Mijn Kifid

Uitspraak 2019-099 (Bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2019-099
(prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. L.P. Stapel, secretaris)

Klacht ontvangen op        : 12 februari 2018

Ingediend door               : Consument

Tegen                           : Achmea Schadeverzekeringen N.V. h.o.d.n. InShared, gevestigd te Leusden,

verder te noemen Verzekeraar

Datum uitspraak             : 11 februari 2019

Aard uitspraak                : Bindend advies

Samenvatting

Aansprakelijkheidsverzekering. Consument heeft de auto van haar vader geleend. In die auto lag de bril van haar vader. Toen Consument de auto terugbracht naar haar vader bleek de bril uit de auto verdwenen te zijn. Consument vordert dat Verzekeraar aansprakelijkheid erkent voor het verlies van de bril en de schade aan vader vergoedt. De Commissie is van oordeel dat Consument onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij een onrechtmatige daad heeft gepleegd op basis waarvan aansprakelijkheid erkend moet worden, omdat niet duidelijk is op welke wijze de bril verdwenen is. Zodoende kan niet worden beoordeeld of Consument een gedraging heeft verricht waarmee zij een inbreuk op een recht van haar vader heeft gemaakt of in strijd heeft gehandeld met een wettelijke plicht, dan wel in strijd heeft gehandeld met een ongeschreven zorgvuldigheidsnorm. Ook de opzichtclausule biedt geen basis voor Verzekeraar om de schade aan de vader van Consument te vergoeden. De vordering wordt afgewezen.

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

 

  • het door Consument digitaal ingediende klachtformulier;
  • de door Consument aanvullend ingediende stukken d.d. 29 januari 2018,
    26 en 28 februari 2018;
  • het verweerschrift van Verzekeraar;
  • de reactie van Consument.

 

De Commissie stelt vast dat partijen hebben gekozen voor bindend advies.

 

De Commissie stelt vast dat aanvankelijk een hoorzitting was ingepland waarbij partijen waren uitgenodigd. Deze hoorzitting kon vanwege verhindering van de Commissie niet doorgaan.
Op uitdrukkelijk verzoek van Consument is afgezien van het inplannen van een nieuwe hoorzitting. Om die reden zal de zaak op grond van de stukken worden beslist.

 

  1.   Feiten

 

De Commissie gaat uit van de volgende feiten.

 

    1. Consument heeft een aansprakelijkheidsverzekering voor particulieren (verder te noemen ‘AVP’) gesloten bij Verzekeraar met ingangsdatum 5 juli 2011.
    2. In de van toepassing zijnde verzekeringsvoorwaarden (verder te noemen ‘de Voorwaarden’) staat – voor zover relevant – het volgende:

 

 ‘1.4 Wat bedoelen wij met ..?

Hieronder vindt u de omschrijvingen van begrippen die regelmatig in de voorwaarden voorkomen:

(…)

  • opzicht: zaken van anderen die aan uw zorg zijn toevertrouwd en waarbij de intentie is dit buiten aanwezigheid van de eigenaar te gebruiken.

 

    • (…)
  • schade aan zaken: beschadiging, vernietiging of verloren gaan van roerende of onroerende zaken van anderen dan uzelf of andere verzekerden. Inclusief de schade die daar een gevolg van is. U bent verzekerd voor de schade waarvoor u aansprakelijk bent. De schade moet dan wel als ‘particulier’ zijn toegebracht aan personen of zaken. En de schade moet zijn ontstaan of veroorzaakt tijdens de looptijd van deze verzekering.’(…)Welke aansprakelijkheid is verzekerd?  3.4 Beschadigt u zaken van anderen waarover u de zorg hebt (opzicht)?(…)’.

 

  • * hebt u de zorg gekregen over spullen van anderen (zoals lenen, gebruiken, bewaren, behandelen, bewerken, vervoeren)? Wij vergoeden dan de schade tot maximaal € 15.000 per gebeurtenis.
  •  
  • (…)
  • wij vergoeden de schade die u toebrengt aan andere personen en aan zaken van anderen waarvoor u aansprakelijk bent. (…)
  •  
  •  
  • 2.1 Waarvoor bent u verzekerd?
  • (…)
    1. Op 5 januari 2018 doet Consument een beroep op haar AVP, omdat zij door haar vader aansprakelijk is gesteld voor het verliezen van zijn bril.
    2. Verzekeraar heeft aansprakelijkheid afgewezen, omdat onduidelijk is hoe de bril is verdwenen en dus niet vast is komen te staan dat de bril door toedoen van Consument verdwenen is.

 

  1. Vordering, klacht en verweer

 

Vordering Consument

    1. Consument vordert dat Verzekeraar namens haar aansprakelijkheid erkent en een bedrag van € 730,- aan haar vader uitbetaalt.

 

De argumenten daarvoor

    1. Ter onderbouwing van haar vordering heeft Consument het volgende, kort en zakelijk weergegeven, aangevoerd:
  • Consument heeft de auto van haar vader geleend. In het bijzijn van haar moeder heeft zij de bril van haar vader in de auto zien liggen. Vervolgens heeft zij de bril op een meer veilige plek in de auto, namelijk in het vakje van de middenconsole, neergelegd. Toen Consument de auto een aantal uur later terugbracht, ontdekte haar vader dat zijn bril was verdwenen. Consument is de enige die de bril verloren kan hebben. Zij vermoedt dat de bril bij het uitstappen aan haar kleding is blijven hangen en ergens op de grond is gevallen.

 

Verweer Verzekeraar

    1. Verzekeraar heeft, kort en zakelijk weergegeven, de volgende verweren gevoerd:
  • De bril is door onbekende oorzaak uit de auto van de vader van Consument verdwenen, toen zij zijn auto leende. Nu de oorzaak niet bekend is, kan Consument geen onrechtmatige daad verweten worden en kan geen aansprakelijkheid erkend worden.
  • Een beroep op de opzichtclausule gaat niet op, want de vader van Consument heeft zijn bril niet aan de zorg van Consument toevertrouwd met de intentie zijn bril buiten zijn aanwezigheid te gebruiken.

 

 

  • Beoordeling

 

 

    1. Aan de orde is de vraag of Verzekeraar op grond van de AVP van Consument aansprakelijkheid dient te erkennen en de schade door het verlies van de bril van haar vader aan hem dient te vergoeden.
    2. Uitgangspunt van een AVP-dekking is dat aan een verzekerde worden vergoed alle kosten die samenhangen met de aansprakelijkheid van die verzekerde jegens een derde tenzij de verzekering dekking beperkt. Deze beperkingen kunnen bestaan in beperkingen ten aanzien van de hoogte van het bedrag (zoals bijvoorbeeld de verzekerde som en maximale bedragen voor een bepaalde kostensoort) of beperkingen met betrekking tot kostensoorten die voor vergoeding in aanmerking komen.
    3. De Commissie stelt, in het licht van artikel 1.4 juncto artikel 2.1 van de Voorwaarden vast dat de bril van de vader van Consument een zaak is die aan een ander toebehoort.
    4. Voor de beantwoording van de vraag of Consument aansprakelijk is voor de schade die is ontstaan door het verlies van de bril acht de Commissie de toedracht van het ontstaan van de schade van belang. Immers, voor het aannemen van aansprakelijkheid op basis van onrechtmatige daad ex artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (verder te noemen ‘BW’) moet allereerst sprake zijn van een onrechtmatige daad. Uit artikel 6:162 lid 2 BW volgt dat een onrechtmatige daad kan bestaan uit een inbreuk op een recht en een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht of met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. Zie ook GC KIFID d.d. 31 oktober 2018, nr. 2018-678. Over de toedracht heeft Consument verklaard dat zij niet precies weet op welke manier en waar de bril is verdwenen. Als enige verklaring voor het verlies van de bril heeft Consument – zowel in de interne klachtprocedure bij Verzekeraar als in de procedure bij KIFID – verklaard dat zij vermoedt dat de bril bij het uitstappen uit de auto aan haar kleding is blijven hangen en ergens op de grond is gevallen. Verzekeraar heeft deze stellingname van Consument betwist in die zin dat Verzekeraar zich op het standpunt stelt dat nu de toedracht van het verdwijnen van de bril niet duidelijk is er om die reden geen sprake van aansprakelijkheid kan zijn.
    5. De Commissie is van oordeel dat Consument onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij een onrechtmatige daad heeft gepleegd. Voor dit oordeel is doorslaggevend dat Consument niet weet op welke wijze de bril verdwenen is. Om die reden kan niet beoordeeld worden of Consument überhaupt een gedraging heeft verricht waarmee zij een inbreuk op een recht van haar vader heeft gemaakt of in strijd heeft gehandeld met een wettelijke plicht, dan wel in strijd heeft gehandeld met een ongeschreven zorgvuldigheidsnorm.

      In dit kader merkt de Commissie op dat het enkele gegeven dat de bril is verdwenen op het moment dat Consument de auto in gebruik had waarin de bril lag, onvoldoende is om aansprakelijkheid op basis van onrechtmatige daad aan te nemen.

    6. Nu de Commissie van oordeel is dat onvoldoende vast staat dat Consument aansprakelijk is voor de schade, komt de Commissie toe aan de vraag of Verzekeraar op basis van de opzichtclausule in de Voorwaarden gehouden is de schade te vergoeden.
    7. Uit artikel 3.4 van de Voorwaarden volgt dat Verzekeraar schade vergoedt op basis van aansprakelijkheid wanneer zaken waarover de Verzekerde de zorg heeft beschadigd raken. Het lenen van spullen valt hieronder. Artikel 3.4 van de Voorwaarden stelt dat sprake moet zijn van ‘opzicht’. In artikel 1.4 van de Voorwaarden is uitgelegd wat met ‘opzicht’ bedoeld wordt, namelijk als zaken van een ander aan de zorg van de Verzekerde zijn toevertrouwd met de intentie dit buiten aanwezigheid van de eigenaar te gebruiken. Artikel 3.4 en 1.4. van de Voorwaarden dienen dan ook in onderlinge samenhang gelezen te worden. Toegepast op deze zaak betekent dit dat sprake is van opzicht als de bril van de vader van Consument aan haar zorg is toevertrouwd met de intentie om de bril buiten zijn aanwezigheid te gebruiken. Vast staat dat Consument de auto van haar vader ter beschikking heeft gekregen met de intentie die auto te gebruiken/te lenen. In de auto lag de bril. Ten aanzien van de bril is niet vast komen te staan dat Consument de intentie had deze te gebruiken. In dat kader acht de Commissie van belang dat Consument de bril juist in het middenconsole heeft neergelegd, omdat dit een meer veilige plek was. Hieruit leidt de Commissie af dat Consument niet de intentie had de bril te gebruiken.
    8. Concluderend oordeelt de Commissie dat niet voldoende vast staat dat Consument aansprakelijk is voor de schade die is ontstaan als gevolg van het verlies van de bril en Verzekeraar om die reden niet gehouden is aansprakelijkheid te erkennen. Evenmin is Verzekeraar gehouden over te gaan tot uitkering op basis van de opzichtclausule. De vordering van Consument wordt afgewezen.

 

  • Beslissing

 

 

De Commissie wijst de vordering af.

 

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van bindende beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor www.kifid.nl/in-beroep-gaan- bij-kifid.

 

U kunt, binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak, bij de Voorzitter van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening schriftelijk een verzoek indienen tot herstel van kennelijke vergissingen in de uitspraak. U moet daarbij met name denken aan correctie van reken- of schrijffouten en verbetering van namen en data. De volledige procedure met de termijnen die daarbij in acht moeten worden genomen staat beschreven in artikel 40 van het Reglement.

Bekijk de volledige uitspraak