Mijn Kifid

Uitspraak 2018-423 (Bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2018-423
(mr. R.J. Paris, voorzitter en mr. R.P.W. van de Meerakker, secretaris)

 

Klacht ontvangen op        : 28 februari 2017

Ingediend door               : Consumenten

Tegen                           : De Hypothekers Associatie B.V., gevestigd te Capelle aan den IJssel,

verder te noemen Adviseur

Datum uitspraak             : 17 juli 2018

Aard uitspraak                : Bindend advies

 

Samenvatting

Consumenten hebben hypotheekadvies van Adviseur gezocht voor de financiering van hun verhuizing. De spaarhypotheek is afgekocht. De tot stand gekomen geldlening is deels annuïtair en deels aflossingsvrij. Consumenten hebben gesteld dat het hypotheekadvies niet passend was en dat andere adviezen tot aantoonbaar betere resultaten zouden hebben geleid. De Commissie volgt die redenering niet en oordeelt dat niet kan worden vastgesteld dat het gegeven advies niet passend was. Wel acht de Commissie het op zijn plaats dat de advieskosten gedeeltelijk worden terugbetaald, omdat het adviesrapport pas na het sluiten van de hypothecaire geldlening verstrekt is.

 

  • Procesverloop

 

  1. De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken met bijlagen:
  • het door Consumenten ingediende klachtformulier;
  • het verweerschrift van Adviseur;
  • de repliek van Consumenten;
  • de dupliek van Adviseur.
  • De Commissie stelt vast dat het niet nodig is de zaak mondeling te behandelen. De zaak kan daarom op grond van de stukken worden beslist.
  • De Commissie stelt vast dat partijen hebben gekozen voor bindend advies.
  • Feiten
    1. Consumenten hebben in 2006 een hypothecaire geldlening afgesloten met een hoofdsom van € 246.000,-. Deze geldlening was onderverdeeld in twee delen.
      Een deel betrof een Spaarhypotheek van € 143.000,-; het tweede deel een aflossingsvrije geldlening van € 103.000,-. Aan de Spaarhypotheek was een spaarpolis verbonden, waarvoor premie werd betaald, zodat dat leningdeel zou kunnen worden afgelost op de einddatum en bij tussentijds overlijden van de verzekerden.
    2. Consumenten hebben op 24 juli 2015 een overeenkomst van opdracht met Adviseur gesloten. Consumenten verzochten hypotheekadvies ten einde de financiering de realiseren van hun verhuizing. Daarbij diende rekening te worden gehouden met de restschuld die zou ontstaan uit de verkoop van de woning.
    3. Op 31 juli 2015 heeft NIBC een offerte uitgebracht voor een nieuwe hypothecaire geldlening, bestaande uit twee leningdelen met een gezamenlijke hoofdsom van
      € 287.000,-. Een leningdeel van € 184.000,- werd verstrekt als annuïtaire geldlening, het andere leningdeel ter grootte van € 103.000,- betrof een aflossingsvrije geldlening. De hypotheekakte is op 29 oktober 2015 gepasseerd.
    4. Adviseur heeft op 13 november 2015 een Persoonlijk Financieel Plan (PFP) uitgereikt aan Consumenten. De wensen van Consumenten zijn als volgt weergegeven:
    5. Voor het hypotheekadvies heeft Adviseur een bedrag van € 3.290,- gerekend.

 

    1. De Commissie gaat uit van de volgende feiten.
  • Vordering, klacht en verweer
    1. Consumenten vorderen in totaal € 111.739-, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 21 november 2016 van Adviseur.Grondslagen en argumenten daarvoor
    2. Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslag. Adviseur heeft geen passend advies verstrekt. Adviseur heeft geadviseerd over te sluiten naar een annuïteitenhypotheek in combinatie met een aflossingsvrije hypotheek zonder deugdelijk te adviseren over andere hypotheekvormen die aantoonbaar goedkoper zijn en geen deugdelijke berekeningen gemaakt, waaruit het vorenstaande inzichtelijk wordt. De Adviseur heeft niet dan wel onvoldoende gewezen en geadviseerd over de mogelijkheid om de oude hypothecaire geldlening van Consumenten in stand te laten. Hiermee heeft de Adviseur artikel 4:23 jo. 4:24a van de Wet op het financieel toezicht (Wft) overtreden. Gezien de feiten handelt de Adviseur ook in strijd met de zorgplicht van een goed opdrachtnemer. Van een redelijk handelend en bekwaam hypotheekadviseur mag worden verwacht dat hij zijn cliënt informeert over alle feiten en omstandigheden die hem ten tijde van de advisering bekend zijn of kunnen zijn over de financiële producten die hij zijn cliënt adviseert, en die – in het licht van de doeleinden en de financiële omstandigheden van de cliënt – relevant zijn voor de door de cliënt te nemen beslissing, zoals bijvoorbeeld een voor de cliënt voordeliger hypotheekproduct, hetgeen door de Adviseur is nagelaten. Aanvullend is de handelwijze van de Adviseur te duiden als onrechtmatige daad
      (artikel 6:162 Burgerlijke Wetboek, verder BW), alsmede is sprake van schending van het beginsel van redelijkheid en billijkheid (artikel 6:2 BW jo. artikel 6:248 BW), alsmede is sprake van oneerlijke handelspraktijken (artikel 6:193b BW jo. artikel 6:193j BW).  Verweer van Adviseur
    3. Daarnaast worden vanwege de bovengenoemde omstandigheden de advieskosten van Adviseur teruggevorderd. Het Persoonlijk Financieel Plan (PFP) is bovendien pas voorgelegd aan Consumenten op het moment dat de hypotheek reeds bij de notaris gepasseerd was. Tot slot vorderen Consumenten vergoeding voor de kosten van deskundige bijstand à € 605,-.
    4. Consumenten hebben een rapportage overgelegd van Stichting [naam stichting]. In de rapportage maakt Stichting [naam stichting] een berekening gebaseerd op het voortzetten van de oude hypotheek, die zij als de huidige situatie aanduidt (HS). Als VS 1 wordt aangeduid de oplossing waarvoor gekozen is en als VS 2 het voorstel waarmee Consumenten het voordeligst uit zouden zijn geweest. In VS 2 wordt de geldlening voor een groter deel aflossingsvrij voortgezet en worden daarnaast een onafhankelijke levensverzekering en twee onafhankelijke beleggingsrekeningen geopend. Voor deze drie nieuw te openen rekeningen wordt een rendement van 4% verwacht. Consumenten stellen dat VS 2 vergeleken met VS 1 € 107.844,- goedkoper is en vorderen dit verschil als schade.
    5. Adviseur heeft de stellingen van Consumenten gemotiveerd weersproken. Voor zover nodig zal de Commissie bij de beoordeling daarop ingaan.

 

    1. Vordering Consumenten
  • Beoordeling
    1. Tussen partijen is in geding of de Adviseur toerekenbaar tekort is geschoten in zijn verplichtingen uit hoofde van de tussen hem en Consumenten geldende overeenkomst van opdracht.
    2. Adviseur heeft er daarbij allereerst op gewezen dat de klacht niet behandelbaar zou moeten worden verklaard omdat deze onvoldoende onderbouwd is. De Commissie passeert deze stelling van Adviseur. Zij is van oordeel dat zij op basis van de door partijen in het geding gebrachte stukken tot een oordeel kan komen. Dit oordeel sluit aan bij haar vaste lijn, die kenbaar is uit onder meer GC Kifid 2017-365, 2017-378, 2017-629,
      2017-636, 2017-680, 2017-714, 2017-732, 2017-733, 2017-766, 2018-147, 2018-148 en 2018-149.
    3. De Commissie oordeelt dat de rechtsverhouding tussen Consumenten en de Adviseur zich laat kwalificeren als een overeenkomst van opdracht (artikel 7:400 BW). In het licht hiervan rustte op de Adviseur bij de uitvoering van deze opdracht ten behoeve van Consumenten een zorgplicht. De adviseur dient tegenover zijn opdrachtgever de zorg te betrachten die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend adviseur mag worden verwacht. Zie onder andere Hoge Raad 10 januari 2003, NJ 2003, 375, r.o. 3.4.1. Die zorgplicht van Adviseur ontslaat Consumenten niet van het doen van eigen onderzoek. Juridisch gezien is van belang dat van een omzichtige en oplettende consument mag worden verwacht dat hij zich voor het aangaan van een overeenkomst redelijk inspant om de betekenis van de overeenkomst en de daaruit voortvloeiende verplichtingen en risico’s te doorgronden (zie ook HR 5 juni 2009, LJN BH2822, RvdW 2009, 685, r.o. 4.3.5).
    4. Als uitgangspunt geldt dat van een redelijk bekwaam en redelijk handelend adviseur mag worden verwacht dat hij beschikt over de nodige deskundigheid en vakkennis, dat hij de financiële belangen van zijn cliënten naar beste weten en kunnen behartigt en dat hij zorgvuldigheid betracht in de advisering van zijn cliënten. De adviseur is daarbij gehouden informatie in te winnen bij Consumenten omtrent hun kennis en ervaring, wensen, doelen, risicobereidheid en mogelijkheden teneinde zich ervan te verzekeren dat de door hem te verstrekken adviezen passend zijn gelet op de wensen en mogelijkheden van Consumenten.
      Van een redelijk bekwaam en redelijk handelend adviseur mag voorts worden verwacht dat hij zijn cliënten zodanig informeert over de aard van het product en de risico’s van hun keuzes, dat de cliënten vóór het sluiten van een hypothecaire geldlening een weloverwogen beslissing kunnen nemen (zie Geschillencommissie Financiële Dienstverlening, nr. 2012-343 en nr. 2014-411). Uiteindelijk dient een hypotheekadvies, met het oog op alle omstandigheden van het geval, passend te zijn.
    5. Bij het oversluiten van de hypothecaire geldlening houdt de zorgplicht van de Adviseur voorts in dat hij moet onderzoeken of dat oversluiten in het belang van Consumenten is (Rechtbank Rotterdam, 9 maart 2016, ECLI:NL:RBROT:2016:1693). Daarbij kunnen er tal van omstandigheden zijn die meebrengen dat een passend advies niet leidt tot de goedkoopst mogelijke constructie. Een advies is immers, naast de wensen van Consumenten omtrent de hoogte van de maandlasten, per definitie afhankelijk van hun leeftijd, hun inkomsten en toekomstperspectieven, hun wensen omtrent afloszekerheid en hun bereidheid om risico’s te nemen.
    6. Dit zou anders kunnen zijn indien Consumenten nadrukkelijk zouden hebben aangegeven dat de beste of goedkoopste constructie hun wens is (zie ook Rechtbank Midden-Nederland, 3 februari 2016, ECLI:NL:RBMNE:2016:420). In de regel zal er immers niet één beste oplossing bestaan, gezien de vele factoren waarvan de inhoud van een advies afhankelijk is. Daarnaast is het goed denkbaar dat een advies dat volledig aan de wens van de allerlaagste maandlasten voldoet, toch niet passend is. Immers, indien lage maandlasten kunnen worden bereikt door een risicovolle hypotheekconstructie af te sluiten, is het zeer wel mogelijk dat die risicovolle constructie met het oog op bijvoorbeeld de leeftijd, doelstellingen en risicobereidheid van Consumenten juist in het geheel niet passend is.
    7. Op basis van het klachtdossier komt de Commissie tot het oordeel dat niet is komen vast te staan en evenmin aannemelijk is geworden dat het advies van Adviseur, dat heeft geleid tot de hierboven in overweging 2.3 opgenomen wijziging van de hypothecaire geldlening, niet passend was. De Commissie licht dit toe.
    8. Allereerst zou het meest verstrekkende verwijt van Consumenten, namelijk de omstandigheid dat door de Adviseur geen alternatieve constructies of scenario’s aan Consumenten zijn voorgespiegeld, mogelijkerwijs tot het oordeel kunnen leiden dat de dienstverlening van de Adviseur niet op alle fronten naar volledigheid is uitgevoerd. Diezelfde omstandigheid leidt echter zonder nadere onderbouwing niet tot de conclusie dat het uiteindelijke advies niet passend is geweest, noch dat Consumenten, ook indien ervan uit zou worden gegaan dat zij van alle goedkopere alternatieven op de hoogte zouden zijn geweest, dan voor het goedkopere alternatief zouden hebben gekozen.
    9. In dat verband geldt dat niet is gebleken of aannemelijk geworden dat het door Consumenten gestelde alternatief (het zogenoemde VS2) overeen zou komen met de wensen destijds, doelstellingen en risicobereidheid, noch dat dat alternatief op welke andere grond dan ook überhaupt passend zou zijn geweest. De enige onderbouwing voor deze stelling wordt gegeven door erop te wijzen dat het alternatief over de gehele looptijd bezien lagere lasten zou hebben opgeleverd.
      Ten eerste is het maar de vraag of die stelling waar is. De in dat voorstel genoemde maandlasten en de uiteindelijke beoogde aflossing zijn immers gebaseerd op fictieve voorbeeldrendementen. Daarnaast, ook al zou deze stelling feitelijk juist zijn, is de enkele omstandigheid van lagere totale lasten in een alternatieve situatie, zoals hierboven overwogen, onvoldoende voor een oordeel dat het hypotheekadvies niet passend is geweest. In het door Consumenten geboden alternatief is niet aannemelijk gemaakt dat een dergelijke constructie zou passen bij de financiële positie, wensen, doelstellingen en risicobereidheid van Consumenten.
    10. Consumenten hebben daarnaast gesteld dat de spaarpolis ten onrechte is afgekocht, waardoor hun de mogelijkheid is ontnomen fiscaal voordelig vermogen op te bouwen. De Commissie volgt ook deze stelling van Consumenten niet, om de volgende reden. Uit het klachtdossier blijkt dat met de verkoop van de oude woning een restschuld zou ontstaan. Adviseur heeft onweersproken gesteld dat met de afkoop van de spaarpolis beoogd werd deze restschuld gedeeltelijk af te lossen. Naar het oordeel van de Commissie hebben Consumenten geen begin van bewijs geleverd dat het voortzetten van een spaarhypotheek tot hun wensen behoorde of tot de financiële mogelijkheden behoorde. Daartegen heeft Adviseur gemotiveerd gesteld dat de financiering alleen dan mogelijk was, wanneer de afkoopwaarde van de spaarpolis daarvoor zou worden aangewend.
    11. Voorts oordeelt de Commissie over de stelling van Consumenten, die erop neerkomt dat hun situatie en wensen niet goed zijn geïnventariseerd. Consumenten hebben erop gewezen dat het Persoonlijk Financieel Plan (PFP) pas verstrekt is door Adviseur nadat de hypothecaire geldlening reeds tot stand was gekomen. Adviseur heeft erop gewezen dat de ratio achter de opstelling van het PFP erin gelegen is, dat het advies achteraf voldoende reproduceerbaar is. Zij heeft gesteld dat er geen regel is die voorschrijft op welk moment een adviesrapport als het PFP dient te worden verzonden. Tevens heeft zij gewezen op aantekeningen van de dienstdoende hypotheekadviseur, die dateren van voor de datum van verstrekking van de geldlening. Naar het oordeel van de Commissie kan uit de aantekeningen van Adviseur niet worden afgeleid dat voorafgaand aan het afsluiten van de hypotheek de wensen, doelstellingen en financiële positie van Consumenten zijn besproken. Daarbij geldt dat een advies nu juist bedoeld is om al dan niet op te volgen. Wanneer een adviesrapport wordt opgemaakt nadat de hypothecaire geldlening reeds is afgesloten, ontvalt de ratio aan het adviesrapport. Die grondgedachte is dat Consumenten op basis van het rapport hadden kunnen besluiten het daarin opgenomen advies al dan niet op te volgen. Door het adviesrapport pas aan Consumenten te sturen nadat de hypothecaire geldlening was afgesloten, acht de Commissie het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat Adviseur aanspraak wil (blijven) houden op het gehele honorariumbedrag van € 3.290,-. Adviseur dient derhalve een deel van de in rekening gebrachte advieskosten aan Consumenten terug te betalen.
    12. De Commissie stelt dit bedrag vast op € 750,-.
  • Beslissing

 

  1. U kunt, binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak, bij de Voorzitter van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening schriftelijk een verzoek indienen tot herstel van kennelijke vergissingen in de uitspraak. U moet daarbij met name denken aan correctie van reken- of schrijffouten en verbetering van namen en data. De volledige procedure met de termijnen die daarbij in acht moeten worden genomen staat beschreven in artikel 40 van het Reglement.
  2. In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van bindende beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor www.kifid.nl/consumenten/hoe-wordt-uw-klacht-behandeld.
  3. De Commissie beslist dat Adviseur binnen vier weken na de dag waarop een afschrift van deze beslissing aan partijen is verstuurd, aan Consumenten vergoedt een bedrag van € 750,-.
Bekijk de volledige uitspraak