Mijn Kifid

Uitspraak 2018-646 (Bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2018-646
(prof. mr. drs. M.L. Hendrikse, voorzitter, mr. E.C. Ruinaard,
mr. dr. S.O.H. Bakkerus, leden en mr. R.A.F. Coenraad, secretaris)

Klacht ontvangen op        : 27 september 2017

Ingesteld door                : Consument

Tegen                           : ABN AMRO Levensverzekering N.V., gevestigd te Zwolle, verder te noemen Verzekeraar

Datum uitspraak             : 16 oktober 2018

Aard uitspraak                : Bindend advies

 

Samenvatting

Zorgplicht Verzekeraar. Uitstel einddatum. Rapport Verzekeringskamer werkgroep Levensverzekeringen 4 juni 1993. Beperking van de overlijdensuitkering (90%) geldt ook bij verlenging van de looptijd. Verzekeraar heeft verzuimd deze beperking in artikel 5.3. van de voorwaarden op te nemen. Geen oorzakelijk verband tussen de ondeugdelijke informatie en de kansschade van Consument. Vordering is afgewezen.

 

  • Procesverloop

 

 

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken:

 

.    het door Consument ingediende klachtformulier van 27 september 2017;

.    het verweer van Verzekeraar van 23 januari 2018;

.    de repliek van Consument van 25 januari 2018;

.    de dupliek van Verzekeraar van 7 februari 2018;

.    de aanvullend repliek van Consument van 21 februari 2018;

.    de aanvullend dupliek van Verzekeraar van 5 maart 2018.

 

De Commissie stelt vast dat partijen haar advies als bindend zullen aanvaarden.

 

Partijen zijn opgeroepen voor een hoorzitting op woensdag 5 september 2018 en zijn aldaar verschenen.

 

Na de zitting is Verzekeraar in de gelegenheid gesteld nadere stukken in te brengen, hetgeen hij op 12 september 2018 heeft gedaan. Consument heeft op 24 september 2018 hierop gereageerd.

 

  • Feiten

 

  1.  

Bij de beoordeling van de klacht gaat de Commissie uit van de volgende feiten.

 

2.1  Consument heeft op 20 februari 1998 een ABN AMRO Koopsom Beleggings Polis gesloten met een looptijd van 20 jaar en een eenmalige inleg van € 4.084,02.

Van deze koopsom is een bedrag van € 3.808,89 door Verzekeraar geïnvesteerd in de door Consument gekozen beleggingsfondsen.

In de jaren daarna heeft Consument nog een negental aanvullende koopsommen gestort. In totaal heeft Consument € 42.603,65 ingelegd. Consument was 40 jaar ten tijde van het aangaan van de koopsompolis.

 

2.2  Het lijfrentekapitaal is als volgt omschreven:

 

Bij in leven zijn van de verzekerde op de ingangsdatum lijfrente, de waarde van de aan deze verzekering verbonden participaties. Deze waarde van de participaties wordt verhoogd met 0,20%.

 

       Bij overlijden van de verzekerde voor de ingangsdatum lijfrente, bedraagt het beschikbare lijfrentekapitaal 90% van de waarde van de aan deze verzekering verbonden participaties op de dag van overlijden. Dit bedrag wordt verhoogd tot 100% van de hiervoor bedoelde waarde, indien het overlijden plaatsvindt op een tijdstip dat ligt nadat meer dan de helft van het aantal jaren tussen ingangsdatum verzekering en einddatum verzekering is verstreken.”

 

2.3  Op de verzekering zijn de Algemene Voorwaarden Levensverzekering AVL-9601 en de Aanvullende voorwaarden Koopsom Beleggings Polis KBP-9601 van toepassing.

 

2.4  Artikel 5.3 van laatstgenoemde Aanvullende voorwaarden luidt als volgt:

 

De verzekeringnemer heeft, onverminderd de werking van de overige voorwaarden, het éénmalig recht tot uiterlijk één maand vóór de in het polisblad genoemde ingangsdatum lijfrente deze datum met maximaal tien jaren uit te stellen. Als vergoeding voor de door de verzekeraar te maken kosten zal op het te bestemmen lijfrentekapitaal een korting worden toegepast van 0,25% maal het naar boven afgeronde aantal hele jaren dat de verzekering langer bestaat dan oorspronkelijk werd overeengekomen met een maximum van NLG 500,-.”

 

2.5  Consument heeft in 2017 onderzocht wat de mogelijkheden zijn om de koopsompolis met
10 jaar te verlengen. Namens Verzekeraar is haar meegedeeld dat dan weer rekening moet worden gehouden met afwijkende dekking in de eerste helft omdat er anders geen sprake is van de vereiste 50/50 structuur. Consument heeft een klacht ingediend bij Kifid. Omdat de huidige koopsompolis op 20 februari 2018 afliep, heeft zij onder voorbehoud van rechten besloten tot uitstel van de einddatum van de beleggingsverzekering voor een nieuwe periode van 10 jaar. Zij heeft van Verzekeraar op 19 februari 2018 een set nieuwe polisbladen ontvangen.

 

Het lijfrentekapitaal wordt thans als volgt omschreven:

 

Bij in leven zijn van de verzekerde op de ingangsdatum lijfrente, de waarde van de aan deze verzekering verbonden participaties. Deze waarde van de participaties wordt verhoogd met 0,20%.

 

       Bij overlijden van de verzekerde voor de einddatum van de verzekering: een bedrag gelijk aan 90% van de opgebouwde waarde op het moment van overlijden van de verzekerde.

Dit bedrag wordt verhoogd tot 100% van de hiervoor bedoelde waarde, als het overlijden van de verzekerde plaatsvindt nadat – gerekend vanaf de ingangsdatum – de helft van de verzekeringsduur + 1 dag is verstreken. De verzekeringsduur is de periode die is gelegen tussen 20-2-2018 (de datum per wanneer de verzekering is verlengd) en de gewijzigde einddatum van de verzekering.”

 

  • Vordering, klacht en verweer

 

 

Vordering

3.1  Consument vordert een bedrag van € 7.000,00.

 

Grondslagen en argumenten daarvoor

3.2  Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslag.

 

Met de verlenging van de polis met 10 jaar bedraagt de totale looptijd 30 jaar. Vijftig procent van de looptijd bedraagt 15 jaar, in die eerste helft geldt een recht op uitkering bij overlijden van 90%. Deze periode is al verstreken, de verlenging van 10 jaar valt volledig in de tweede helft van de totale looptijd. Verzekeraar dient dan ook een uitkering van 100% te garanderen. Het feit dat Verzekeraar bij het uitstellen van de einddatum de uitkering in geval van overlijden van de verzekerde tijdens de eerste helft van de verlengde verzekeringsduur wederom beperkt tot 90% van de opgebouwde waarde, is niet vooraf met Consument besproken en ook niet opgenomen in artikel 5.3 van de Aanvullende voorwaarden. De poliswaarde bedraagt ongeveer € 70.000,00. Wanneer Verzekeraar slechts 90% van de waarde uitkeert in geval van overlijden binnen 5 jaar betekent € 7.000,00 risico voor rekening van Consument.

 

Verweer Verzekeraar

3.3  Verzekeraar heeft, kort en zakelijk weergegeven, de volgende verweren gevoerd:

 

Levensverzekeringen die worden aangeboden, dienen vanzelfsprekend te voldoen aan de eisen die de Wet op het Financieel Toezicht stelt. Uit de parlementaire geschiedenis van deze wet volgt dat er nadere criteria zijn ontwikkeld voor het begrip “levensverzekering”.

In 1993 is op initiatief van o.a. het Ministerie van Financiën en de toenmalige Verzekeringskamer een werkgroep opgericht die een advies over deze criteria heeft uitgebracht. De toenmalige Verzekeringskamer heeft dit advies overgenomen en bekrachtigd in een beleidsregel die nog altijd van toepassing is.

 

Een van de betreffende criteria is een ‘kans op voordeel’, welke uitgelegd is als dat er minimaal een kans van 10% voordeel moet zijn voor de klant bij uitvoering van de verzekering, welke betrekking moet hebben op minimaal de halve looptijd.

Dit om het verschil tussen een levensverzekering en bijvoorbeeld een spaarrekening te duiden. De belastingwetgeving op zijn beurt neemt dit verschil tussen levensverzekeringen en spaarrekeningen over.

 

Wanneer een klant een polis als de onderhavige wil verlengen, wordt voorafgaand aan de verlenging contact gelegd met de klant om de verlengingsmogelijkheden duidelijk te maken. Dat is in het geval van Consument ook gebeurd. Verzekeraar is volledig transparant geweest over deze 90%-regel en het is steeds aan Consument om wel of niet op het verlengingsaanbod in te gaan. Daarbij dient te worden opgemerkt dat het feit dat over de eerste helft van de looptijd 90% van de waarde wordt uitgekeerd bij overlijden, niet betekent dat Consument benadeeld zou worden. Deze lagere overlijdensuitkering wordt namelijk verdisconteerd met een hogere uitkering op de einddatum bij leven.

 

  1. Beoordeling

 

4.1 Aan de orde is de vraag of  Verzekeraar toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van zijn zorgplicht. Consument stelt dat Verzekeraar haar ten tijde van het afsluiten van de beleggingsverzekering niet volledig heeft geïnformeerd over de voorwaarden die gelden bij het uitstellen van de einddatum. Pas op dat moment – te weten 20 jaar na dato – heeft Verzekeraar Consument geattendeerd op het feit dat de overlijdensuitkering opnieuw gedurende de eerste helft van de verlengde looptijd zal worden beperkt tot 90% van de opgebouwde waarde.

 

4.2  Het is de Commissie gebleken dat in het desbetreffende advies van de werkgroep, te weten het Rapport van de werkgroep levensverzekeringen WTV-IB van 4 juni 1993, bepalingen zijn opgenomen die betrekking hebben op de situatie dat de verzekeringnemer besluit om de looptijd van de overeenkomst te verlengen. Een en ander is nader uitgewerkt in paragraaf 4.5 van dit rapport:

 

De toets betreffende de 10%-bonus gedurende meer dan de helft van de looptijd dient opnieuw te worden toegepast in het geval dat de premie wordt verhoogd of de looptijd wordt verlengd vóór de expiratiedatum van de verzekering. De eis van 10% wordt dan gerelateerd aan de extra te betalen premie en aan de nog resterende looptijd. Andere dan de hier bedoelde wijzigingen dienen in het licht van het vorengenoemde criterium beoordeeld te worden.”

 

4.3  In dit licht bezien stelt de Commissie vast dat Verzekeraar geen verwijt kan worden gemaakt over de wijze waarop hij het verzoek van Consument heeft uitgevoerd en in de polis heeft vastgelegd. Ook nu is Verzekeraar gehouden om gedurende de eerste helft van de verlengde looptijd de uitkering bij overlijden van Consument te beperken tot 90% van de opgebouwde waarde.

 

4.4  Wel had Verzekeraar naar het oordeel van de Commissie deze beperkende voorwaarde in artikel 5.3 van de Aanvullende voorwaarden moeten opnemen, zodat Consument hiervan al in 1998, en dus niet pas op het moment van verlengen, op de hoogte was geweest. Verzekeraar is in dit opzicht tekort geschoten in haar zorgplicht jegens Consument.  Als Verzekeraar Consument deugdelijk over de beperkende voorwaarde had geïnformeerd, zou zij die voorwaarde hebben kunnen meewegen bij haar keuze voor een looptijd van 20 of 30 jaar.

 

4.5  Vast staat dat Consument hierdoor de kans heeft gemist om al in 1998 voor een looptijd van 30 jaar te kiezen.

Maar deze kansschade leidt alleen dan tot schadevergoeding, als aannemelijk is dat Consument na deugdelijke informatie van Verzekeraar in 1998 had gekozen voor een looptijd van 30 jaar. Op grond van de stukken en op grond van hetgeen tijdens de hoorzitting is besproken is dit niet aannemelijk geworden. Integendeel: het paste in de toenmalige tijdsgeest om rond de 60-jarige leeftijd te stoppen met werken en met één of meer lijfrenteverzekeringen de periode tot de ingangsdatum van de AOW te overbruggen. Omdat het oorzakelijk verband tussen de ondeugdelijke informatie en de kansschade van Consument niet aannemelijk is geworden, heeft Consument geen recht op schadevergoeding.

 

4.6  De slotsom is derhalve dat de vordering van Consument zal worden afgewezen.

 

  1. Beslissing

 

De Commissie wijst de vordering van Consument af.


In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor www.kifid.nl/consumenten/hoe-wordt-uw-klacht-behandeld

 

U kunt, binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak, bij de Voorzitter van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening schriftelijk een verzoek indienen tot herstel van kennelijke vergissingen in de uitspraak. U moet daarbij met name denken aan correctie van reken- of schrijffouten en verbetering van namen en data. De volledige procedure met de termijnen die daarbij in acht moeten worden genomen staat beschreven in artikel 40 van het Reglement.

Bekijk de volledige uitspraak