Mijn Kifid

Uitspraak 2018-510

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2018-510
(mr. dr. S.O.H. Bakkerus, voorzitter en mr. S.J.A. Koster, secretaris)

 

Klacht ontvangen op        : 7 november 2017

Ingediend door               : Consument

Tegen                           : Nationale-Nederlanden Levensverzekering Maatschappij N.V., gevestigd te Rotterdam,

verder te noemen Verzekeraar

Datum uitspraak             : 15 augustus 2018

Aard uitspraak                : Niet-bindend advies

 

Samenvatting

De Commissie oordeelt dat de klacht niet behandelbaar is omdat het niet gaat om een klacht van een ‘Consument’ in de zin van het Reglement. De voormalige echtgenote van Consument de verzekeringnemer van de beleggingsverzekering is en dat Consument in deze geen contractspartij is. Hiermee kwalificeert Consument niet als een natuurlijk persoon die handelt voor doeleinden die buiten zijn handels-, bedrijfs-, ambachts- of beroepsactiviteit vallen én een overeenkomst met Verzekeraar heeft gesloten. Evenmin ontleent Consument aan de beleggingsverzekering een eigen vorderingsrecht jegens Verzekeraar.

 

  • Procesverloop De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

 

  • het door Consument (digitaal) ingediende klachtformulier;
  • het verweerschrift van Verzekeraar;
  • de repliek van Consument;
  • de aanvullende reactie van Consument;
  • de dupliek van Verzekeraar.De Commissie stelt vast dat Consument heeft gekozen voor een niet-bindend advies. De uitspraak is daardoor niet-bindend.
  • De Commissie stelt vast dat het niet nodig is de zaak mondeling te behandelen. De zaak kan daarom op grond van de stukken worden beslist.
  • FeitenDe Commissie gaat uit van de volgende feiten.

 

    1. In het verleden heeft de voormalige echtgenote van Consument een beleggingsverzekering bij Verzekeraar afgesloten waarbij zij als verzekeringnemer is aangemerkt. Consument en zijn voormalige echtgenote zijn in 2016 gescheiden. In de echtscheidingsbeschikking van
      2 december 2016 is – voor zover relevant – het volgende bepaald:3.2.11. Beleggingsverzekering Nationale-Nederlanden (L[nummer])(…)(…)
    2. 4.7. bepaalt dat de waarde van de beleggingsverzekering Nationale Nederlanden (L[nummer]) tussen partijen bij helfte zal worden gedeeld waarbij partijen de verzekeringsmaatschappij dienen te verzoeken de polis te splitsen; (…)”
    3. De rechten van de verzekeringspolis vallen dan ook in de huwelijksgoederengemeenschap waardoor deze voor verdeling in aanmerking komen. Ter terechtzitting is gebleken dat partijen in dat geval de polis niet willen afkopen maar willen splitsen. De rechtbank zal deze wijze van verdelen vaststellen.
    4. De vrouw heeft verzocht om de beleggingsverzekering bij Nationale Nederlanden aan haar toe te scheiden. Zij heeft aangevoerd dat deze polis is aangegaan met de nadrukkelijke bedoeling deze te bestemmen als pensioenvoorziening voor de vrouw.
    5. Consument heeft Verzekeraar per e-mail van 5 mei 2017 verzocht tot splitsing van de verzekering over te gaan over te gaan. Hierop heeft Verzekeraar bij schrijven van 1 juni 2017 gericht aan zowel Consument als zijn voormalige echtgenote het formulier “Aanvraag Afkoop Beleggingspensioen” verzonden. Consument heeft dit formulier ingevuld en uitsluitend door hemzelf ondertekend retour gezonden aan Verzekeraar.
    6. Verzekeraar heeft het verzoek tot splitsing c.q. afkoop niet gehonoreerd. In zijn e-mail aan Consument van 30 oktober 2017 motiveert Verzekeraar dit als volgt:“(…) In de beschikking wordt gesproken over het feit dat beide partijen de polis niet willen afkopen maar willen splitsen. De rechtbank heeft deze wijze van verdelen ook vastgesteld.  
    7. Zodoende ontvangen wij graag een door u beiden getekend verzoek tot afkoop. (…)”
    8. Wij hebben u en uw ex partner hiervoor aangeschreven. Indien één van u hiermee niet akkoord gaat dan is dit een zaak waar u onderling tot overeenstemming moet komen. Als verzekeringsmaatschappij zijn wij een derde partij en dat betekent dat wij hier buiten staan. Wij hebben u beiden aangeschreven met een berekening voor de afkoop van de lijfrenteverzekering.
    9. U heeft een verzoek tot afkoop ingediend waarbij de lijfrente naar uw Stichting zouden moeten worden overgemaakt. Indien de polis afgekocht moet worden zal er een door beiden getekend verzoek tot afkoop moeten komen vergezeld van een kopie van een geldig legitimatiebewijs van beiden. Bij afkoop van de verzekering zal de uitkering van de lijfrentewaarde, na eventuele fiscale inhoudingen, moeten worden overgemaakt naar een persoonlijke particuliere betaalrekening (geen stichting).
    10.  
  • Vordering, klacht en verweerVordering Consument

 

    1. Consument vordert dat Verzekeraar zijn verzoek tot splitsing c.q. (partiële) afkoop van de verzekering uitvoert.Grondslagen en argumenten daarvoor
    2. Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslag. Verzekeraar is toerekenbaar tekortgeschoten door geen medewerking te verlenen aan de afkoop c.q. splitsing van de verzekering. Consument voert hiertoe de volgende argumenten aan.
  • Verzekeraar is op grond van de echtscheidingsbeschikking van 2 december 2016, waarin is bepaald dat de verzekering bij helfte zal worden gedeeld, gehouden gehoor te geven aan het verzoek van Consument om tot splitsing c.q. afkoop van de verzekering over te gaan. Dit onafhankelijk van de medewerking van de voormalige echtgenote van Consument.Verweer Verzekeraar

 

  •  
    1. Verzekeraar heeft, kort en zakelijk weergegeven, de volgende verweren gevoerd:
  • Consument is geen Consument als bedoeld in het Reglement Geschillencommissie Financiële Dienstverlening. De Commissie is dan ook niet bevoegd een inhoudelijk oordeel te geven.
  • Consument is niet de verzekeringnemer van de verzekering en heeft bij de gerechtelijke ontbinding van de huwelijksgemeenschap geen zelfstandig vorderingsrecht gekregen. Hij is derhalve niet zelfstandig, zonder medewerking van zijn voormalige echtgenote, bevoegd om over de verzekering te beschikken. Consument is evenmin een natuurlijke persoon die een eigen vorderingsrecht ontleent aan een overeenkomst van verzekering alsmede degene die als derde-benadeelde aan de wet een eigen recht op schadevergoeding ontleent tegen een verzekeraar.
  • Beoordeling 4.1 Voordat de vordering van Consument inhoudelijk kan worden beoordeeld, moet aan de hand van het sinds 1 april 2017 toepasselijke Reglement Geschillencommissie Financiële Dienstverlening, bemiddeling en (bindend) advies (hierna: ‘het Reglement’), worden nagegaan of deze klacht in aanmerking komt voor behandeling door de Commissie. De reden daarvoor is dat de Commissie volgens artikel 1 van het Reglement alleen ‘klachten van Consumenten over Financiële diensten tegen Financiële dienstverleners‘ behandelt. Op grond van artikel 2.2 Reglement beëindigt de Commissie de behandeling van een klacht als blijkt dat zich een van de in het regelement genoemde gronden voordoet of heeft voorgedaan waardoor de klacht buiten behandeling had moeten blijven. De Commissie moet dus beoordelen of het hier gaat om een klacht van een ‘Consument’ in de zin van het Reglement.  Onder het begrip Consument wordt tevens begrepen:b) de deelnemer aan een pensioenregeling, zoals bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet in zijn hoedanigheid van verzekerde natuurlijke persoon van de overeenkomst van levensverzekering met pensioenclausule.d) de natuurlijke persoon met een Privacyklacht.”

 

  1. c) de natuurlijke persoon die een eigen vorderingsrecht ontleent aan een overeenkomst van verzekering alsmede degene die als derde-benadeelde aan de wet een eigen recht op schadevergoeding ontleent tegen een verzekeraar. Hieronder valt niet de zogenoemde ‘directe actie’ van art. 7:954 Burgerlijk Wetboek.
  2. a) een rechtspersoon waarvan de doelstelling zozeer is gericht op het particuliere belang van een of meer natuurlijke personen die aandeelhouder(s) of bestuurder(s) of lid van deze rechtspersoon zijn, dat deze als een verlengstuk van die natuurlijke persoon of personen kan worden beschouwd; voorbeelden hiervan zijn persoonlijke pensioenvennootschappen en verenigingen van eigenaars. Beslissend is of de rechtspersoon in wezen een verlenging is van de persoon van Consument in diens hoedanigheid van Consument.
  3. “Iedere natuurlijke persoon die handelt voor doeleinden die buiten zijn handels-, bedrijfs-, ambachts- of beroepsactiviteit vallen. Wordt de overeenkomst evenwel gesloten voor doeleinden die deels binnen en deels buiten in de vorige volzin genoemde activiteit van de persoon liggen (gemengde overeenkomsten) en is het oogmerk van die activiteit zo beperkt dat het binnen de algehele context van de overeenkomst niet overheerst, dan dient die persoon eveneens als Consument te worden aangemerkt.
  4. 4.2  Het begrip Consument wordt in het Reglement als volgt gedefinieerd:
    1. De Commissie stelt vast dat de voormalige echtgenote van Consument de verzekeringnemer van de beleggingsverzekering is en dat Consument in deze geen contractspartij is. Hiermee kwalificeert Consument niet als een natuurlijk persoon die handelt voor doeleinden die buiten zijn handels-, bedrijfs-, ambachts- of beroepsactiviteit vallen én een overeenkomst met Verzekeraar heeft gesloten. Dit betekent dat niet wordt voldaan aan de primaire omschrijving van het Consumentbegrip.

 

      1. Verder is gesteld noch gebleken dat Consument voldoet aan de omschrijving, zoals genoemd onder sub c. Consument ontleent aan de beleggingsverzekering geen eigen vorderingsrecht jegens Verzekeraar. De Commissie merkt hierbij op dat een dergelijk eigen vorderingsrecht ook niet voortvloeit uit de echtscheidingsbeschikking. Die beschikking is tussen Consument en zijn voormalige echtgenote gewezen en is alleen tussen hen van kracht. Consument ontleent daaraan geen vorderingsrecht tegen Verzekeraar. De rechtbank heeft dan ook in de echtscheidingsbeschikking onder 4.7 overwogen dat Consument en zijn voormalige echtgenote Verzekeraar dienen te verzoeken de polis te splitsen.
      2. Uit het voorgaande volgt dat de klacht van Consument niet behandelbaar is.
  • BeslissingDe Commissie kan de klacht niet behandelen.De uitspraak heeft de vorm van een niet-bindend advies. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. U kunt de zaak nog wel aan de rechter voorleggen.U kunt, binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak, bij de Voorzitter van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening schriftelijk een verzoek indienen tot herstel van kennelijke vergissingen in de uitspraak. U moet daarbij met name denken aan correctie van reken- of schrijffouten en verbetering van namen en data. De volledige procedure met de termijnen die daarbij in acht moeten worden genomen staat beschreven in artikel 40 van het Reglement.

 

Bekijk de volledige uitspraak