Mijn Kifid

Uitspraak 2018-389 (Bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2018-389
(mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter, mr. C.E. Polak en mr. A.M.T. Wigger, leden
en mr.  W.H. Luk, secretaris)


Klacht ontvangen op        : 1 augustus 2017

Ingediend door               : Consument

Tegen                            : TVM Intermediair B.V. h.o.d.n. TVM Verzekeringen, gevestigd te Hoogeveen, verder te

noemen Verzekeraar

Datum uitspraak             : 26 juni 2018

Aard uitspraak                : Bindend advies

Samenvatting

Verzekeraar heeft de persoonsgegevens van Consument voor de duur van vier jaar geregistreerd in het EVR en het Incidentenregister omdat Consument een valse getuigenverklaring heeft afgelegd over een aanrijding. Consument acht de registratie van zijn persoonsgegevens voor een periode van vier jaar niet proportioneel. De Commissie is van oordeel dat de registratie proportioneel is en dat Verzekeraar bij het bepalen van de duur van de registratie voldoende rekening heeft gehouden met de belangen van Consument door de registratie na vier jaar door te halen. Zelfs als in aanmerking wordt aangenomen dat Consument een vriendendienst heeft willen bewijzen en hierover later spijt heeft betuigd, is de door Verzekeraar gehanteerde duur van vier jaren terecht en proportioneel te achten.

 

  • Procesverloop

 

 

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

 

  • het door Consument digitaal ingediende klachtformulier met bijlagen;
  • het verweerschrift van Verzekeraar;
  • de repliek van Consument;
  • de dupliek van Verzekeraar; en
  • de door Consument ingestuurde stukken van 23 april 2018.

 

De Commissie stelt vast dat partijen hebben gekozen voor bindend advies.

 

Consument heeft gekozen voor een schriftelijke behandeling van de zaak. Omdat de Commissie daartegen geen bezwaar had en ook geen bedenkingen van de kant van Verzekeraar zijn binnengekomen, zal de zaak daarom op grond van de stukken worden beslist.

 

  • Feiten

 

 

De Commissie gaat uit van de volgende feiten.

 

    1. Op 17 oktober 2016 heeft een verkeersongeval plaatsgevonden tussen een auto en een vrachtwagen. De chauffeur van de vrachtwagen was verzekerd bij Verzekeraar. De bestuurder van de auto heeft Verzekeraar als WAM-verzekeraar aangesproken.

 

    1. Op 13 november 2016 heeft Consument op schrift een getuigenverklaring afgelegd over het onder punt 2.1 bedoelde verkeersongeval. Consument heeft op het getuigenformulier de volgende vragen als volgt ingevuld:

 

“Waar bevond u zich op het moment van het voorval?

Achter de auto van uw verzekerde die is aangereden, voor mij reed nog een andere auto.

Kunt u aangeven hoeveel meter u van het voorval verwijderd was en hoe uw zicht op

het voorval was?

Ongeveer 8 meter, er reed (stond) nog 1 auto voor mij en ik had goed zicht op wat er voor

mij gebeurde.

Wat hebt u als getuige waargenomen? Hierbij graag vermelden: snelheden, richting aangeven, al dan niet goed rechts houden etc.

Er was langzaam rijdend verkeer door de file en achter mij zag ik een politieauto met zwaailicht naderen. Uw verzekerde was aan het invoegen met knipperlicht aan en was nagenoeg geheel op de rijbaan. Uw verzekerde was de vrachtwagen al voorbij waarna hij geraakt werd ter hoogte van de linker achterhoek van zijn auto door de sneller rijdende vrachtwagen. De chauffeur van de vrachtwagen lette waarschijnlijk niet goed op. Ik heb vanwege de file mijn weg vervolgd en geen verdere dingen inzake het ongeval waargenomen.

Wat is volgens u de oorzaak van het voorval en/of welke fouten zijn er gemaakt?

De oorzaak is waarschijnlijk het onvoldoende opletten van de chauffeur van de vrachtwagen. Uw verzekerde was de vrachtwagen al gepasseerd. Ik reed op dat moment op de invoegstrook naast de vrachtwagen om ook te kunnen invoegen.

Bestaat er een relatie (familie, kennis, vriend, collega etc.) tussen u en de betrokken partijen? Zo ja,

welke?

Nee

Bent u bekend met namen en adressen van eventuele andere getuigen? […]

Nee.

Bent u eventueel bereid uw verklaring onder ede bij de rechter te herhalen?

Ik wil het graag bij deze schriftelijke verklaring houden.

Als ik nog vragen heb op welk telefoonnummer kan ik u dan bereiken?

Mobiele telefoonnr. [telefoonnummer]

Wilt u hieronder een eenvoudige situatieschets maken en daarin met een kruisje aangegeven waar u zich bevond?

 

Op het formulier zijn vier voertuigen genoemd. De “vrachtwagen” en de “auto verzekerde” zijn beide op de “rechterrijbaan” afgebeeld. De “tussenliggende personenauto” en de “auto van ondergetekende” zijn beide op de “invoegstrook” afgebeeld.

 

    1. De chauffeur van de vrachtwagen heeft videobeelden van het ongeval verstrekt aan Verzekeraar. Uit deze videobeelden is gebleken dat de bestuurder van de auto geen voorrang aan de vrachtwagen heeft verleend. De rechtsbijstandsverzekeraar van de bestuurder van de auto heeft daarop aan Verzekeraar bericht dat de verklaring van Consument als niet verzonden kon worden beschouwd.

 

    1. Bij brief van 7 mei 2017 heeft Consument onder andere het volgende aan Verzekeraar bericht:

 

“Hierbij wil ondergetekende reageren op de brief d.d. 01-05-2017 welke is verzonden aan dhr. [naam bestuurder auto] inzake de kwestie ongeval/aanrijding […].

– Mijn schetsverklaring is gemaakt vanuit de schrikbeleving van dhr. [naam bestuurder auto] (uitwijken voor politie-auto met sirene in het donker met oplegger aan zijn zijde), kort na het ongeval met, inmiddels gebleken, langdurige en betekenisvolle klachten, en ook ingegeven door het onfatsoenlijke en op zijn minst onjuiste gedrag van de […]chauffeur.

– De door mij gemaakte schets van het ongeval is gedaan als relatie en vanuit achtergrond als vaktekenaar uit netwerk en kan, omdat [naam bestuurder auto] daartoe niet in staat was, derhalve enkel in die zin als en soort van ‘vriendendienst’ (en in geen enkel ander opzicht zoals wordt gesuggereerd) worden beschouwd.

Er is hier aantoonbaar nooit sprake geweest van enig motief in de zin van financieel voordeel t.a.v. schadevergoeding ongeval of enige vorm van benadeling chauffeur; […]

– ook uit een brief van DAS, d.d. 23 november 2016 met kenmerk [kenmerk] van mevr. mr. [naam jurist DAS], blijkt dat de schuld aan het ongeval juridisch aan dhr. [naam bestuurder auto] wordt toegeschreven en ik word bedankt voor mijn medewerking.

Deze schuldaansprakelijkheid is ook door dhr. [naam bestuurder auto] meteen erkend. Hiermee beschouwde ik de zaak als afgedaan. (Het verzenden van) mijn schetsverklaring was nadien aan/voor wie ook, aantoonbaar dus geheel niet aan de orde.

– In het hierna volgende korte en geheel onverwachte telefonische onderhoud met de medewerker van […]. heb ik meerdere malen beklemtoond dat (ook voor mij) de zaak was afgedaan; de door mij verder gedane uitspraken in dat gesprek dienen ook in dat licht te worden bezien. Ik betreur dat mijn uitspraken kennelijk zijn verdraaid. Het spreekt voor zich dat ik graag bereid ben dit mondeling toe te lichten zodat deze kwestie in alle

redelijkheid en naar feitelijke waarheid kan worden afgesloten. Dhr. [naam bestuurder auto] ken ik als sociaal, zorgzaam en betrokken persoon van onbesproken gedrag die op deze manier zeer onrechtvaardig behandeld wordt. Laat derhalve duidelijk zijn dat hier oprecht is gehandeld en dat dhr. [naam bestuurder auto] het enige slachtoffer is van de aanrijding door de oplegger, en als gevolg hiervan (als zwakkere partij) nog steeds in de lappenmand zit. […].”

 

    1. In reactie hierop heeft Verzekeraar bij e-mailbericht van 10 mei 2017 onder meer het volgende aan Consument bericht:

 

 

    1. Bij brief van 8 december 2017 in de procedure bij Kifid heeft Verzekeraar medegedeeld voornemens te zijn Consument zijn personalia voor de duur van vier jaar te registreren in het Extern Verwijzingsregister (hierna: EVR). Tevens heeft zij bericht een melding te hebben gedaan bij het Centrum Bestrijding Verzekeringsfraude (hierna: CBV).
    2. Verzekeraar heeft in het kader van de belangenafweging voor de registratie van de persoonsgegevens van Consument gebruik gemaakt van een proportionalisteitsmatrix. Hierin heeft hij de volgende omstandigheden als verzwarend meegewogen: aantoonbare fraude/gerechtvaardigde overtuiging van fraude en vervalsing bewijs zoals nota’s of foto’s om (méér) schade vergoed te krijgen dan wel dekking te verkrijgen. Van verlichtende omstandigheden was naar het oordeel van Verzekeraar geen sprake.

 

    1. Op basis van de puntenmatrix komt Verzekeraar op een puntenaantal van 11. Vanaf een puntenaantal van 13 of meer geldt volgens die matrix een registratieduur van 8 jaar. In het geval van Consument zijn de volgende punten toegekend:

– 9 punten voor “aantoonbare fraude/gerechtvaardigde overtuiging van fraude”;

– 2 punten voor “vervalsing bewijs zoals nota’s of foto’s om (méér) schade vergoed te

krijgen dan wel dekking te verkrijgen”;

 

    1. De puntenmatrix hanteert ook puntenaftrek voor verlichtende omstandigheden. Verzekeraar heeft in de onderhavige zaak geen verlichtende omstandigheden geduid. De matrix noemt de volgende verlichtende omstandigheden waarbij de volgende

punten in mindering worden gebracht:

– 3 punten aftrek voor “spontane correctie van gegevens door betrokkene”;

– 1 punt aftrek voor “spijtbetuiging door betrokkene”;

– 2 punten aftrek voor “totaal bedrag gefraudeerd relatief klein (proportionaliteitstoepassing)”;

– 2 punten aftrek voor “aantoonbaar gehandeld op advies van de tussenpersoon”;

– 2 punten aftrek voor “rol van de verzekeraar zelf”;

– 3 punten (aftrek) voor “bijzondere omstandigheden”.

 

    1. In het toepasselijke Protocol Incidentenwaarschuwingssysteem Financiële Instellingen van
      23 oktober 2013 (hierna: het Protocol) is – voor zover van belang – het volgende opgenomen:

 

“2. Begripsbepalingen

In dit protocol wordt verstaan onder:

Incident: een gebeurtenis die als gevolg heeft, zou kunnen hebben of heeft gehad dat de

belangen, integriteit of veiligheid van de cliënten of medewerkers van een Financiële Instelling,

de Financiële Instelling zelf of de financiële sector als geheel in het geding zijn of kunnen zijn,

zoals het falsificeren van nota’s, identiteitsfraude, skimming, verduistering in dienstbetrekking,

phishing en opzettelijke misleiding.

[…]

3.1 Incidentenregister en Extern Verwijzingsregister

3.1.1 Iedere Deelnemer heeft een Incidentenregister, waarin door de betreffende Deelnemer

gegevens van (rechts)personen worden vastgelegd ten behoeve van het in artikel 4.1.1

Protocol genoemde doel, naar aanleiding van of betrekking hebbend op een (mogelijk)

Incident.

[…]

3.1.2 Aan het Incidentenregister is een Extern Verwijzingsregister gekoppeld.

[…]
4 Incidentenregister

4.1 Doel Incidentenregister

4.1.1 Met het oog op het kunnen deelnemen aan het Waarschuwingssysteem is iedere

Deelnemer gehouden de volgende doelstelling voor het vastleggen van gegevens in het

Incidentenregister te hanteren:

“Het geheel aan verwerkingen ten aanzien van het Incidentenregister heeft tot doel het

ondersteunen van activiteiten gericht op het waarborgen van de veiligheid en de integriteit van

de financiële sector, daaronder mede begrepen (het geheel van) activiteiten die gericht zijn:

– op het onderkennen, voorkomen, onderzoeken en bestrijden van gedragingen die kunnen

leiden tot benadeling van de branche waar de financiële instelling deel van uitmaakt, van de

economische eenheid (groep) waartoe de financiële instelling behoort, van de financiële

instelling zelf, alsmede van haar cliënten en medewerkers;

– op het onderkennen, voorkomen, onderzoeken en bestrijden van oneigenlijk gebruik van

producten, diensten en voorzieningen en/of (pogingen) tot strafbare of laakbare gedragingen

en/of overtreding van (wettelijke) voorschriften, gericht tegen de branche waar de financiële

instelling deel van uitmaakt, de economische eenheid (groep) waartoe de financiële instelling

behoort, de financiële instelling zelf, alsmede haar cliënten en medewerkers;

– op het gebruik van en de deelname aan waarschuwingssystemen.

[…]

5 Extern Verwijzingsregister

[…]

5.2 Vastlegging van gegevens in het Extern Verwijzingsregister

5.2.1 De Deelnemer dient de Verwijzingsgegevens van (rechts)personen die aan de hierna

onder a en b vermelde criteria voldoen en na toepassing van het onder c genoemde

proportionaliteitsbeginsel op te nemen in het Extern Verwijzingsregister.

  1. a) De gedraging(en) van de (rechts)persoon vormden, vormen of kunnen een bedreiging

vormen voor (I) de (financiële) belangen van cliënten en/of medewerkers van een Financiële

instelling, alsmede de (Organisatie van de) Financiële instelling(en) zelf of (II) de continuïteit

en/of de integriteit van de financiële sector.

  1. b) In voldoende mate staat vast dat de betreffende (rechts)persoon betrokken is bij de onder

a bedoelde gedraging(en). Deze vaststelling betekent dat van strafbare feiten in principe

aangifte of klachten wordt gedaan bij een opsporingsambtenaar.

  1. c) Het proportionaliteitsbeginsel wordt in acht genomen. Dit houdt in dat Veiligheidszaken

vaststelt, dat het belang van opname in het Externe Verwijzingsregister prevaleert boven de

mogelijk nadelige gevolgen voor de Betrokkene als gevolg van opname van zijn

Persoonsgegevens in het Extern Verwijzingsregister.”

 

  • Vordering, klacht en verweer

 

 

Vordering Consument

    1. Consument vordert doorhaling van de registratie van zijn persoonsgegevens in het EVR en het Incidentenregister en intrekking van de melding van de incidentenregistratie aan het CBV.

 

Grondslagen en argumenten daarvoor

    1. Aan deze vordering legt Consument ten grondslag dat de registratie van zijn persoonsgegevens voor de periode van vier jaar niet proportioneel is. Consument heeft de getuigenverklaring gemaakt vanuit de schrikbeleving van de chauffeur van de auto. Dit heeft hij als vriendendienst gedaan. Er is nooit sprake geweest van enig motief in de zin van financieel voordeel of enige vorm van benadeling van de chauffeur van de vrachtwagen. Bovendien heeft Consument wel degelijk schuldbesef getoond voor het afleggen van de getuigenverklaring. Hier zou Verzekeraar rekening mee moeten houden.

 

Verweer Verzekeraar   

    1. Verzekeraar heeft de stellingen van Consument gemotiveerd weersproken. Voor zover nodig zal de Commissie bij de beoordeling daarop ingaan.

 

  • Beoordeling

 

 

    1. Verzekeraar heeft de persoonsgegevens van Consument voor de duur van vier jaar geregistreerd in het EVR en het Incidentenregister.Tussen partijen staat niet ter discussie dat Consument een valse getuigenverklaring heeft afgelegd over de bewuste aanrijding. Consument acht de registratie van zijn persoons-gegevens voor een periode van vier jaar echter niet proportioneel.

 

Registratie EVR

    1. Verzekeraar heeft de persoonsgegevens van Consument geregistreerd in het EVR en het Incidentenregister. Opname van persoonsgegevens in deze registers, en met name de registratie in het EVR, kan voor de betrokkene verstrekkende consequenties hebben. Alle deelnemende financiële instellingen kunnen immers door toetsing in het externe verwijzingsregister vaststellen dat sprake is van opname in het Incidentenregister van (een) andere deelnemer(s). Het gevolg hiervan kan zijn dat niet alleen de deelnemer die tot opname in het EVR is overgegaan, maar ook andere deelnemers hun (financiële) diensten aan de betrokkene zullen weigeren. Tegen deze achtergrond is de Commissie van oordeel dat hoge eisen moeten worden gesteld aan de grond(en) van Verzekeraar voor opname van de persoonsgegevens van Consument in de genoemde registers. Zie o.a. Hof Arnhem-Leeuwarden 26 januari 2016, ECLI:NL:GHARL:2016:494, r.o. 4.3 en GC Kifid 2017-717 onder 4.2.

 

  • Ten tijde van de registratie van de persoonsgegevens van Consument waren het Protocol en Wet Bescherming persoonsgegevens (hierna: Wbp, sinds 25 mei 2018 de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) die ten aanzien van de toepasselijke bepalingen niet afwijkt van de Wbp) van kracht. De opname van persoonsgegevens in het Incidentenregister en het EVR is slechts gerechtvaardigd indien zij in overeenstemming is met de Wbp en het Protocol. Blijkens de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel van de Wbp is daarbij gedacht aan gegevens in verband met strafbaar of hinderlijk gedrag, die tot gevoelige gegevens behoren omdat de betrokkene in verband wordt gebracht met strafrechtelijk verwijtbaar gedrag. Artikel 5.2.1 onder a en b van het Protocol bepaalt onder welke voorwaarden persoonsgegevens mogen worden opgenomen in het EVR.Het moet gaan om gedragingen van de betrokkene die een bedreiging vormden, vormen of kunnen vormen voor de (financiële) belangen van een financiële instelling, alsmede voor de continuïteit en integriteit van de financiële sector. De strafrechtelijke aard van de te verwerken gegevens brengt mee dat deze gegevens in voldoende mate moeten vaststaan. Het moet gaan om zodanig concrete feiten en omstandigheden dat zij een als strafbaar feit te kwalificeren bewezenverklaring in de zin van artikel 350 van het Wetboek van Strafvordering kunnen dragen. Een strafrechtelijke veroordeling is niet vereist, maar anderzijds is de enkele verdenking van betrokkenheid bij een strafbaar feit in de zin van een vermoeden van schuld, zoals dat kan blijken uit een aangifte, niet voldoende.Als maatstaf heeft te gelden of de vastgestelde gedragingen een zwaardere verdenking dan een redelijk vermoeden van schuld opleveren, in die zin dat de te verwerken strafrechtelijke persoonsgegevens in voldoende mate moeten vaststaan. Zie HR 29 mei 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH4720, r.o. 4.4. Bij bevestigende beantwoording van deze vraag dient voorts, overeenkomstig artikel 8 onder f van de Wbp, thans artikel 6 onder f van de AVG, en artikel 5.2.1 sub c van het Protocol, te worden beoordeeld of op grond van een en ander opneming in het Incidentenregister en het EVR gerechtvaardigd was en voor welke duur.

 

 

    1. Als onder punt 4.1 reeds vastgesteld heeft Consument een valse getuigenverklaring afgelegd. Consument heeft weliswaar aangevoerd niet de intentie te hebben gehad de Verzekeraar opzettelijk te willen misleiden, maar de Commissie is van oordeel dat de gedragingen van Consument wel degelijk hebben bijgedragen aan het opzettelijk misleiden van Verzekeraar. Met behulp van de valse getuigenverklaring heeft de chauffeur van de auto namelijk onterecht aanspraak proberen te maken op vergoeding van zijn schade. Toen Consument meewerkte aan het opstellen van de getuigenverklaring had hij dit behoren te beseffen. De gedraging van Consument heeft naar het oordeel van de Commissie dan ook te gelden als een zwaardere verdenking dan een redelijk vermoeden van schuld. Daarmee is voldaan aan de in artikel 5.2.1 onder a en b van het Protocol genoemde voorwaarden voor opname van de gegevens in het EVR.

 

    1. Op grond van artikel 5.2.1 onder c van het Protocol dient de verzekeraar bij registratie van persoonsgegevens in het EVR een proportionaliteitsafweging te maken. Bij de beoordeling van de vraag of verzekeraar de persoonsgegevens in het EVR registreert, en zo ja, voor welke duur, dient verzekeraar ook de belangen van betrokkene mee te wegen. Vgl. GC Kifid 5 juli 2016, 2016-302, r.o. 4.9. De betrokkene die verwijdering van zijn persoonsgegevens verlangt, zal moeten onderbouwen op grond waarvan hij meent disproportioneel in zijn belangen te zijn geschaad en waarom zijn belang dient te prevaleren boven het belang van Verzekeraar c.q. de financiële sector.

 

    1. Verzekeraar heeft gemotiveerd uiteengezet dat de gedragingen van Consument een bedreiging vormen voor de financiële belangen van zijn cliënten (onder meer de chauffeur van de vrachtwagen) en voor zijn organisatie omdat hij – zonder beschikbaarheid van de videobeelden – een schade-uitkering had moeten doen. Verzekeraar dient zijn cliënten hiervoor te beschermen en daarom prevaleert het belang van de financiële sector bij registratie boven het belang van Consument bij het niet registreren van zijn persoonsgegevens. Consument stelt hiertegenover dat hij de verklaring heeft afgelegd als vriendendienst en dat deze de schrikbeleving van de chauffeur van de auto weergeeft. Achteraf beseft hij dat zijn handelen minder gelukkig is geweest.

 

    1. De Commissie is van oordeel dat de registratie proportioneel is en dat Verzekeraar bij het bepalen van de duur van de registratie voldoende rekening heeft gehouden met de belangen van Consument door de registratie na vier jaar door te halen. Zelfs als in aanmerking wordt aangenomen dat Consument een vriendendienst heeft willen bewijzen en hierover later spijt heeft betuigd, is de door Verzekeraar gehanteerde duur van vier jaren terecht en proportioneel te achten.

 

Registratie Incidentenregister

    1. Het EVR is gekoppeld aan het Incidentenregister (artikel 5.1.1 van het Protocol). Verzekeraar heeft niet gesteld dat de duur van de Incidentenregistratie langer is dan de duur van de registratie in het EVR zodat de Commissie aanneemt dat dat niet het geval is. Indien Verzekeraar voornemens was de Incidentenregistratie voor een langere duur te handhaven, geldt dat Verzekeraar dit niet heeft gemotiveerd. De Commissie is ook overigens niet gebleken van omstandigheden die een langere duur in het Incidentenregister dan die van de EVR rechtvaardigen. De Commissie oordeelt daarom dat de gegevens van Consument evenals de registratie in het EVR, voor de duur van vier jaar kan worden gehandhaafd. De vordering van Consument wordt dan ook afgewezen.

 

Melding Centrum Bestrijding Verzekeringscriminaliteit

    1. Op grond van artikel 4.2.3 van het Protocol worden de gegevens in het Incidentenregister uitgewisseld met functionarissen werkzaam bij de daartoe ingerichte coördinatiefuncties van het Verbond van Verzekeraars, te weten het fraudeloket. Dit is het Centrum Bestrijding Verzekeringscriminaliteit. Gelet op het hiervoor onder 4.6 overwogene is voor het toewijzen van de vordering tot intrekking van de melding van de incidentenregistratie aan het CBV derhalve geen grond aanwezig.

 

Slotsom

      1. De slotsom is dat de vordering van Consument tot doorhaling van de registratie van zijn persoonsgegevens in het EVR en in het Incidentenregister zal worden afgewezen. De registratie zal dus voor een duur van vier jaar worden gehandhaafd. De vordering tot intrekking van de melding aan het CBV zal derhalve eveneens worden afgewezen.
  • Beslissing

 

 

De Commissie wijst de vordering af.

 

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van bindende beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor www.kifid.nl/consumenten/hoe-wordt-uw-klacht-behandeld.

 

U kunt, binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak, bij de Voorzitter van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening schriftelijk een verzoek indienen tot herstel van kennelijke vergissingen in de uitspraak. U moet daarbij met name denken aan correctie van reken- of schrijffouten en verbetering van namen en data. De volledige procedure met de termijnen die daarbij in acht moeten worden genomen staat beschreven in artikel 40 van het Reglement.

Bekijk de volledige uitspraak