Mijn Kifid

Uitspraak 2018-349 (Bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2018-349
(mr. B.F. Keulen, voorzitter en mr. P. van Haastrecht-van Kuilenburg, secretaris)

Klacht ontvangen op : 18 december 2017
Ingediend door : Consument
Tegen : Coörperatieve Rabobank U.A., gevestigd te Amsterdam, verder te noemen Adviseur
Datum uitspraak : 4 juni 2018
Aard uitspraak : Bindend advies

Samenvatting

Adviseur heeft Consument op enig moment onjuiste informatie verschaft. Consument stelt als gevolg hiervan schade te hebben geleden. Uitgangspunt voor het bepalen van de omvang van de schadevergoedingsplicht is dat Consument in dezelfde positie moet worden gebracht, waarin hij zou hebben verkeerd als Adviseur de onjuiste mededeling niet zou hebben gedaan. Dat betekent dat gekeken moet worden naar de situatie waarin Adviseur Consument de wel juiste mededeling zou hebben gedaan dat hij inkomstenbelasting over de lijfrente-uitkeringen verschuldigd was. Ook in die situatie zou Consument inkomstenbelasting verschuldigd zijn. De positie waarin Consument thans verkeert is dus gelijk aan de positie waarin hij had verkeerd indien Adviseur Consument van juiste informatie had voorzien. Consument heeft dus geen nadeel ondervonden van de onjuiste mededeling. De vordering van Consument is om deze reden dan ook niet voor toewijzing vatbaar.

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken met bijlagen:

· het door Consument ingediende klachtformulier;
· het verweerschrift van Adviseur
· de repliek van Consument

De Commissie stelt vast dat partijen hebben gekozen voor bindend advies.

De Commissie stelt vast dat het niet nodig is de zaak mondeling te behandelen. De zaak kan daarom op grond van de stukken worden beslist.

2. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten:

2.1. Consument heeft een kapitaalverzekering met lijfrenteclausule afgesloten bij verzekeraar. In het kader van de expiratie van deze verzekering per 1 januari 2015 heeft Consument, via Adviseur, een offerte voor een direct ingaande lijfrente opgevraagd bij verzekeraar. Verzekeraar heeft de offerte op 16 juli 2014 aan Consument gezonden. In deze
offerte – die op 22 juli 2014 door Consument is ondertekend – staat het volgende vermeld:

‘‘Belastingen en acceptatie
In het algemeen is de koopsom niet aftrekbaar voor de inkomstenbelasting omdat de koopsom vaak het tot uitkering gekomen lijfrentekapitaal zal zijn waarvoor de premies al eerder in aftrek zijn gebracht op uw inkomen. Indien er geen sprake is van lijfrentekapitaal, is de koopsom aftrekbaar voor de inkomstenbelasting tot het berekende bedrag volgens de lijfrenteberekening.
Alle lijfrenten zijn in principe normaals als inkomen belastbaar in box 1.

Als de koopsom voor de lijfrente (of de betreffende premie van uw oude polis) niet (of niet geheel) aftrekbaar is geweest, wordt (een deel van) de waarde in box III in aanmerking genomen.
Indien de saldomethode van toepassing is ontvangen wij graag een verklaring van de fiscus waaruit blijkt dat de lijfrentetermijnen zonder inhoudingen worden uitgekeerd.’’

2.2. Naar aanleiding van voornoemde offerte heeft Consument, via Adviseur, een direct ingaande lijfrenteverzekering afgesloten bij verzekeraar.

2.3. Op 2 november 2015 heeft Adviseur Consument een e-mailbericht gezonden. Hierin staat het volgende:

‘‘Ik heb u de 30ste geprobeerd te bereiken maar helaas zonder succes.

U hoeft het bedrag uit deze polis niet bij uw inkomen op te tellen zoals mijn collega (..) u ook eerder heeft gezegd. Ik hoop dat mijn antwoord naar tevredenheid is.’’

2.4. Bij contact met de Belastingdienst in 2017 is gebleken dat de lijfrente-uitkeringen wel degelijk bij het belastbaar inkomen dienen te worden opgeteld en Consument hierover dan ook belasting verschuldigd is.

3. Vordering, klacht en verweer

Vordering Consument
3.1. Consument vordert dat Adviseur wordt gehouden de door Consument verschuldigde inkomstenbelasting ad € 7.650,- voor zijn rekening te nemen.

Grondslagen en argumenten daarvoor
3.2. Consument voert hiertoe de volgende argumenten aan:
· Adviseur heeft Consument zowel mondeling als schriftelijk onjuiste informatie verstrekt. Op basis van deze onjuiste informatie heeft Consument allerlei aankopen gedaan en is hij – als gevolg van de naheffing – in de financiële problemen gekomen.
· Consument mag ervan uitgaan dat Adviseur over de juiste informatie beschikt en Consument correct informeert.

Adviseur heeft de stellingen van Consument gemotiveerd weersproken. Voor zover nodig zal de Commissie bij de beoordeling daarop ingaan.

4. Beoordeling

4.1. Tussen partijen is niet in geschil dat Adviseur Consument een onjuiste mededeling heeft gedaan. Adviseur heeft erkend dat hij Consument op enig moment onjuiste informatie heeft verschaft. Hij heeft daarvoor zijn excuses aangeboden.

4.2. Waar partijen het niet over eens zijn, is de vraag of en zo ja welke consequenties aan het doen van die onjuiste mededeling verbonden moeten worden. De Commissie is van oordeel dat daaraan geen consequenties kunnen worden verbonden. De Commissie zal dit toelichten.

4.3. Uitgangspunt voor het bepalen van de omvang van de schadevergoedingsplicht is dat Consument in dezelfde positie moet worden gebracht, waarin hij zou hebben verkeerd als Adviseur de onjuiste mededeling niet zou hebben gedaan. Dat betekent dat gekeken moet worden naar de situatie waarin Adviseur Consument de wel juiste mededeling zou hebben gedaan dat hij inkomstenbelasting over de lijfrente-uitkeringen verschuldigd was. Ook in die situatie zou Consument inkomstenbelasting verschuldigd zijn. De positie waarin Consument thans verkeert is dus gelijk aan de positie waarin hij had verkeerd indien Adviseur Consument van juiste informatie had voorzien. Consument heeft dus geen nadeel ondervonden van de onjuiste mededeling. De vordering van Consument is om deze reden dan ook niet voor toewijzing vatbaar.

4.4. Het enkele feit dat Consument met het bedrag reeds heeft uitgegeven, betreurt de Commissie, doch maakt niet dat er sprake is van schade. Te meer, daar uit de door Consument ondertekende offerte duidelijk blijkt dat de ontvangen lijfrenten belastbaar zijn als inkomen in box 1. Consument had redelijkerwijs dan ook kunnen en moeten weten dat hij belasting over de ontvangen lijfrenten verschuldigd was.

4.5. De conclusie is dat hoewel de Adviseur Consument onjuist geïnformeerd heeft, Consument daarvan geen schade heeft geleden. De Commissie wijst de vordering van Consument daarom af.

5. Beslissing

De Commissie verklaart de klacht dat Adviseur een onjuiste mededeling heeft gedaan gegrond en wijst de vordering af.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van bindende beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor www.kifid.nl/consumenten/hoe-wordt-uw-klacht-behandeld.

U kunt, binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak, bij de Voorzitter van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening schriftelijk een verzoek indienen tot herstel van kennelijke vergissingen in de uitspraak. U moet daarbij met name denken aan correctie van reken- of schrijffouten en verbetering van namen en data. De volledige procedure met de termijnen die daarbij in acht moeten worden genomen staat beschreven in artikel 40 van het Reglement.

Bekijk de volledige uitspraak