uitvaartverzekering een gunstigere premiestelling meebracht (het collectiviteits-
      voordeel), komt niet onaannemelijk voor. Een en ander vindt niet een voldoende
      weerlegging in de stelling van Belanghebbende dat andere uitvaartondernemers de
      uitvaarten ook voor de met Monuta Uitvaartverzorging N.V. overeengekomen prijzen
      zouden willen uitvoeren, te meer nu niet nader is aangegeven en met stukken onderbouwd
      vanaf wanneer en op welke schaal andere uitvaartondernemers bereid zijn geweest om de
      uitvaarten ook voor de met Monuta Uitvaartverzorging N.V. overeengekomen prijzen uit
      te voeren.e. De inhouding van 25% op de inkoopprijs stoelt niet alleen op de overweging om in een vergoeding van inkomstenderving te voorzien maar ook op de overweging om aantasting van het collectiviteitsvoordeel te ontmoedigen. Deze twee overwegingen, tezamen en in onderling verband beschouwd, kunnen – meer in het algemeen gesproken – een inhouding als waarvan in het onderhavige geval sprake is rechtvaardigen. Er is te dezen niet, althans niet voldoende onderbouwd, van zodanige omstandigheden gebleken dat de inhouding in 2016, ook indien men deze twee overwegingen in aanmerking neemt, aangemerkt moeten worden als toen buiten proportioneel zijnde.f. Verzekeringnemers of althans hun rechtsopvolgers konden ook in 2016 niet zonder meer rekenen op een uitkering gelijk aan de inkoopprijs. Aan hen was voor het geval dat de verzorging van een in natura verzekerde uitvaart niet aan Verzekeraar zou worden toevertrouwd alleen een jaarlijks door Verzekeraar vast te stellen bedrag in het vooruitzicht gesteld.g. In verband met de – onbestreden gebleven – stelling van Verzekeraar dat, wanneer een verzekeringnemer of diens rechtsopvolger besluit een uitvaart niet aan Verzekeraar maar aan een andere uitvaartonderneming op te dragen, dan deze andere uitvaartonderneming uit hoofde van het hierboven in 2.2 onder e genoemde Protocol heeft te wijzen op de financiële gevolgen van dit besluit, valt nog op het volgende te wijzen. Belanghebbende wordt in de onderhavige procedure bijgestaan door iemand die nauw verbonden is aan de uitvaartonderneming, die in 2016 de uitvaart van de echtgenoot van Belanghebbende in 2016 heeft verzorgd. Van de zijde van Belanghebbende is niet aangevoerd dat het Protocol niet voor deze uitvaartonderneming gold en ook niet dat deze uitvaartonderneming zich niet aan het Protocol heeft gehouden. Het is derhalve mogelijk dat Belanghebbende in 2016 de voorgeschreven informatie heeft verkregen en dat zij met haar besluit om de uitvaart van haar echtgenoot niet aan Verzekeraar en daarmee ook niet aan Monuta Uitvaart-verzorging N.V. toe te vertrouwen de financiële consequenties daarvan heeft aanvaard. Maar wat daarvan ook zij, er is te dezen ook overigens niet van omstandigheden gebleken die meebrengen dat, indien Belanghebbende genoemde informatie in 2016 niet van de uitvaartonderneming heeft verkregen, dit Verzekeraar valt aan te rekenen.
    2. 2.6       Hetgeen hierboven is overwogen voert tot de slotsom dat de vordering in appel van Belanghebbende om te bepalen dat zij jegens Verzekeraar nog recht heeft op een bedrag van € 1.144,- niet voor toewijzing in aanmerking komt.
    3.      b. Dat Verzekeraar in verband met de bij haar afgesloten natura-uitvaartverzekeringen
      maatregelen diende te treffen ten einde in staat te zijn om de bij haar in natura verzekerde
      uitvaarten tijdig en passend te kunnen uitvoeren, spreekt voor zichzelf. Reeds geruime tijd
      vóór 2016 had Verzekeraar ervoor gekozen om bij haar in natura verzekerde uitvaarten
      door Monuta Uitvaartverzorging N.V. te laten verzorgen en had zij met laatstgenoemde
      ook een daartoe strekkende afspraak gemaakt. Aan die afspraak was Verzekeraar in 2016
    4. a. Voorop moet worden gesteld dat de redelijkheid van de inhouding van 25% tegenover Belanghebbende beoordeeld moet worden naar het jaar 2016 en niet naar de stand van zaken thans. Immers in dat jaar overleed de echtgenoot van Belanghebbende en besloot Belanghebbende de uitvaart niet door Verzekeraar en daarmee ook niet door Monuta Uitvaartverzorging N.V. te laten verzorgen. Daarmee kreeg zij recht op de voor 2016 vastgestelde uitkering die onder de natura-uitvaartverzekering wordt toegekend in het geval dat de verzorging van een onder een dergelijke verzekering vallende verzekering niet aan Verzekeraar en daarmee ook niet aan Monuta Uitvaatverzorging N.V. wordt toevertrouwd.
    5. 2.5       In dat wat Belanghebbende ter bestrijding van het door Verzekeraar ingenomen standpunt heeft aangevoerd, vindt de Commissie van Beroep uiteindelijk niet een voldoende aanleiding om terug te komen op haar hiervoor in 2.3 vermelde voorlopige oordeel en wel om de volgende redenen:
    6. b. Monuta Uitvaartverzorging N.V. is blijkens de geconsolideerde winst- en verliesrekening 2017 een verlieslijdend bedrijf en zij is bovendien organisatorisch geen sterk bedrijf. Het samenwerken met een dergelijk bedrijf vormt voor hen die bij Verzekeraar een verzekering hebben afgesloten een risico en mag niet ten koste van hen gaan. Er is gelet op de beschikbare alternatieven geen noodzaak voor Verzekeraar om het financieel en organisatorisch slecht draaiende Monuta Uitvaartverzorging N.V. in stand te houden.
    7. a. Verzekeraar heeft met het oog op de door haar in natura verzekerde uitvaartdiensten
      niet een organisatie nodig als waarin zij nu met behulp van Monuta Uitvaartverzorging N.V. voorziet. De gewenste uitvaartdiensten kunnen ook door andere bestaande uitvaartondernemingen worden verzorgd en zij kunnen dat ook doen tegen de prijs die Verzekeraar met Monuta Uitvaartverzorging N.V. afspreekt. Dit laatste brengt mee dat er geen sprake is van een collectiviteitsvoordeel als door Verzekeraar gesteld. Een rationele reden voor het door Verzekeraar toepassen van de 25%-inhouding ontbreekt in de verhouding tot hen die bij Verzekeraar een natura-uitvaartverzekering hebben afgesloten. Er ligt aan die inhouding ook geen actuariële berekening ten grondslag.
    8. 2.2       Ter rechtvaardiging van het toepassen van de aftrek van 25% en het daarmee doorberekenen aan de verzekeringnemer dan wel diens rechtsopvolger van de vergoeding, die Verzekeraar aan Monuta Uitvaartverzorging N.V. uitbetaalt in het geval deze laatste niet de gelegenheid krijgt om een onder een natura-uitvaartverzekering vallende uitvaart te verzorgen, voert Verzekeraar in zijn onderbouwing – deels bij wege van herhaling van hetgeen zij al eerder had gesteld – de volgende, hier kort weergegeven gronden aan:
    9. 2.1       Zoals in de tussenuitspraak uiteengezet heeft Verzekeraar met Monuta Uitvaartverzorging N.V. de afspraak gemaakt dat, indien de verzorging van een onder een natura-uitvaartverzekering vallende uitvaart niet aan Verzekeraar wordt toevertrouwd en die verzorging derhalve niet door Verzekeraar aan Monuta Uitvaartverzorging N.V. zal kunnen worden uitbesteed, de Verzekeraar aan Monuta Uitvaartverzorging N.V. een vergoeding zal betalen ter grootte van 25% van de inkoopprijs die Verzekeraar voor de betreffende uitvaartdiensten met Monuta Uitvaartverzorging N.V. was overeengekomen. Die vergoeding heeft Verzekeraar ook aan Monuta Uitvaartverzorging N.V. uitbetaald toen Belanghebbende in 2016 de verzorging van de uitvaart van haar echtgenoot niet conform de in 2008 afgesloten natura-uitvaartverzekering aan Verzekeraar heeft toevertrouwd. De vergoeding heeft Verzekeraar overeenkomstig haar beleid te dezen ten laste van Belanghebbende gebracht door ter afdekking van de kosten van de door een ander verzorgde uitvaart een uitkering te verstrekken niet ter grootte van € 4.576,- (de inkoopprijs die Verzekeraar met Monuta Uitvaartverzorging N.V. was overeengekomen voor de onder de verzekering te verzorgen uitvaart en waarop de betaalde verzekeringspremie was afgestemd geweest) maar ter grootte van € 3.432,- (de
      inkoopprijs minus een aftrek van 25% (€ 1.144,-)). De verlangde en verstrekte nadere onderbouwing heeft betrekking op de vraag of het tegenover Belanghebbende redelijk is dat Verzekeraar de aan Monuta Uitvaartverzorging N.V. uitbetaalde vergoeding ten laste van Belanghebbende laat komen. Omtrent die vraag overweegt de Commissie van Beroep het volgende.
    10. 2.         Nadere beoordeling van het beroep
  • Beslissing

 

De Commissie van Beroep Handhaaft de bestreden beslissing van de Geschillencommissie.

 

Bekijk de volledige uitspraak