Mijn Kifid

Uitspraak 2018-595 (Bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2018-595
(mr. B.F. Keulen, voorzitter en mr. D.B. Holthinrichs, secretaris)

Klacht ontvangen op        : 24 november 2017

Ingediend door               : Consument

Tegen                            : CDS Assuradeuren B.V., gevestigd te Harderwijk, verder te noemen Gevolmachtigde

Datum uitspraak             : 24 september 2018

Aard uitspraak                : Bindend advies

 

Samenvatting

Consument heeft op een T-splitsing een aanrijding gehad met een andere weggebruiker (Tegenpartij). De Tegenpartij stond voorafgaand aan het ongeluk met zijn auto voor een snelheidsbelemmerende ophoging in de weg. Verschillende getuigen hebben de aanrijding zien gebeuren en de Politie heeft een rapport gemaakt van de aanrijding. De verzekeraar van de Tegenpartij stelt zich op het standpunt dat beide partijen schuld hebben aan de aanrijding en heeft 50 % van de schade van Consument vergoed. Consument vordert van de verzekeraar van de Tegenpartij volledige schadeloosstelling met het argument dat sprake was van een voorrangs-situatie en dat de Tegenpartij naliet voorrang te verlenen. De Commissie oordeelt dat geen sprake was van een voorrangssituatie. Consument heeft niet aangetoond dat de Tegenpartij volledig aansprakelijk is. De vordering wordt afgewezen.

  1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken met bijlagen:

 

  • het door Consument digitaal ingediende klachtformulier;
  • het verweerschrift van Gevolmachtigde;
  • de repliek van Consument;
  • de dupliek van Gevolmachtigde.

 

De Commissie stelt vast dat partijen hebben gekozen voor bindend advies.

 

De Commissie stelt vast dat het niet nodig is de zaak mondeling te behandelen. De zaak kan daarom op grond van de stukken worden beslist.

  1. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten.

 

  • Consument heeft op 26 juni 2016 omstreeks 14:24 uur, te [Plaatsnaam] ter plaatse van de kruising van de [Straatnaam 1] met de [Straatnaam 2], met zijn auto een frontale botsing gehad met de auto van een andere automobilist (hierna: ‘Tegenpartij’). Tegenpartij heeft via Gevolmachtigde een WAM (Wet Aansprakelijkheidsverzekering Motorrijtuigen) verzekering.

 

  • Een politieagent (hierna: ‘Agent’) heeft van de aanrijding verslag gemaakt. Ter zake de toedracht heeft hij daarbij aanvankelijk vermeld:

 

  • Na contact tussen een andere agent en Consument op 26 januari 2017 is op 19 april 2017 door middel van een mutatierapport een gewijzigde toedrachtomschrijving opgesteld door de Politie, die luidt:

 

 

  • Daarnaast heeft de Agent ter plaatse verklaringen van twee getuigen (getuige 1 en 2) opgetekend. Getuige 1 verklaarde omtrent de toedracht van de aanrijding:

 

 

  • Getuige 2 verklaarde omtrent de toedracht van de aanrijding:

 

 

  • Schriftelijk verklaarde deze getuige bij Gevolmachtigde desgevraagd ook nog:

 

Wat zag u precies gebeuren?

Ik zag dat [voertuig Consument] met teveel snelheid tegen [voertuig Tegenpartij]

knalde.

 

[Voertuig Consument] reed midden op de weg.

 

Had het ongeval voorkomen kunnen worden en zo ja, door wie en op welke wijze?

Het ongeluk had kunnen voorkomen als [voertuig Consument] niet zo snel had

gereden.”

 

  • Naast de getuigen die de direct door de Politie zijn gehoord zijn er nog twee getuigen (getuigen 3 en 4). Getuige 3 verklaarde desgevraagd schriftelijk omtrent de aanrijding:

 

“Wat heeft u zien gebeuren?

Dat [voertuig Consument] die reed achter 2 andere auto’s aan die waren al voorbij het obstakel. De landrover remde af i.v.m. rechts een straat maar rolde wel door. [Voertuig Tegenpartij] trok op en knalde tegen [voertuig Consument] op. Maar [voertuig Consument] was al meer over de helft. [Voertuig Tegenpartij] stond stil want [er] reden
2 auto’s voor [voertuig Consument].

 

Wie is naar uw mening aansprakelijk? En waarom?

[Voertuig Tegenpartij] omdat het voertuig van [Consument] al over de helft [was] en [voertuig Tegenpartij] stond te wachten en trok in 1 x op en [voertuig Consument] reed gewoon.”

 

  • Getuige 4 heeft desgevraagd eveneens schriftelijk verklaard:

 

Wat heeft u zien gebeuren?

Ik was bestuurder van [de auto stilstaand achter Tegenpartij] en stond samen met [voertuig Tegenpartij] en D te wachten tot [Consument en andere tegenligger] voorbij waren. Auto [andere tegenligger] kwam door een klein stukje achter. [Auto Tegenpartij] dacht dat hij er voorlangs kon (wat echter helemaal niet mogelijk was) dus trok hij hard op, met een botsing tot gevolg.

 

Wie is er naar uw mening aansprakelijk? En waarom?

[Auto Tegenpartij] omdat hij al stil stond en de meneer in de [auto Consument] toen aanreed. [Auto Consument] was over de helft en had officieel voorrang.”

 

  • Tegenpartij heeft zonder medewerking van Consument een aanrijdingsformulier ingevuld en ondertekend, waarop hij de toedracht heeft aangekruist en een situatieschets heeft gemaakt. Daarop is vermeld:

 

“Het voertuig van Consument:

  • Veranderde van rijstrook
  • Kwam op het weggedeelte van bestemd voor tegemoetkomend verkeer”

 

 

 

  • Op foto’s van de situatie ter plaatse na de aanrijding is te zien dat de auto van Consument net voorbij de helft van de lengte van het obstakel stond, op de weghelft van Tegenpartij. De auto van Tegenpartij stond, vanaf diens rijrichting gezien, vlak voor het obstakel.

 

  • Ten gevolge van de aanrijding heeft de auto van Consument schade opgelopen aan de linker voorzijde, onder meer aan de bumper en het spatbord. De herstelkosten bedroegen € 5.927,52. Hiervoor is Gevolmachtigde tot betaling aangesproken.

    Gevolmachtigde heeft de schuldvraag beantwoord in de zin dat Consument en Tegenpartij ieder voor de helft aansprakelijk zijn. Daarom heeft Gevolmachtigde Consument 50 % van het claimde bedrag, € 2.963,76, uitgekeerd.

 

  1. Vordering, klacht en verweer

 

Vordering Consument

  • Consument vordert vergoeding van het resterende deel van de schade aan zijn auto, een bedrag van € 2.963,76.

 

Grondslagen en argumenten daarvoor

  • Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslag. Op grond van artikel 6 WAM en de toedracht is Gevolmachtigde gehouden om Consument geheel schadeloos te stellen omdat Tegenpartij geheel verantwoordelijk is voor de aanrijding. Consument voert hiertoe de volgende argumenten aan.
  • Tegenpartij werd gehinderd door het obstakel, dat zich op zijn weghelft bevond. Daarom moest hij Consument voorrang verlenen, wat hij heeft nagelaten.
  • Anders dan aanvankelijk in het eerste rapport van de Politie aangegeven, bevond het voertuig van Consument zich niet midden op de weg maar op zijn eigen weghelft. Door de bijzondere wegsituatie, een wegversmalling, konden de voertuigen van Consument en Tegenpartij elkaar niet tegelijkertijd passeren, behalve als Consument was uitgeweken. Daartoe bestond echter geen reden want Consument had voorrang.
  • Getuige 2 verklaarde tegenstrijdig en daarom niet betrouwbaar. In zijn eerste verklaring stond hij bij het dorpshuis en in zijn tweede, schriftelijke verklaring liep hij bij de
    T-splitsing waar de aanrijding plaatsvond, op de stoep. De afstand tussen de beide door deze getuige genoemde locaties is 130 meter.

 

Verweer Gevolmachtigde

  • Gevolmachtigde heeft, kort en zakelijk weergegeven, de volgende verweren gevoerd:
  • Er is geen sprake van een wegobstakel dat noopt tot voorrangverlening maar van een snelheidsbelemmerende ophoging. Een bord (B21) behorend bij een wegobstakel ontbreekt dan ook. Er is daarentegen sprake van een onduidelijke wegsituatie waarbij de weggebruikers van beide richtingen van de weg hun weg kunnen vervolgens mits zij hun snelheid matigen en uiterst rechts houden op hun weghelft. Dat heeft Consument niet gedaan. Getuige 2 verklaart immers dat Consument hard reed.
  • Anders dan Consument stelt, bevond de auto van Tegenpartij zich niet voor de snelheidsbelemmerende ophoging. Dit lijkt in de bevroren situatie na de aanrijding weliswaar niet zo, maar dit komt omdat de auto van Tegenpartij door de impact van de botsing naar achteren is geschoten. De auto van Tegenpartij was derhalve ook al een deel van de ophoging gepasseerd.
    Direct naast de ophoging was het slipspoor van de auto van Tegenpartij zichtbaar, wat aantoont dat hij uiterst rechts hield. Consument had, opdat beide auto’s hun weg konden vervolgen, meer rechts moeten houden, wat wordt ondersteund door het mutatierapport van de Politie (zie alinea 2.3). Ook getuige 2 bevestigt dat het voertuig van Consument midden op de weg reed.
  • Alleen de verklaringen van getuige 1 en 2 zijn betrouwbaar. De overige getuigen staan in relatie tot partijen, wat blijkt uit het rapport van de Politie van de aanrijding, zodat aan hun verklaringen minder waarde kan worden gehecht. Daarnaast weegt de verklaring van getuige 2 zwaarder dan die van getuige 1, die namelijk achter het voertuig van Tegenpartij stilstond en zodoende minder zicht had. Getuige 2 had goed zicht vanaf de stoep.
  • Gezien het voorgaande is sprake van gedeelde schuld, waardoor Gevolmachtigde terecht een uitkering van 50 % deed aan Consument.

 

  1. Beoordeling

    • In deze zaak ligt in het kader van artikel 6 WAM, dat Consument de mogelijkheid biedt zijn vordering direct bij Gevolmachtigde in te dienen en niet bij Tegenpartij, de vraag voor of Tegenpartij – zoals Consument stelt – volledig aansprakelijk is voor de aanrijding.

 

  • Om de voorliggende aansprakelijkheidsvraag te beantwoorden, zal allereerst moeten worden bepaald of door de ophoging in de weg, aan de zijde waar de auto van Tegenpartij zich ten tijde van de aanrijding bevond, sprake is van een voorrangssituatie. Consument stelt dat sprake is van een obstakel op de weghelft van Tegenpartij dat een voorrangs-situatie creëert. Gevolmachtigde stelt echter dat de ophoging een snelheidsbelemmerende maatregel is waarbij beide weggebruikers hun weg kunnen vervolgen, mits zij zoveel mogelijk rechts houden en hun snelheid matigen.

 

  • Gevolmachtigde heeft gesteld, en Consument heeft niet betwist, dat een verkeersbord dat een voorrangssituatie bepaalt ontbreekt. Nu daarvan uit moet worden gegaan, dient vervolgens te worden vastgesteld of de situatie op de weg ter plaatse meebracht dat de Tegenpartij Consument voorrang diende te verlenen. Dit is het geval wanneer een weggebruiker naar een andere rijstrook gaat uitwijken (artikel 54 Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens (RVV)). Die situatie is hier niet aan de orde. Gezien de opzet van de kruising en de kenmerken van de ophoging in de weg moet worden geconcludeerd dat sprake is van een buiging in de weg die de weggebruikers van beide weghelften moeten volgen. Daarom gelden geen speciale voorrangsregels.

 

  • In het licht van het voorgaande is daarom relevant het verwijt van Gevolmachtigde dat Consument heeft nagelaten uiterst rechts te houden. Artikel 3.1 RVV schrijft namelijk voor dat weggebruikers zoveel mogelijk rechts op de rijbaan moeten rijden.
    Consument heeft niet betwist dat hij een verkeersregel heeft geschonden door niet uiterst rechts te houden, maar enkel gesteld dat die regel niet aan de orde is omdat hij voorrang had. Ook bieden de getuigenverklaringen waarop Consument zich heeft beroepen geen inzicht in de vraag of Consument voldoende rechts heeft gehouden. De Commissie stelt daarom vast dat Gevolmachtigde onbetwist heeft gesteld dat Consument heeft nagelaten voldoende rechts te houden. Daarom moet het door de schending van Consument van die verkeersregel er op voorhand voor worden gehouden dat hij tenminste mede-aansprakelijk is voor de aanrijding.

 

  • Op grond van artikel 149 en 150 Wetboek van Rechtsvordering (Rv) rust op Consument, als partij die het rechtsgevolg – aansprakelijkheid van Tegenpartij – beoogt, de stelplicht en bewijslast van zijn stellingen. Gezien dat zijn stelling dat sprake was van een situatie waarin hij voorrang had, is verworpen, lag het op zijn weg om nadere argumenten aan te dragen die ertoe leiden dat desondanks volledige aansprakelijkheid van Tegenpartij moet worden aangenomen. Omdat Consument in dat verband geen argumenten heeft aangedragen, stelt de Commissie vast dat Consument zijn vordering onvoldoende heeft onderbouwd. Dat de Tegenpartij volledig aansprakelijk is voor de aanrijding, is daarom niet komen vast te staan. De vordering van Consument dient daarom te worden afgewezen.
  1. Beslissing

 

De Commissie wijst de vordering af.

 

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van bindende beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor www.kifid.nl/consumenten/hoe-wordt-uw-klacht-behandeld.

 

U kunt, binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak, bij de Voorzitter van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening schriftelijk een verzoek indienen tot herstel van kennelijke vergissingen in de uitspraak. U moet daarbij met name denken aan correctie van reken- of schrijffouten en verbetering van namen en data. De volledige procedure met de termijnen die daarbij in acht moeten worden genomen staat beschreven in artikel 40 van het Reglement.

 

 

 

Bekijk de volledige uitspraak