Mijn Kifid

Uitspraak 2018-066 (bindend)

Uitspraak Commissie van Beroep 2018-066 d.d. 19 december 2018
(mr. W.J.J. Los, voorzitter, prof. mr. D. Busch, mr. E.E. van Tuyll van Serooskerken-Röell,
mr. A. Bus en F.R. Valkenburg AAG RBA, leden, en mr. H.C. Dobbelaar-ten Cate, secretaris)

Samenvatting

Woonhuisverzekering. Geen dekking overeengekomen voor het risico van schade aan de nabij de woning gelegen (voorheen bedrijfsmatig gebruikte) glazen kas.

 

Klik hier voor de uitspraak in eerste aanleg.

 

  1. De procedure in beroep

 

    1. Bij een op 13 juni 2018 gedateerd en op 14 juni 2018 ingekomen beroepschrift heeft Verzekeraar bij de Commissie van Beroep financiële dienstverlening (verder:
      Commissie van Beroep) onder aanvoering van beroepsgronden een uitspraak van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening (verder: Geschillen­commissie) van
      3 mei 2018 (kenmerk: [nummer]) ter toetsing voorgelegd.
    2. Belanghebbende heeft een op 29 juni 2018 gedateerd en op 2 juli 2018 ingekomen verweerschrift ingediend.

 

    1. De Commissie van Beroep heeft het beroep mondeling behandeld op 29 oktober 2018. Partijen zijn aldaar verschenen. De standpunten van partijen zijn toegelicht aan de hand van pleitnota’s. Voorts hebben zij vragen van de Commissie van Beroep beantwoord.  
    2. 2.        De procedure in eerste aanleg

Voor het verloop van de procedure in eerste aanleg verwijst de Commissie van Beroep naar de aan deze uitspraak gehechte uitspraak van de Geschillencommissie.

 

 

  1. Inleiding op de beoordeling van het beroep

 

In deze zaak kan worden uitgegaan van de door de Geschillencommissie onder 2.1 tot en met 2.8 vermelde feiten. Voor zover van belang komen deze, met enkele aanvullingen en            wijzigingen op grond van hetgeen door partijen onbetwist is gesteld, op het volgende neer.

(i)        Na bemiddeling van [naam Tussenpersoon] (hierna: de Tussenpersoon) heeft    Belanghebbende een woonhuisverzekering ‘Woonhuispakket plus’ gesloten bij Verzekeraar     via Gevolmachtigde. Het door Belanghebbende overgelegde, op 11 mei 2017 gedateerde             kopie polisblad vermeld als ingangsdatum van de verzekering 5 november 2015.

De verzekeringsvoorwaarden (hierna: de ‘Voorwaarden’) luiden, voor zover relevant bij de             beoordeling van dit geschil, als volgt:

  “Artikel 23. Opstal

  hieronder verstaan wij:

  1 het op het polisblad vermelde woonhuis dat hoofdzakelijk particulier wordt gebruikt en de    daarbij behorende bijgebouwen, inclusief:

            – de daaraan bevestigde zaken zoals zonweringen, rolluiken, zonnepanelen,

           (schotel)antennes,  buitenlamp en e-oplaadpalen;

            – de daaraan blijvende verbonden zaken die niet zonder beschadiging kunnen worden

           verwijderd;

            – de fundering”

 

(ii)       Het polisblad bevat de volgende informatie:

 

 

 

 

(iii)      Belanghebbende heeft eveneens met ingang van 5 november 2015 bij Delta Lloyd een    zakelijke verzekering gesloten ten behoeve van een loods op zijn perceel die in gebruik was        bij zijn zoon die ter plaatse een boomkwekerij exploiteerde. Op het polisblad bij deze           verzekering staat dat de kassen niet onder de dekking van deze zakelijke verzekering vallen.

 

(iv)       Op 23 juni 2016 heeft noodweer gepaard gaand met hevige neerslag en hagelstenen, schade toegebracht aan een achter zijn woonhuis/garage zich bevindende kas van Belanghebbende, waardoor deze kas volledig is verwoest. Belanghebbende heeft op 24 juni 2016 een       schadeclaim ingediend bij Gevolmachtigde voor de schade aan zijn woning en de hier bedoelde kas, die een oppervlakte besloeg van12x12 vierkante meter (hierna ook: kas A).

 

(v)        Gevolmachtigde heeft op 28 juni 2016 aan de heer [X], expert bij [naam expertisebureau], opdracht gegeven tot het verrichten van een expertiseonderzoek naar de geclaimde
schade. Het op 16 juli 2016 verschenen expertiserapport vermeldt:

            “Gelet op de door ons ter plaatste aangetroffen situatie en door verzekerde afgelegde verklaring,        hebben wij geen redenen te twijfelen aan de toedracht zoals geschetst.


(…)

Vrijwel alle ruiten van een (privé) kas met een afmeting van 12X12 m zijn in stukken uiteen   gespat.

 

            (…)

 

            Vooralsnog adviseren wij u een schadebedrag te reserveren van € 32.500,00 voor de verzekerde        opstal en € 1.000,00 voor de verzekerde inboedel.”

 

Genoemde bedragen zijn aan Belanghebbende uitgekeerd.

 

(vi)       Per brief van 23 maart 2017 bericht Gevolmachtigde Tussenpersoon als volgt:

 

            “Wij ontvingen de claim van de schade aan de tuinbouwkas die naast de woning van verzekerde         staat. Bij het aangaan van de verzekering is deze niet opgegeven als te verzekeren risico. Indien
dit wel was opgegeven dan was de verzekering niet tot stand gekomen omdat dit risico voor de             verzekeraar niet acceptabel is. Het bovenstaande in aanmerking nemende, moet wij u helaas
berichten dat wij niet tot uitkering kunnen overgaan.”

 

De brief is geschreven als reactie op een verzoek van Tussenpersoon namens    Belanghebbende om onder de woonverzekering tot uitkering over te gaan van door de           hagelstorm veroorzaakte schade aan een kas met een oppervlakte van 18 x 25,6 vierkante meter die zich tevens op zijn perceel bevindt (hierna ook: kas B), naast de hierboven onder        iii bedoelde loods.

 

(vii)      Per brief van 18 april 2017 heeft Gevolmachtigde aan Tussenpersoon meegedeeld dat geen             dekking onder de verzekering is:

 

“De verzekeraar handhaaft het standpunt dat de kas niet onder de dekking van het   woonhuispakket valt. Indien uw klant de kas wel zou hebben aangeboden ter verzekering op het     woonpakket dan zou deze zijn geweigerd, het betreft namelijk een zakelijk risico. Zakelijke risico’s      worden niet in dekking genomen op het particuliere woonpakket. Uw klant gaat ervan uit dat door het staken van zijn bedrijf het zakelijke pand automatisch onder de dekking van zijn particuliere       woonhuispakket valt. Dat is een onjuist aanname. Allereerst dient een verzekerde een dergelijke wijziging van het verzekerde risico door te geven, dat heeft uw klant niet gedaan. De kas betreft         geen gebouw dat behoort bij de particuliere woning zoals een garage, serre, tuinhuis.(…) Daarnaast zou, indien uw klant, na het staken van zijn bedrijf, de kas wel te verzekering had aangeboden, de dekking zijn geweigerd vanwege de afwijkende bouwaard en dakbedekking.”

(viii)     Belanghebbende heeft foto’s in de procedure overgelegd waarin te zien is dat alleen het geraamte van laatstbedoelde kas nog intact is en dat al het glas in de kas is gebroken.
De schade is vooralsnog begroot op € 32.500,00.

(ix)      Met betrekking tot het gebruik nadien van de (herbouwde) kas is een brochure “[naam
brochure]” uitgebracht waarin in de inleiding onder meer het volgende valt te lezen:

“Het was een prachtig bedrijf, maar na de bewuste hageldag van 23 juni jongstleden is het   complete bedrijf verwoest. Kassen volledig beschadigd (en inmiddels gesloopt) en 95% van       de totale kweek is onherstelbaar vernield.”

3.2.      Belanghebbende vordert in dit geding de uitkering onder de woonhuisverzekering van het        onder 3.1 sub viii bedoelde schadebedrag. De Geschillencommissie heeft deze vordering         toewijsbaar geacht, daartoe overwegend, kort samengevat, dat Belanghebbende de     verzekeringsvoorwaarden redelijkerwijs zo heeft mogen begrijpen dat alle bij de woning           behorende bijgebouwen in particulier gebruik onder de dekking van de verzekering vallen     en dat als zodanig ook aan te merken valt de kas (kas B) die inzet is van het onderhavige         geding.

 

 

  1. Beoordeling van het beroep

           

4.1       Het geschil van partijen betreft, kort gezegd, de vraag of de door Belanghebbende bij Verzekeraar afgesloten woonhuisverzekering dekking biedt voor het risico van schade aan de op het perceel van Belanghebbende aanwezige kassen. Verzekeraar stelt zich op het standpunt dat dit niet het geval is en dat louter uit coulance overwegingen tot uitkering is overgegaan ter zake van de schade aan kas A.

 

4.2       Partijen zijn het erover eens dat gelijktijdig met de onderhavige woonhuisverzekering [naam Belanghebbende] door bemiddeling van Tussenpersoon bij Delta Lloyd een zakelijke verzekering heeft afgesloten ter dekking van het risico van schade aan de loods die zich op zijn perceel bevindt (zie hierboven onder 3.1 sub iii) en dat in dat kader aan Delta Lloyd is gevraagd of onder de zakelijke verzekering tevens dekking zou kunnen worden geboden voor het risico van schade aan de zich op het perceel bevindende kassen, waarvan kas B (verreweg) de grootste is. Vast staat voorts dat Delta Lloyd de verzochte dekking heeft geweigerd omdat zij het risico van (aanmerkelijke) schade aan de kassen te groot achtte en dat deze uitsluiting vervolgens op de polis is vermeld.

Dat Verzekeraar op haar beurt, in het kader van de bij haar afgesloten woonhuis-verzekering, voor kas B als bij de woning behorend bijgebouw wel dekking zou hebben willen verlenen, ligt gelet op de bouwaard (glasplaten in sponningen in plaats van steen en pannen) en grootte (oppervlakte van 18 x 25,6 m2) daarvan niet voor de hand en mocht door Belanghebbende in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs niet van Verzekeraar worden verwacht. De Commissie van Beroep wijst er in dit verband op dat Belanghebbende pas ongeveer een half jaar na het indienen van een claim met betrekking tot de (overige) door hem als gevolg van het onder 3.1 sub iv bedoelde noodweer geleden schade, zich tot Gevolgmachtige heeft gewend met het verzoek om een uitkering ter zake van schade aan kas B: dat Verzekeraar indertijd bij Belanghebbende een gerechtvaardigd vertrouwen heeft gewekt dat de woonhuisverzekering zich uitstrekte tot het risico van schade aan deze kas valt hiermee moeilijk te rijmen.

Het had in de gegeven omstandigheden dan ook zonder meer op de weg van Belanghebbende gelegen om indien hij kas B vanwege de beweerde beëindiging van het bedrijfsmatige gebruik daarvan alsnog onder de dekking van een privéverzekering wilde brengen, dit in het gesprek met Verzekeraar (c.q. Gevolmachtigde) aan de orde te stellen opdat deze laatste zich een oordeel zou kunnen vormen omtrent de vraag of en zo ja op welke voorwaarden zij die dekking zou willen verlenen. Nu Belanghebbende de eventuele dekking van deze kas kennelijk onbesproken heeft gelaten moet, dit alles beschouwend,
de conclusie zijn dat daarover geen wilsovereenstemming is bereikt.

 

4.3       Het voorgaande leidt reeds tot de slotsom dat de schade aan kas B die inzet is van dit geding, niet onder de dekking van de door Belanghebbende bij Verzekeraar afgesloten woonhuisverzekering valt en dat de ter zake gevorderde uitkering, anders dan de Geschillencommissie heeft geoordeeld, niet toewijsbaar is.

Daar komt nog bij dat de onderhavige verzekering dekking biedt voor het risico van “glasbreuk woning” en onder glas blijkens de toepasselijke polisvoorwaarden wordt verstaan “glas geplaatst in ramen, dakramen, deuren en koepels die deel uitmaken van de op de polis vermelde opstal”. Hieronder vallen de glasplaten bevestigd in sponningen waaruit de onderhavige kas blijkens overgelegde foto’s was opgebouwd in redelijkheid niet te begrijpen. Ook op deze grond zou Verzekeraar het doen van een uitkering ter zake van de schade aan kas B hebben mogen weigeren.

 

4.4       De vordering van Belanghebbende zal derhalve alsnog worden afgewezen, het advies van de Geschillencommissie kan niet in stand blijven.

 

 

  1. Beslissing

 

De Commissie van Beroep stelt de volgende beslissing in plaats van het bindend advies van de Geschillencommissie:

 

de vordering van Belanghebbende wordt afgewezen.

Bekijk de volledige uitspraak