Mijn Kifid

Uitspraak 2018-396

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2018-396
(mr. B.F. Keulen, voorzitter en mr. D.B. Holthinrichs, secretaris)

Klacht ontvangen op        : 22 februari 2017

Ingediend door               : Consument

Tegen                           : ASR Schadeverzekering N.V., gevestigd te Utrecht, verder te noemen Verzekeraar

Datum uitspraak             : 3 juli 2018

Aard uitspraak                : Niet-bindend

 

Samenvatting         

Consument heeft een autoverzekering gesloten bij Verzekeraar. Na sluiten van de verzekering komt Verzekeraar erachter dat de persoonsgegevens van Consument door een andere verzekeraar, bij wie Consument daarvoor zijn auto verzekerd had, zijn geregistreerd. Verzekeraar heeft de autoverzekering en de overige lopende verzekeringen van Consument per premievervaldatum beëindigd. De Commissie oordeelt dat Verzekeraar gerechtigd was om de verzekeringen per premievervaldatum te beëindigen. De vordering wordt afgewezen.

 

  • Procesverloop 

     

 

  1. De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken inclusief bijlagen:
  • de klachtbrief van Consument;
  • het verweerschrift van Verzekeraar;
  • de repliek van Consument. De Commissie stelt vast dat Consument ondanks herhaald verzoek niet heeft laten weten of hij kiest voor een bindende uitspraak. Op grond van artikel 38.4 van het Reglement is deze uitspraak daarom niet-bindend. De Commissie stelt vast dat het niet nodig is de zaak mondeling te behandelen. De zaak kan daarom op grond van de stukken worden beslist.
  • Feiten 

     

    1. Consument heeft diverse verzekeringen (hierna: ‘Verzekeringen’) gesloten bij Verzekeraar, waaronder: een bromfietsverzekering, een rechtsbijstandverzekering, een inboedelverzekering, een autoverzekering en een aansprakelijkheidsverzekering.
      Op de Verzekeringen zijn van toepassing de verzekeringsvoorwaarden ‘Ditzo Algemene Voorwaarden D2013-01’ en ‘ASR Algemene Voorwaarden Verkeersverzekering model VP 0601’, (hierna tezamen aangeduid als ‘Verzekeringsvoorwaarden’). Daarin is – voor zover relevant – bepaald:“Ditzo Algemene Voorwaarden D2013-01Artikel 3.3 (…)            (….)            Een verzekering eindigt als wij deze schriftelijk opzeggen:
    2.             Artikel 5
    3. ASR Algemene Voorwaarden Verkeersverzekering model VP 0601
    4. Wij kunnen de verzekering beëindigen met ingang van de jaarlijkse verlengingsdatum (die is steeds een jaar na ingangsdatum die op je polisblad staat) van je polis. Wij hanteren dan een opzegtermijn van 60 dagen. De verzekering eindigt om 24.00 uur op de datum de wij jou in ons bericht van opzegging noemen.
    5. (…)
    6. (…)

 

  1. De Commissie gaat uit van de volgende feiten.
  1. Met ingang van de premievervaldatum. Wij hanteren dan een opzegtermijn van ten minste 60 dagen.
  2. (…)”
    1. De wet bepaalt in artikel 7:940 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW):“Artikel 7:940 BW
    2. (…)
  1. Bij opzegging tegen het einde van een verzekeringsperiode teneinde verlenging van de overeenkomst te verhinderen, wordt een termijn van twee maanden in acht genomen.
  2. (…)”
      1. Op 14 september 2016 heeft Consument bij Verzekeraar ook nog een verkeersverzekering aangevraagd. Bij de behandeling van deze aanvraag heeft Verzekeraar geconstateerd dat Consument medio juli 2016 voor dezelfde motor een verzekering had aangevraagd bij een andere verzekeringmaatschappij, NoordHollandsche van 1816 (hierna: ‘NH1816’). NH1816 heeft geconstateerd dat Consument ongeveer een half uur voor de aanvraag met de motor bij een aanrijding betrokken was geweest en getracht had voor de schade dekking te verkrijgen onder de aangevraagde verzekering.
        NH1816 heeft vervolgens, op basis van constatering van fraude (opzet tot misleiding), de persoonsgegevens van Consument geregistreerd in diverse registers, waaronder het door verzekeraars raadpleegbare Extern Verwijzingsregister (EVR). Zij heeft daaraan ten grondslag gelegd dat Consument een motorongeluk dat op 14 juli 2016 plaatsvond, een half uur voordat de verzekering bij haar werd aangevraagd, had verzwegen.
      2. Op 19 september 2016 heeft Verzekeraar Consument bericht per eerstvolgende premievervaldatum van de onderscheidenlijke verzekeringen over te gaan tot beëindiging daarvan. Daarbij heeft Verzekeraar telkens een opzegtermijn van 60 dagen in acht genomen, waarop de verzekeringen op respectievelijk per 20 november 2016, 1 juli 2017 en 9 september 2017 zijn geëindigd.
      3. Consument heeft een klacht ingediend bij NH1816 inzake de registratie van zijn persoonsgegevens en zich daarna tot Kifid gewend. Kifid heeft deze klacht van Consument geregistreerd onder nummer [nummer]. De Geschillencommissie heeft de klacht van Consument bij uitspraak van [datum] gedeeltelijk gegrond verklaard, waarbij de registraties zijn gehandhaafd maar de duur van registratie in het EVR is teruggebracht van zes naar vier jaar.
  • Vordering, klacht en verweerVordering Consument
    1. Consument vordert dat Verzekeraar de Verzekeringen in kracht herstelt.Grondslagen en argumenten daarvoor
    2. Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslag. Verzekeraar was op grond van de wet en de verzekeringsovereenkomst niet gerechtigd om de verzekeringen (tussentijds) te beëindigen. Consument voert hiertoe de volgende argumenten aan.

 

  • Op grond van uitspraken van de Geschillencommissie Kifid mogen verzekeringen niet tussentijds worden beëindigd.
  • De registratie van persoonsgegevens door NH1816 was onterecht aangezien Consument aldaar geen zaken (opzettelijk) heeft verzwegen. Hij heeft de verzekering niet zelf aangevraagd bij die maatschappij: dit deed zijn schoondochter voor hem. Zij was op het moment van aanvraag niet op de hoogte van het ongeluk, dat vlak daarvoor was voorgevallen. Bij schriftelijke bevestiging van de aanvraag van die verzekering beantwoordde hij de vraag naar recente schades op aangeven van zijn tussenpersoon ontkennend. Zodoende valt Consument in deze niets te verwijten. Verweer Verzekeraar
      1. Verzekeraar heeft de stellingen van Consument gemotiveerd weersproken. Voor zover nodig zal de Commissie bij de beoordeling daarop ingaan.
  • Beoordeling
    1. Voor de Commissie ligt ter beantwoording de vraag voor of Verzekeraar gerechtigd was om de Verzekeringen te beëindigen. Deze vraag dient te worden beantwoord aan de hand van de Verzekeringsvoorwaarden en de toepasselijke wettelijke bepalingen.
    2. De Verzekeringsvoorwaarden bepalen dat Verzekeraar gerechtigd is de Verzekeringen per premievervaldatum – oftewel de datum waarop deze telkens worden verlengd – te beëindigen met inachtneming van een opzegtermijn van 60 dagen. Deze voorwaarde is in overeenstemming met artikel 7:940 lid 1 BW, welk artikel eveneens een opzegtermijn van twee maanden noemt.
    3. Consument stelt zich op het standpunt Verzekeraar de overeenkomsten niet tussentijds mag beëindigen. Voor zover hij daarbij verwijst naar uitspraken van de Geschillencommissie Kifid moet daarbij worden verduidelijkt dat in deze zaak geen sprake is van tussentijdse beëindiging van de Verzekeringen – zoals Consument stelt – maar van beëindiging per premievervaldatum, zijnde de datum waarop een verzekering telkens wordt verlengd. In uitspraken van de Geschillencommissie is bij herhaling bevestigd dat een verzekeraar per premievervaldatum mag opzeggen met inachtneming van de wettelijk voorgeschreven opzegtermijn van twee maanden (zie o.a. GC 2016-329, 5.3 en
      GC 2017-634, 4.2). Nu Verzekeraar per verzekeringsovereenkomst een opzegtermijn van tenminste twee maanden heeft gehanteerd, was zij gerechtigd tot beëindiging van de Verzekeringen.
    4. Vervolgens rest nog de vraag of de argumenten van Consument ten aanzien de registratie van zijn persoonsgegevens door NH1816 – die erop neerkomen dat daarbij geen sprake was van opzet tot misleiding – tot een ander oordeel kunnen leiden. Naar het oordeel van de Commissie is dat niet het geval. De Verzekeringsvoorwaarden noch de wet (artikel 7:940 BW) verlangt dat Verzekeraar voor beëindiging per premievervaldatum een zwaarwegende reden dient aan te voeren. Overigens is niet gesteld of gebleken dat de opzeggingen van de Verzekeringen anderszins naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn.
    5.  
    6. De conclusie is daarom dat Verzekeraar gerechtigd was de Verzekeringen per premievervaldatum te beëindigen. De Commissie wijst de vordering van Consument daarom af.

 

    1.  
  • BeslissingDe Commissie wijst de vordering af.De uitspraak heeft de vorm van een niet-bindend advies. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. U kunt de zaak nog wel aan de rechter voorleggen.U kunt, binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak, bij de Voorzitter van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening schriftelijk een verzoek indienen tot herstel van kennelijke vergissingen in de uitspraak. U moet daarbij met name denken aan correctie van reken- of schrijffouten en verbetering van namen en data. De volledige procedure met de termijnen die daarbij in acht moeten worden genomen staat beschreven in artikel 40 van het Reglement. 

 

  1.  
Bekijk de volledige uitspraak