Mijn Kifid

Uitspraak 2018-358 (Bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2018-358
(mr. R.J. Paris, voorzitter en mr. A.C. de Bie, secretaris)

Klacht ontvangen op : 3 juli 2017
Ingediend door : Consument
Tegen : Coöperatieve Rabobank U.A., gevestigd te Amsterdam, verder te noemen: ‘de Bank’
Datum uitspraak : 11 juni 2018
Aard uitspraak : Bindend advies

Samenvatting

Het staat de Bank vrij om de middelrente te berekenen op een manier die haar geraden acht, mits deze naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar is. De Commissie is van oordeel dat daar geen sprake van is.

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

· het door Consument ingediende klachtformulier;
· het verweerschrift van de Bank;
· de repliek van Consument;
· de dupliek van de Bank.

De Commissie stelt vast dat partijen hebben gekozen voor bindend advies. Partijen zijn opgeroepen voor een hoorzitting op 7 mei 2018. De Bank heeft na de schriftelijke uitnodiging hiervoor te hebben ontvangen, te kennen gegeven niet aanwezig te zullen zijn op de hoorzitting. De mondelinge behandeling heeft daarom enkel plaatsgevonden met Consument in persoon.

2. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten.

2.1. Consument heeft in mei 2014 een overeenkomst van hypothecaire geldlening (hierna: ‘de overeenkomst’) met de Bank gesloten ter hoogte van € 310.000, bestaande uit vijf leningdelen, waarvan drie aflossingsvrij en twee annuïtair. De leningdelen hadden een rentevastperiode van 10 jaar.

2.2. Op de overeenkomst zijn van toepassing de Algemene Voorwaarden voor particulieren geldleningen 2014 en de Algemene Bankvoorwaarden (hierna: ‘de algemene voorwaarden’).
2.3. In mei 2017 heeft Consument, door ondertekening van een door de Bank toegezonden renteaanbod, een nieuwe rentevastperiode gekozen van 20 jaar voor twee annuïteiten leningdelen en 15 jaar voor drie aflossingsvrije leningdelen (beide middelrentes).

3. Vordering, klacht en verweer

Vordering Consument
3.1. Consument vordert dat de Bank de middelrente opnieuw berekent volgens zijn berekeningsmethodiek en vergoeding van de in het verleden teveel betaalde rente.

Grondslagen en argumenten daarvoor
3.2. De berekeningswijze van de Bank van de middelrente is niet transparant, eerlijk en verantwoord. Consument heeft recht op een betaalpakketkorting van 0,2%. De Bank paste deze korting van 0,2% eerst toe op de nieuwe rente en gaat dan pas over tot rentemiddeling, terwijl de Bank eerst de oude en de nieuwe rentes zou moeten middelen en dan pas de betaalpakketkorting van 0,2% zou moeten toepassen.

Verweer van de Bank
3.3. De Bank heeft de stellingen van Consument gemotiveerd weersproken. Voor zover nodig zal de Commissie bij de beoordeling daarop ingaan.

4. Beoordeling

Ondertekening renteaanbod mei 2017
4.1. De Bank heeft gesteld dat, door ondertekening van het renteaanbod in mei 2017, Consument gebonden is aan de door hem aangevinkte keuzes op het betreffende renteaanbod. Consument heeft die ondertekening niet betwist, maar wel gewezen op het feit dat hij voorafgaand aan die ondertekening al lange tijd met de Bank in gesprek was over de door de Bank gehanteerde berekeningswijze van de middelrente. Consument heeft verder het renteaanbod eerst verlengd en pas bij een naderende afloop ondertekend. Zou Consument het renteaanbod in mei 2017 niet ondertekend hebben, dan zou hij naar eigen zeggen mogelijk geconfronteerd worden met een hogere rente bij een nieuw renteaanbod. De Commissie acht de verklaring van Consument, mede gezien de vele communicatie die tussen de Bank en Consument heeft plaatsgevonden (waarin Consument herhaaldelijk zijn bezwaren kenbaar heeft gemaakt), aannemelijk.

4.2. Voor zover Consument klaagt over de berekening van de middelrente, zal de Commissie die klacht daarom behandelen.

Berekening middelrente
4.3. De Commissie stelt vast dat tussen partijen niets is overeengekomen voor wat betreft een mogelijkheid tot rentemiddeling, laat staan de berekeningswijze hiervan. Een beroep op de overeenkomst of algemene voorwaarden kan Consument dus niet baten.

4.4. Consument heeft zijn klacht mede gebaseerd op het niet ‘transparant’, ‘eerlijk’ en ‘verantwoord’ zijn van de berekeningswijze van de middelrente. De Commissie begrijpt dat Consument hiermee een beroep doet op de hypothekenrichtlijn (Richtlijn 2014/17/EU van het Europees Parlement en de Raad) die per 14 juli 2016 onder meer in het Burgerlijk Wetboek is geïmplementeerd. Die betreffende regelgeving ziet echter op de berekening van boeterente bij vervroegde aflossing en dus niet op rentemiddeling.

4.5. De Commissie komt daarom tot het oordeel dat voor de Bank er dus geen wettelijke of contractuele verplichting bestaat om aan de klacht van Consument tegemoet te komen. Het staat de Bank met andere woorden vrij om de middelrente te berekenen op een manier die haar geraden acht, mits deze naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar is. Hiervoor is onvoldoende dat er een andere (betere) manier om de middelrente te berekenen denkbaar is.

4.6. De Commissie komt daarom tot het oordeel dat de Bank niet gehouden is om haar berekeningswijze van de middelrente aan te passen.

Transparantie
4.7. Voor zover Consument klaagt dat hij bij het tekenen van het renteaanbod in mei 2017 onvoldoende geïnformeerd was over de berekeningswijze van de middelrente, volgt de Commissie hem niet en licht dit toe.

4.8. Uit de overgelegde communicatie tussen Consument en de Bank blijkt dat Consument voor het tekenen van het renteaanbod in mei 2017 op de hoogte was van hoe de Bank de betaalpakketkorting toe zou passen. Hierover is hij (zie ook punt 4.1) herhaaldelijk in discussie gegaan met de Bank. Op het moment van ondertekenen van het betreffende renteaanbod was Consument het weliswaar niet eens met de Bank, maar wist hij wel hoe de Bank de middelrente berekende.

4.9. Het verdient volgens de Commissie wel de voorkeur dat de Bank dit soort beleidsregels op enige wijze publiceert om geschillen als het onderhavige in voorkomende gevallen te voorkomen.

Conclusie

4.10 Het een en ander leidt tot de conclusie dat de klacht ongegrond is en de vordering wordt afgewezen.

5. Beslissing

De Commissie wijst de vordering af.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van bindende beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor www.kifid.nl/consumenten/hoe-wordt-uw-klacht-behandeld.

U kunt, binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak, bij de Voorzitter van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening schriftelijk een verzoek indienen tot herstel van kennelijke vergissingen in de uitspraak. U moet daarbij met name denken aan correctie van reken- of schrijffouten en verbetering van namen en data. De volledige procedure met de termijnen die daarbij in acht moeten worden genomen staat beschreven in artikel 40 van het Reglement.

Bekijk de volledige uitspraak