Mijn Kifid

Uitspraak 2018-411 (Bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2018-411
(mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter, prof. mr. M.L. Hendrikse en mr. A.M.T. Wigger, leden en mr. L.T.A. van Eck, secretaris)

 

Klacht ontvangen op        : 24 augustus 2017

Ingediend door               : Klagers en afzonderlijk Klager I en II;

Tegen                            : Rabobank Nederland, gevestigd te Amsterdam, verder te noemen de Bank

Datum uitspraak             : 10 juli 2018

Aard uitspraak                : Bindend advies

Samenvatting

De klacht van klagers kan niet door de Geschillencommissie worden behandeld. De Bank heeft klagers een zakelijke financiering verstrekt. Klagers hebben in 2008 hun bedrijfsactiviteiten gestaakt. Ook al is na het beëindigen van hun bedrijfsactiviteiten (in 2008) een geruime periode (van bijna tien jaar) verstreken, de handelingen van zowel klagers als de Bank hebben in de periode van het beëindigen van de bedrijfsactiviteiten tot aan de verkoop van het onroerend goed steeds betrekking gehad op (de afronding van) de bedrijfsfinanciering. Dit maakt dat de klacht van klagers voortspruit uit handelingen die vielen onder de bedrijfsactiviteit van klagers.

 

  • Procesverloop

 

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

  • de klachtbrief van Klagers van 22 augustus 2017 en de aanvulling daarop, met bijlagen;
  • het verweerschrift van de Bank en de aanvullingen daarop, met bijlagen.

 

De Commissie stelt vast dat partijen hebben gekozen voor bindend advies.

 

Partijen zijn opgeroepen voor een hoorzitting op 29 juni 2018 en zijn aldaar verschenen.

 

  • Feiten

 

De Commissie gaat uit van de volgende feiten.

 

    1. Klagers handelden sinds de jaren 80 vanuit een familieonderneming. In eerste instantie ging het om een loonbedrijf met paarden, later zijn Klagers bloembollen gaan telen.
    2. Klagers hebben de bedrijfsactiviteiten in 2008 beëindigd.
    3. De Bank heeft Klagers in mei 2011 een financiering van € 155.000,- geoffreerd, welke door Klagers voor akkoord is ondertekend.

In de offerte is voor zover relevant opgenomen:

Met de debiteur is het volgende investerings- en financieringsplan besproken voor:

Omzetten gedeelte van het krediet op rekening (…)                EUR 155.000,-

Totaal bedrag investering en benodigde financiering                 EUR 155.000,-

Nieuwe financiering [de Bank]                                                 EUR 155.000,-

Gewijzigd krediet in rekening courant                                      EUR 65.000,-“

 

Op de woning en het bedrijfspand zijn zekerheidsrechten gevestigd. De Algemene voorwaarden voor Bedrijfsfinancieringen zijn in de offerte van toepassing verklaard.

 

    1. In augustus 2015 heeft de Bank Klagers een offerte doen toekomen met onder meer de volgende inhoud:

“Met de debiteur is het volgende investerings- en financieringsplan besproken:

Werkkapitaal              : € 209.000,-

Herfinancieren/aflossen/beëindigen [de Bank]:

Krediet van EUR 65.000,- op rekeningnummer (…)

Totaal bedrag investering en benodigde financiering:                EUR 274.000,-

Nieuwe financiering [de Bank]:                                                EUR 274.000,-

De nieuwe financiering bestaat uit:

Geldlening van:            EUR 237.000,-

Krediet van:                 EUR 37.000,-

(…)

Hoofdpunten geldlening van EUR € 237.000,-

(…)

Aflossing                         geheel uiterlijk op 1 augustus 2018 of zoveel eerder als de verkoop en levering plaatsvindt van het onroerend goed aan (…)

(…)

Zekerheden en nadere voorwaarden

Voor de aangeboden financiering(en) geldt/gelden tevens onderstaande voorwaarde(n):

– nakoming van de negative pledge en de pari passu;

de overbruggingslening van EUR 237.000,– wordt verstrekt tot l augustus 2018. Elk half jaar wordt de verkoopstrategie besproken. Deze besprekingen vinden plaats per 1 maart 2016, l september 2016 en l maart 2017. lndien er na deze periode geen verkoop is gerealiseerd, kan er verkoop via veiling volgen.

– het krediet van EUR 37.000,– wordt verstrekt voor overbrugging van uw vaste lasten. De hoogte van het krediet is gebaseerd op uw jaarlijkse uitgaven aan vaste lasten. Het krediet geld voor een periode van 18 maanden. lndien de volledige kredietruimte eerder dan de gestelde periode is gebruikt, zullen er nadere afspraken worden gemaakt.”

 

Klagers hebben deze offerte voor akkoord ondertekend.

Op de woning en het bedrijfspand zijn zekerheidsrechten gevestigd. De Algemene voorwaarden voor Bedrijfsfinancieringen zijn in de offerte van toepassing verklaard.

 

    1. De Bank heeft de relatie met Klagers per 20 september 2016 beëindigd.
    2. Op 12 januari 2017 zijn de woning en het bedrijfspand executoriaal verkocht voor een bedrag van € 505.000,-.

 

  • Vordering, klacht en verweer

 

 

Vordering Klagers

    1. Klagers vorderen dat de Bank hen een toelichting geeft op de afwikkeling van de aan hen verstrekte financieringen en de Bank wordt veroordeeld tot het terugbetalen van de te veel door hen betaalde rente en kosten.

 

Grondslagen en argumenten daarvoor

    1. Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslag. Klagers klagen over het handelen van de Bank. Toen zij in 2008 de bedrijfsactiviteiten staakten, voorzagen zij tot de pensioendatum van Klager I (in juli 2017) geen financiële problemen. De waarde van het onroerend goed was (op basis van een taxatierapport) € 1.075.500,-. Dit is door het handelen van de Bank, ondanks eerder gedane toezeggingen van een bankmedewerker, anders gelopen. Vanaf 26 maart 2012 hebben zij geen gelden meer kunnen opnemen, waarna zij in de bijstand kwamen. Vanaf juli 2017 ontvangen Klagers een AOW-uitkering plus aanvulling.
    2. Volgens Klagers heeft de Bank te veel rente in rekening gebracht (nadat de woning op
      12 januari 2017 was geveild) en zijn ten onrechte kosten doorberekend. De Bank heeft betalingen uitgevoerd, waarvoor zij geen toestemming hebben gegeven. De veilingopbrengst was al op 24 februari 2017 gestort, maar werd pas geruime tijd later daadwerkelijk verwerkt. Voorts vragen Klagers zich af of het door de Bank berekende verschuldigde bedrag juist is berekend. Zij wijzen daarbij met name op een bedrag van € 37.000,- dat volgens hen twee keer is verwerkt.

Verweer van de Bank

    1. De Bank voert allereerst aan dat de klacht van Klagers niet behandelbaar is, omdat zij niet als consument zijn aan te duiden zoals gedefinieerd in het Reglement Geschillencommissie financiële dienstverlening (Kifid) Bemiddeling en (bindend) advies (hierna: het Reglement). Verder verweert de Bank zich inhoudelijk tegen de stellingen van Klagers.

 

  • Beoordeling
    1. Klagers stellen met hun klacht (voornamelijk en kort gezegd) het handelen van de Bank bij de afhandeling van de aan hen verstrekte financieringen aan de orde.
      Reeds in de eerste brieven die Klagers van dit klachteninstituut ontvingen, zijn zij gewezen op de mogelijkheid dat hun klacht op grond van de bepalingen van het Reglement wellicht niet behandelbaar zou zijn. Zij waren daardoor op de hoogte van de mogelijkheid dat hun klacht bij een inhoudelijke beoordeling door de Geschillencommissie als niet behandelbaar zou kunnen worden verklaard.
    2. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de Geschillencommissie eerst de behandelbaarheid van de klacht van Klagers aan de orde gesteld. Nadat Klagers en de Bank hun standpunten over die behandelbaarheid hebben kunnen toelichten, heeft de Commissie (na interne beraadslaging) ter zitting uitgesproken dat zij de klacht van Klagers als niet behandelbaar duidt. Partijen zijn alsnog met elkaar in gesprek gegaan over de door Klagers voorgelegde klacht. Klagers hebben met instemming van de Bank de Commissie alsnog verzocht de beslissing tot niet behandelbaarheid op schrift te stellen.
    3. De Commissie legt de volgende overwegingen ten grondslag aan haar conclusie dat de klacht van Klagers niet kan worden behandeld. Zoals in artikel 1 van het Reglement is bepaald, behandelt de Geschillencommissie “klachten van Consumenten over Financiële diensten tegen Financiële dienstverleners of, bij nawerking, voormalig aangesloten Financiële dienstverleners”. Vervolgens wordt in onderdeel D van het Reglement (Begripsomschrijving) bepaalt dat “iedere natuurlijke persoon die handelt voor doeleinden die buiten zijn handels-, bedrijfs-, ambachts- of beroepsactiviteit vallen” als consument wordt aangeduid.
    4. In het onderhavige geval is niet in geschil dat de Bank gelden aan Klagers ter beschikking heeft gesteld voor de financiering van hun bedrijfsactiviteiten. Nadat Klagers in 2008 hun bedrijfsactiviteiten hadden gestaakt, hebben zij (vanaf 2011) tevergeefs getracht de woning en het bedrijfspand voor een marktconforme prijs (volgens het taxatierapport: € 1.075.000,-) te verkopen. De Bank heeft de aan Klagers verstrekte lening in 2015 wegens overschrijding verhoogd. Daarnaast hebben Klagers om in die periode in hun levensonderhoud te voorzien de schuur als caravanstalling verhuurd en op kleine schaal opbrengsten van het land verkocht. Ook al is na het beëindigen van hun bedrijfsactiviteiten (in 2008) een geruime periode (van bijna tien jaar) verstreken, de handelingen van zowel Klagers als de Bank hebben in de periode van het beëindigen van de bedrijfsactiviteiten tot aan de verkoop van het onroerend goed steeds betrekking gehad op (de afronding van) de bedrijfsfinanciering. Daarvoor diende de woning en het bedrijfspand (onderhands dan wel executoriaal) te worden verkocht met het doel om voor Klagers (voor zover haalbaar) voldoende financiële middelen te creëren. Dit maakt dat de klacht van Klagers voortspruit uit handelingen die vielen onder de bedrijfsactiviteit van Klagers. De Commissie komt op basis van deze overwegingen tot de conclusie dat de klacht van Klagers niet kan worden behandeld.

 

 

  • Beslissing

 

 

De Commissie verklaart de klacht niet behandelbaar.

 

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van bindende beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor www.kifid.nl/consumenten/hoe-wordt-uw-klacht-behandeld.

 

U kunt, binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak, bij de Voorzitter van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening schriftelijk een verzoek indienen tot herstel van kennelijke vergissingen in de uitspraak. U moet daarbij met name denken aan correctie van reken- of schrijffouten en verbetering van namen en data. De volledige procedure met de termijnen die daarbij in acht moeten worden genomen staat beschreven in artikel 40 van het Reglement.                                                                                          

 

 

Bekijk de volledige uitspraak