Mijn Kifid

Uitspraak 2019-056 (Bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2019-056
(mr. R.J. Paris, voorzitter en mr. R.E. van Lambalgen, secretaris)

Klacht ontvangen op : 4 september 2017
Ingediend door : Consument
Tegen : Coöperatieve Rabobank U.A., gevestigd te Amsterdam, verder te noemen de Bank
Datum uitspraak : 25 januari 2019
Aard uitspraak : Bindend advies

Samenvatting

Consument verwijt de Bank dat deze – op verzoek van haar ex-partner – het incassonummer heeft gewijzigd zonder dat Consument daarmee heeft ingestemd en zonder dat Consument daarover is geïnformeerd. Daarnaast verwijt Consument de Bank dat deze het renteverlengings-voorstel enkel en alleen naar haar ex-partner gestuurd heeft en dat de rente voor 10 jaar is vastgezet zonder dat zij daarmee heeft ingestemd. Ten aanzien van beide klachtonderdelen overweegt de Commissie dat Consument en haar ex-partner beiden debiteur zijn; op grond van artikel 10 van de Algemene Voorwaarden is daarom elk van hen bevoegd om rechtshandelingen te verrichten die verband houden met de hypothecaire geldlening. Wel valt er veel te zeggen voor de stelling van Consument dat de Bank haar zorgplicht geschonden heeft met betrekking tot het renteverlengingsvoorstel. Of de Bank haar zorgplicht in dit geval ook echt geschonden heeft, kan evenwel in het midden blijven, aangezien er in het onderhavige geval geen schade is. De vordering van Consument wordt afgewezen.

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

· de klachtbrief van Consument,
· het verweerschrift van de Bank,
· de repliek van Consument,
· de dupliek van de Bank en
· de reactie van de Bank van 5 december 2018.

De Commissie stelt vast dat partijen hebben gekozen voor bindend advies.

Partijen zijn opgeroepen voor een hoorzitting op 3 december 2018 en zijn aldaar verschenen.

2. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten.

2.1 Op 31 oktober 2005 heeft Consument met haar (inmiddels ex-)partner een hypothecaire geldlening afgesloten bij de Bank voor de aankoop van een woning te [Naam woonplaats] (hierna: de woning te [Naam woonplaats]).

2.2 In december 2013 zijn Consument en haar partner uit elkaar gegaan. Consument is verhuisd en woont dus niet meer in de woning te [Naam woonplaats].

2.3 In april 2014 heeft de Bank de rekening waar de hypotheeklasten van werden afgeschreven, gewijzigd (hierna: de wijziging van het incassonummer). Dit is gedaan op verzoek van de ex-partner van Consument. De hypotheeklasten worden thans afgeschreven van een rekening van de ex-partner van Consument; een rekening waar Consument geen inzage in heeft.

2.4 In januari 2016 is de echtscheiding van Consument en haar ex-partner formeel uitgesproken. De rechter heeft bepaald dat de woning te [Naam woonplaats] zo snel mogelijk verkocht moest worden. De ex-partner weigert echter mee te werken aan de verkoop.

2.5 In oktober 2016 is er (in verband met het aflopen van de rentevastperiode) een nieuwe rentevastperiode overeengekomen van 10 jaar. Het betreffende renteverlengingsvoorstel was door de Bank naar de woning te [Naam woonplaats] gestuurd en enkel door de ex-partner van Consument – en dus niet ook door Consument – ondertekend.

2.6 Op de hypothecaire geldlening zijn de Algemene Voorwaarden voor Particuliere Geldleningen 2005 (hierna: de Algemene Voorwaarden) van toepassing. Artikel 10 van de Algemene Voorwaarden luidt als volgt:

“10. Meer debiteuren
a. Als de geldlening aan meer dan één debiteur is verstrekt dan heeft iedere debiteur de bevoegdheid om mede namens de andere debiteuren alle mededelingen van de bank te ontvangen en alle mededelingen aan de bank te doen.
b. Als de akte door meer debiteuren is getekend dan is iedere debiteur bevoegd om alle rechtshandelingen te verrichten die verband houden met de geldlening, de akte en deze algemene voorwaarden.”

3. Vordering, klacht en verweer

Vordering Consument
3.1 In de eerste plaats vordert Consument dat de Bank veroordeeld wordt om haar een afschrift te doen toekomen van alle brieven aangaande de hypothecaire geldlening die de Bank naar de woning te [Naam woonplaats] verzendt. Hoewel de hypotheeklasten door haar ex-partner worden voldaan, is Consument hoofdelijk aansprakelijk voor de hypothecaire geldlening. Als haar ex-partner iets overkomt of als haar ex-partner niet meer in staat is om de hypotheeklasten te voldoen, dan kan zij worden aangesproken door de Bank. Consument wil daarom graag op de hoogte worden gehouden van eventuele betalingsachterstanden en andere relevante informatie aangaande de hypothecaire geldlening.

3.2 In de tweede plaats vordert Consument een schadevergoeding voor het feit dat de rekening waar de hypotheeklasten van werden afgeschreven, in april 2014 gewijzigd is. Hierdoor wordt Consument fiscaal benadeeld. Consument en haar ex-partner hadden namelijk afgesproken dat, hoewel de ex-partner de hypotheekrente betaalt, Consument gedurende twee jaar recht heeft op de hypotheekrenteaftrek (als een vorm van alimentatie). Consument moet dan wel kunnen aantonen dat de hypotheekrente betaald is. Nu het incassonummer gewijzigd is en haar ex-partner haar geen inzage verschaft in de betaalde hypotheekrente, kan Consument niet bij de Belastingdienst aantonen dat de hypotheekrente betaald is en kan zij haar recht op de hypotheekrenteaftrek niet realiseren.

3.3 In de derde plaats vordert Consument dat de Bank veroordeeld wordt om kosteloos het rentecontract open te breken en de rentevastperiode te wijzigen naar 1 jaar. Aan deze vordering ligt het volgende ten grondslag. Consument verwijt de Bank dat deze het renteverlengingsvoorstel van oktober 2016 enkel en alleen naar haar ex-partner gestuurd heeft en dat de rente voor 10 jaar is vastgezet zonder dat zij daarmee heeft ingestemd. De Bank heeft in dat kader haar (morele) zorgplicht geschonden. Consument is het niet eens met een rentevastperiode van 10 jaar. De woning te [Naam woonplaats] moet namelijk verkocht worden – dit is ook al door de rechter zo bepaald. Een rentevastperiode van
10 jaar is niet in lijn met deze verkoopdoelstelling.

Verweer van de Bank
3.4 De Bank heeft de stellingen van Consument gemotiveerd weersproken. Voor zover nodig zal de Commissie bij de beoordeling daarop ingaan.

4. Beoordeling

Eerste vordering: informatieverstrekking
4.1 In essentie komt de klacht voort uit de behoefte van Consument om op de hoogte te worden gehouden van de hypothecaire geldlening. Deze behoefte is volledig begrijpelijk. Consument is immers hoofdelijk aansprakelijk voor de hypothecaire geldlening.

4.2 De Commissie stelt vast dat er inmiddels afspraken zijn gemaakt tussen Consument en de Bank. De Commissie vertrouwt erop dat hiermee afdoende aan de wens van Consument wordt tegemoetgekomen om geïnformeerd te worden aangaande de hypothecaire geldlening.

Tweede vordering: de wijziging van het incassonummer
4.3 Consument verwijt de Bank dat deze – op verzoek van de ex-partner – het incassonummer heeft gewijzigd zonder dat Consument daarmee heeft ingestemd en zonder dat Consument daarover is geïnformeerd.

4.4 De Commissie overweegt als volgt. Op grond van artikel 10 van de Algemene Voorwaarden is één debiteur bevoegd om alle mededelingen van de Bank te ontvangen namens de andere debiteur. De hypothecaire geldlening is door Consument en haar ex-partner tezamen afgesloten en beiden zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de hypothecaire geldlening. Beiden zijn dus debiteur – en op grond van artikel 10 van de Algemene Voorwaarden is elk van hen bevoegd om rechtshandelingen te verrichten die verband houden met de hypothecaire geldlening. Dit betekent dat de ex-partner bevoegd was om het incassonummer te laten wijzigen.

4.5 Ook de op de Bank rustende bijzondere zorgplicht gaat niet zover dat de Bank voor de wijziging van het incassonummer instemming had moeten vragen van Consument of Consument hierover had moeten informeren. Hierbij is het volgende van belang. Dat Consument recht zou hebben op de hypotheekrenteaftrek, vloeit voort uit een afspraak tussen Consument en haar ex-partner. De Bank is niet betrokken geweest bij deze afspraak. De Bank had dan ook niet op de hoogte hoeven te zijn van het belang dat Consument hechtte aan inzage in de rekening waar de hypotheekrente van werd afgeschreven.

4.6 Kortom: aangezien de Bank in dit opzicht niets verweten kan worden, dient deze vordering van Consument te worden afgewezen.

Derde vordering: het renteverlengingsvoorstel
4.7 Consument verwijt de Bank dat deze het renteverlengingsvoorstel van oktober 2016 enkel en alleen naar haar ex-partner gestuurd heeft en dat de rente voor 10 jaar is vastgezet zonder dat zij daarmee heeft ingestemd.

4.8 Ook hier geldt dat de ex-partner op grond van artikel 10 van de Algemene Voorwaarden bevoegd was om het renteverlengingsvoorstel te ondertekenen en dat de instemming van Consument niet vereist was. De rentevastperiode van 10 jaar is daarmee rechtsgeldig overeengekomen.

4.9 De vraag of de Bank haar zorgplicht heeft geschonden is minder eenduidig te beantwoorden. Consument wijst er terecht op dat de Bank in oktober 2016 op de hoogte was van de echtscheiding en van de moeizame verhouding tussen Consument en haar ex-partner. Gezien deze omstandigheden valt er veel te zeggen voor de stelling van Consument dat de Bank haar zorgplicht geschonden heeft. Bekendheid met relationele problemen kan immers een omstandigheid zijn die maakt dat van de Bank verlangd kan worden dat zij beide partners informeert (zie GC Kifid 2018-408). Of de Bank haar zorgplicht in dit geval ook echt geschonden heeft, kan evenwel in het midden blijven. Naar het oordeel van de Commissie is er immers geen schade.

4.10 Er is namelijk niet gebleken dat het feit dat de rente voor 10 jaar is vastgezet, financieel nadelig is voor Consument. De hypotheekrente wordt immers door de ex-partner van Consument betaald en niet door Consument zelf.

4.11 Consument voelt zich evenwel benadeeld door de rentevastperiode van 10 jaar. De woning te [Naam woonplaats] moet verkocht worden, maar haar ex-partner weigert daaraan mee te werken. Volgens Consument heeft haar ex-partner door een lange rentevastperiode minder prikkel om de woning te verkopen. De Commissie volgt Consument niet in deze stelling. Dat de rente voor 10 jaar is vastgezet, betekent namelijk niet dat de woning niet eerder verkocht kan worden of dat een verkoop tijdens die rentevastperiode tot een financieel nadeel voor Consument zou leiden. De Bank wijst er in dat verband terecht op dat als de woning wordt verkocht, de hypothecaire geldlening (op grond van artikel 21 van de Algemene Voorwaarden) boetevrij kan worden afgelost. Bovendien bestaat er – zo merkt de Bank eveneens terecht op – een verhuisregeling die het mogelijk maakt om onder bepaalde voorwaarden het rentecontract mee te nemen bij het verhuizen naar een volgende koopwoning. Een rentevastperiode van 10 jaar hoeft daarom niet in strijd te zijn met een verkoopintentie.

4.12 Kortom: nu niet is gebleken dat Consument benadeeld is door de rentevastperiode van
10 jaar, is er geen grond om de Bank te veroordelen om het rentecontract kosteloos open te breken.

5. Beslissing

De Commissie wijst de vordering van Consument af.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van bindende beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor www.kifid.nl/consumenten/hoe-wordt-uw-klacht-behandeld.

U kunt, binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak, bij de Voorzitter van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening schriftelijk een verzoek indienen tot herstel van kennelijke vergissingen in de uitspraak. U moet daarbij met name denken aan correctie van reken- of schrijffouten en verbetering van namen en data. De volledige procedure met de termijnen die daarbij in acht moeten worden genomen staat beschreven in artikel 40 van het Reglement.

Bekijk de volledige uitspraak