Mijn Kifid

Uitspraak 2018-768 (Bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2018-768
(
mr. J. Wortel, voorzitter, drs. L.B. Lauwaars RA, mr. dr. drs. R. Knopper, leden en
mr. M.J.M. Fennis, secretaris)

 

Klacht ontvangen op        : 21 juli 2017

Ingediend door               : Consument

Tegen                            : F. van Lanschot Bankiers N.V., gevestigd te Amsterdam, verder te noemen de Bank

Datum uitspraak             : 10 december 2018

Aard uitspraak                : Bindend advies

 

Samenvatting

 

Consument woont in [Naam land] en laat zijn vermogen door een Bank in Nederland beheren. De Bank heeft de bruto verkoopopbrengsten van de fondsen uit de portefeuille van Consument als rentebetalingen aan de Nederlandse belastingdienst doorgegeven. Die informatie wordt door de Nederlandse belastingdienst aan de [Naam land] belastingdienst verstrekt, die daarop de aanslag aan Consument baseert. Consument heeft kosten gemaakt om de aanslag in [Naam land] gematigd te krijgen. Consument heeft zich beklaagd over wijze waarop de Bank heeft gehandeld. De Commissie is van oordeel dat de kern van het geschil is dat in [Naam land] een verkoop-winstbelasting wordt geheven over het verschil tussen de aan- en verkoopprijs. In Nederland is dat niet het geval en de Bank heeft in haar rapportages geen informatie opgenomen met betrekking tot de verkoopwinst (het verschil tussen de aan- en verkoopprijs). De Commissie is verder van oordeel dat de Bank met betrekking tot de wijze waarop zij de Belastingdienst heeft geïnformeerd, conform toepasselijke wetgeving heeft gehandeld. De Commissie is wel van oordeel dat de Bank Consument tijdig had dienen te informeren dat de wijze waarop zij aan de Nederlandse belastingdienst rapporteert, mogelijk consequenties voor de aanslag in het buitenland kan hebben. Consument had dan een deel van de gemaakte kosten kunnen vermijden, welke kosten door de Bank dienen te worden vergoed.

 

  • Procesverloop

 

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende van bijlagen voorziene stukken:

 

  • het door Consument (digitaal) ingediende klachtformulier;
  • het verweerschrift van de Bank;
  • de repliek van Consument;
  • de dupliek van de Bank.
  • de verklaring van Consument met diens keuze voor bindend advies.

 

De Commissie stelt vast dat partijen hebben gekozen voor bindend advies.

 

De Commissie stelt vast dat het niet nodig is de zaak mondeling te behandelen. De zaak kan daarom op grond van de stukken worden beslist.

 

  • Feiten

 

De Commissie gaat uit van de volgende feiten.

    1. Consument woont in [Naam land] en belegt op basis van een vermogensbeheer-overeenkomst met de Bank. Het beheerde vermogen van Consument is ondergebracht bij kantoor [Plaatsnaam] van de Bank.
    2. De Bank heeft de bruto verkoopopbrengsten van de fondsen uit de portefeuille van Consument, als rentebetalingen aan de Nederlandse belastingdienst doorgegeven. Deze informatie heeft de belastingdienst vervolgens aan de [Naam land] belastingdienst verstrekt.
    3. Van de [Naam land] belastingdienst ontving Consument op basis van die informatie een aanslag van € 21.674,- over het jaar 2013, waarover tussen Consument en de [Naam land] belastingdienst een geschil is ontstaan.
    4. Consument heeft contact opgenomen met de Bank en om een toelichting gevraagd op de door de Bank aan de belastingdienst verstrekte gegevens. De Bank heeft zich op het standpunt gesteld dat het als rente aan te merken deel van de verkoopopbrengsten van de portefeuille van Consument niet gespecificeerd kon worden.
    5. De Bank heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat zij conform de Europese Spaarrenterichtlijn de gehele verkoopopbrengst uit de portefeuille als rentebetalingen aan belastingdienst diende op te geven.
    6. Consument heeft zich in het geschil met de [Naam land] belastingdienst door een [Naam land] advocaat laten bijstaan. Consument heeft tevens een [Belastingadviesbureau] ingeschakeld om een berekening voor de [Naam land] belastingdienst te maken. De inspanningen van de door Consumenten ingeschakelde advocaat en [Belastingadvies-bureau] hebben er toe geleid dat de [Naam land] belastingdienst de aanslag heeft verlaagd van € 21.674,- naar € 2.285,-.
    7. De kosten van de [Naam land] advocaat bedroegen € 10.518,34 en de kosten van [Belastingadviesbureau] bedroegen € 21.791,55.
    8. Consument heeft de Bank aansprakelijk gehouden voor de kosten die hij in het geschil met de [Naam land] belastingdienst heeft moeten maken.
    9. De Bank heeft zich in haar verweer beroepen op de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen (WIB). De van belang zijnde bepalingen in de WIB luiden als volgt:

Artikel 4a. Definities

1          Voor de toepassing van deze afdeling wordt verstaan onder:

  • rentebetaling: rente, uitbetaald of bijgeschreven op een rekening, die is terug te voeren op enigerlei schuldvordering, al dan niet gedekt door hypotheek of voorzien van een winstdelingsclausule, en met name de opbrengsten van overheidspapier en obligatieleningen, inclusief daaraan gehechte premies en prijzen; boete voor te late betaling wordt niet als rentebetaling aangemerkt;

 

(…)

 

 Artikel 4b. Uitbreiding definitie rentebetaling

1          Voor de toepassing van deze afdeling wordt onder rentebetaling mede verstaan:

(…)

c      inkomsten die zijn gerealiseerd bij de verkoop, terugbetaling of aflossing van aandelen of bewijzen van deelneming in een collectieve beleggingsinstelling, indien een dergelijke instelling rechtstreeks of via een andere dergelijke instelling meer dan 25% van zijn vermogen belegt in schuldvorderingen.

(…)

3         De inkomsten, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, worden slechts als rentebetaling aangemerkt voorzover deze rechtstreeks of middellijk afkomstig zijn van rentebetalingen als bedoeld in artikel 4a, eerste lid, onderdeel a, en dit artikel, eerste lid, onderdeel a.

(…)

4         Indien een uitbetalende instantie met het oog op de toepassing van het eerste lid, onderdelen b en c, geen informatie heeft over het deel van de inkomsten dat voortkomt uit rentebetalingen, bedoeld in die onderdelen, wordt het volledige bedrag aan inkomsten als rentebetaling aangemerkt.

(…)

    1. De Bank heeft de handleiding “Gegevensaanlevering van bank- en beleggingsproducten” van de belastingdienst in het geding gebracht.
    2. De Bank heeft Consument coulancehalve een bedrag aangeboden. Consument heeft dat
      aanbod afgewezen.

 

  • Vordering, klacht en verweer

 

 

Vordering Consument

    1. Consument vordert een bedrag van € 35.337,92, zijnde de kosten van de [Naam land] advocaat en [Belastingadviesbureau] verhoogd met € 3.028,03 kosten ter verkrijging van schadevergoeding buiten rechte, alsmede de wettelijke rente en de kosten van het geding.

 

Grondslagen en argumenten daarvoor

    1. Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslag:
  • De Bank heeft aan de [Naam land] belastingdienst onjuiste bedragen afgegeven als rente-ontvangsten. In plaats daarvan heeft de Bank de verkoopopbrengsten van effecten als renteontvangsten doorgegeven.
  • De rapportage van de Bank is gebrekkig en heeft Consument genoodzaakt de hulp van specialisten in te roepen om relevante informatie voor buitenlandse belastingdiensten te achterhalen.
  • De Bank heeft een onvolledige verslaggeving aan Consument verstrekt. De Bank hanteert naar Consument een ander rentebegrip dan zij naar de Belastingdienst doet.

De schade die de Bank door het aldus verwijtbaar handelen heeft veroorzaakt, dient aan
Consument te worden vergoed. De schade bestaat uit de kosten die Consument heeft
moeten maken om de [Naam land] Belastingdienst van aanvullende informatie te voorzien.

 

Verweer van de Bank

      1. De Bank heeft de stellingen van Consument gemotiveerd weersproken. Voor zover nodig zal de Commissie bij de beoordeling daarop ingaan.
  • Beoordeling

    1. Consument spreekt over het verstrekken van informatie door de Bank aan de [Naam land] Belastingdienst. Dat is een verschrijving of een misvatting. De Bank heeft op grond van wettelijk voorschrift informatie aan de Nederlandse belastingdienst doorgegeven.
    2. Kern van het geschil is dat in [Naam land] een verkoopwinstbelasting wordt geheven over het verschil tussen de aan- en de verkoopprijs. In Nederland is dat niet het geval en de Bank heeft in haar rapportages geen informatie opgenomen met betrekking tot de verkoopwinst (het verschil tussen aan- en verkoopprijs). Op grond van artikel 4b, lid 3, WIB heeft de Bank, nu zij niet voor alle fondsen kan bepalen wat de inkomsten zoals genoemd in dat artikel zijn, conform artikel 4b. lid 4, WIB de volledige verkoopopbrengst aan de belastingdienst als rentebetalingen opgegeven. Daarmee heeft de Bank de Handleiding “Gegevensaanlevering van bank- en beleggingsproducten” van de Belasting-dienst gevolgd. De Bank heeft daarmee voldaan aan haar uit de WIB voortvloeiende verplichtingen en in dat opzicht dus niet verwijtbaar gehandeld.
    3. Dat het rentebegrip in de op grond van artikel 4b, lid 4, WIB doorgegeven gegevens wellicht afwijkt van de rente die in de periodiek aan Consument verstrekte overzichten is vermeld, is een uitvloeisel van de in de WIB opgenomen bepalingen. Ook dat valt de Bank niet te verwijten.
    4. Deze zaak kenmerkt zich hierdoor dat de Bank werd geconfronteerd met een wettelijke verplichting onder de noemer ‘rentebetalingen’ aan de Belastingdienst opgave te doen van bedragen die ook andere voordelen omvatten dan uitgekeerde rente in de gebruikelijke betekenis van het woord, in de wetenschap dat deze opgaven aan buitenlandse belasting-autoriteiten wordt doorgegeven voor zover betrekking hebbend op niet in Nederland wonende cliënten van de Bank. Als professionele dienstverlener behoorde de Bank te voorzien dat die voor andere belastingautoriteiten bestemde gegevens aldaar op een andere wijze in de belastingheffing kunnen worden betrokken dan in Nederland pleegt te geschieden, en voor de in het buitenland wonende cliënt tot een grotere belastingdruk kan leiden dan in Nederland het geval zou zijn.
    5. Naar het oordeel van de Commissie had de Bank met die wetenschap ervoor moeten zorgen dat Consument, als niet in Nederland wonende cliënt van de Bank, tijdig werd geïnformeerd omtrent de aard van de krachtens de WIB te verstrekken gegevens en met name van de kwalificatie en samenstelling van de opgegeven bedragen. Die informatie had de Bank op een zodanig tijdstip ter beschikking van Consument behoren te stellen dat deze zich daarmee kon verweren tegen de te verwachten belastingaanslagen.
    6. In deze zaak staat vast dat de Bank Consument niet van de zojuist bedoelde informatie heeft voorzien. Het is aannemelijk dat Consument voor het bestrijden van de belasting-aanslag hogere kosten heeft moeten maken dan het geval zou zijn geweest indien hij de [Naam land] belastingautoriteiten in een eerder stadium had kunnen wijzen op de werkelijke aard en fiscale relevantie van de door de Bank gedane opgaven. In zoverre zijn die kosten ten dele aan te merken als rechtstreeks gevolg van het aan de Bank te maken verwijt.
    7. De vordering van Consument is echter niet in volle omvang toewijsbaar. Het is waarschijnlijk dat Consument ook bij tijdige voorlichting door de Bank, als hiervoor bedoeld, deskundigen had moeten inschakelen om de [Naam land] belastingdienst te overtuigen van de betekenis naar [Naam land] recht van de uit Nederland verkregen gegevens. Naar het oordeel van de Commissie moet Consument het bedrag dat [Belastingadviesbureau] hem in rekening heeft gebracht daarom zelf dragen. De door de Bank te vergoeden schade begroot de Commissie op de advocaatkosten die zijn gemaakt in verband met het geding bij de [Naam land] rechter, dat met tijdige informatie van de Bank vermoedelijk vermeden had kunnen worden of in elk geval sneller had kunnen worden beëindigd.
    8. De Bank zal derhalve worden veroordeeld tot betaling van € 10.518,34.
    9. Consument vordert wettelijke rente over het te vergoeden bedrag vanaf 10 januari 2017. Die vordering zal worden toegewezen, omdat hiervoor is vastgesteld dat de Bank toerekenbaar is tekortgeschoten en bij brief van 10 januari 2017 door Consument daarvoor aansprakelijk is gesteld.
    10. Consument vordert ook vergoeding van de kosten van rechtsbijstand. Conform het reglement zal de Commissie voor deze kosten het liquidatietarief van Kifid hanteren, waarin als uitgangspunt één punt wordt toegekend voor de (gehele) schriftelijke fase. Volgens het liquidatietarief komen de kosten van juridische bijstand daarmee uit op
      € 200,-.

 

 

  • Beslissing

 

De Commissie beslist dat de Bank binnen vier weken na de dag waarop een afschrift van deze beslissing aan partijen is verstuurd, aan Consument vergoedt een bedrag van € 10.518,34 met wettelijke rente vanaf 10 januari 2017 tot aan de dag van algehele voldoening, alsmede de kosten van rechtsbijstand van € 200,-.

 

Voor zover nodig bepaalt de Commissie dat elk van de partijen deze uitspraak aan de Commissie van Beroep kan voorleggen.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van bindende beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor www.kifid.nl/consumenten/hoe-wordt-uw-klacht-behandeld.

 

U kunt, binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak, bij de Voorzitter van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening schriftelijk een verzoek indienen tot herstel van kennelijke vergissingen in de uitspraak. U moet daarbij met name denken aan correctie van reken- of schrijffouten en verbetering van namen en data. De volledige procedure met de termijnen die daarbij in acht moeten worden genomen staat beschreven in artikel 40 van het Reglement.

Bekijk de volledige uitspraak