Mijn Kifid

Uitspraak 2019-256 (Bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2019-256
(prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. I.M.L. Venker, secretaris)

Klacht ontvangen op : 1 december 2016
Ingediend door : de heer [naam zoon], namens mevrouw [naam Consument], wonende te [woonplaats].
Mevrouw [naam Consument] wordt in het vervolg aangeduid als Consument
Tegen : Vivat Schadeverzekeringen N.V., handelend onder de naam Zelf.nl, gevestigd te Alkmaar,
verder te noemen Verzekeraar
Datum uitspraak : 9 april 2019
Aard uitspraak : Bindend advies

Samenvatting

Motorrijtuigenverzekering. Primaire dekkingsbepaling. Consument heeft als verzekeringnemer een beroep op haar autoverzekering gedaan voor schade aan haar auto als gevolg van een aanrijding. Verzekeraar heeft dekking afgewezen omdat Consument niet de kentekenhouder van de auto was. In de verzekeringsvoorwaarden is bepaald dat de verzekeringnemer in dat geval niet is verzekerd. Deze bepaling is een primaire dekkingsomschrijving en niet is gebleken van bijzondere omstandig-heden waardoor het beroep op de uitsluiting naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Vordering afgewezen.

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken met bijlagen:

· het door Consument (digitaal) ingediende klachtformulier;
· het verweerschrift van Verzekeraar;
· de reactie van Consument, ingediend op 17 februari 2017, bijbehorende stukken, ingediend op 21 februari 2017;
· de reactie van Verzekeraar van 11 juni 2018;
· de aanvullende reactie van Verzekeraar van 21 januari 2019.

De Commissie stelt vast dat partijen hebben gekozen voor bindend advies.

De Commissie stelt vast dat het niet nodig is de zaak mondeling te behandelen. De zaak kan daarom op grond van de stukken worden beslist.

2. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten.
2.1 Consument heeft bij Verzekeraar een autoverzekering gesloten met ingangsdatum
4 april 2015 voor een auto van het merk [automerk] en het type [type]. In artikel 3 van de toepasselijke voorwaarden is bepaald:

“3. Waarvoor ben je niet of beperkt verzekerd?
Naast de uitsluitingen die per onderdeel zijn aangegeven is er een aantal situaties waarin je ook niet verzekerd bent. Je bent niet verzekerd:
(…)
– Als het kenteken niet op je naam of de naam van je partner staat.
(…)”

2.2 Op 16 januari 2016 is met de auto tegen een geparkeerde auto gereden waardoor aan beide auto’s schade was ontstaan. Op dat moment was de zoon van Consument, de heer [naam zoon Consument], bestuurder. Consument heeft voor de schade een beroep op de verzekering gedaan.

2.3 Verzekeraar heeft na de schademelding geconstateerd dat het kenteken op naam van de zoon stond. Desgevraagd heeft Consument, per e-mail van 10 maart 2016, uitgelegd dat het kenteken van de auto op naam van haar zoon is gezet omdat haar zoon de auto heeft opgehaald in [plaatsnaam] en Consument daarbij, in verband met haar werk, niet aanwezig kon zijn.

2.4 Bij brief van 24 maart 2016 heeft Verzekeraar Consument bericht dat de verzekering niet rechtsgeldig is omdat het kenteken van de auto op naam van de zoon staat en de verzekering niet geaccepteerd zou zijn indien dit bij de aanvraag zou zijn meegedeeld. Verzekeraar heeft de schade aan de auto van Consument niet vergoed en de schade die hij aan de wederpartij heeft vergoed, van Consument teruggevorderd.

2.5 Per e-mail van 25 maart 2016 heeft Consument onder meer aan Verzekeraar bericht dat zij de auto heeft gekocht en het overschrijvingsbewijs in bezit heeft. Het kenteken staat op naam van haar zoon maar dat betekent niet dat hij ook de eigenaar van de auto is, aldus Consument.

2.6 Consument heeft haar standpunt nader toegelicht in haar brief van 27 juli 2016. In reactie daarop heeft Verzekeraar, teneinde de verklaring van Consument te verifiëren, gevraagd om bewijsstukken waaruit blijkt dat Consument het aankoopbedrag en de wegenbelasting heeft betaald. Consument heeft per e-mail van 7 november 2016 bankafschriften toegestuurd van de rekening die op naam staat van de heer [naam zoon Consument] en/of mw. [naam Consument]. Op de bankafschriften staan een salarisbijschrijving en een opname van een geldbedrag van € 1.260,- op 16 maart 2015.
Verder staan op de bankafschriften betalingen aan de Belastingdienst van € 77,- op
24 april 2015, € 82,- op 31 juli 2015 en € 82,- op 19 oktober 2015. Consument heeft uitgelegd dat zij op zoek was naar een voertuig van ongeveer € 1.000,- en na aankoop wegenbelasting heeft betaald. Haar zoon was hierbij niet betrokken. Wel zou de zoon ook gebruikmaken van de auto en daarom heeft Consument bij aanvraag van de verzekering het risico voor bestuurders onder de 24 jaar ook verzekerd.

2.7 Verzekeraar heeft zijn standpunt gehandhaafd en Consument verzocht om betaling van het bedrag van € 491,86, te weten de schade die aan de wederpartij is vergoed.

3. Vordering, klacht en verweer

Vordering Consument
3.1 Consument vordert dekking onder de verzekering voor de schade aan de auto van de wederpartij.

Grondslagen en argumenten daarvoor
3.2 Consument heeft ter onderbouwing van zijn vordering de volgende argumenten aangevoerd.
· Consument was eigenaar van de auto. Zij heeft bij het sluiten van de verzekering mee-gedeeld dat ook haar zoon, die nog geen 24 jaar oud was, in de auto zou rijden. In het vragenformulier is niet gevraagd op wiens naam het kenteken stond en Verzekeraar heeft ook niet aan Consument laten weten dat dit van belang was. Consument heeft met rekening-afschriften aangetoond dat zij de wegenbelasting betaalt en dat kort voor de aankoop van de auto een contant bedrag is opgenomen waarmee de auto is betaald. Consument had een auto nodig voor haar werk. Omdat ze niet wist wanneer en waar ze een geschikte auto zou vinden had zij voor de aankoop een bedrag gepind, zodat ze, op het moment dat ze een auto zou vinden, deze direct zou kunnen kopen. De zoon van Consument heeft de auto in [plaatsnaam] opgehaald omdat Consument op die dag door haar werk, niet in de gelegenheid was om mee te gaan. De verkoper heeft bevestigd dat de auto is opgehaald door een jongeman. De zoon heeft de auto op zijn naam gezet omdat Consument bij de aankoop niet aanwezig was.
· Verzekeraar dient bij beoordeling van de dekking alle omstandigheden van het geval in aanmerking te nemen. Consument heeft aangetoond dat zij de eigenaar is van de auto en Verzekeraar moet op basis daarvan uitkeren. De alternatieve scenario’s die Verzekeraar heeft opgeworpen, doen niet ter zake.

Verweer Verzekeraar
3.3 Verzekeraar heeft, kort en zakelijk weergegeven, de volgende verweren gevoerd:
· In het aanvraagformulier wordt gevraagd of het kenteken op naam van de verzekeringnemer staat. Indien deze vraag ontkennend wordt beantwoord, wordt de aanvraag afgewezen. Hier geldt een zwart/wit beleid. Het acceptatiebeleid komt in de voorwaarden terug. In artikel 3 is bepaald dat de verzekeringnemer niet is verzekerd wanneer het kenteken niet op naam van de verzekeringnemer of diens partner staat. Anders dan Consument stelt, is het onmogelijk dat Consument in de aanvraag niet heeft bevestigd dat het kenteken op haar naam staat.
· Op grond van artikel 3 van de voorwaarden is de schade niet gedekt.
· Consument heeft niet aangetoond dat zij de eigenaar van de auto is. De auto heeft te koop gestaan voor € 700,-, dat is een lager bedrag dan het gepinde bedrag van € 1.260,- dat voor de aankoop van de auto bestemd zou zijn. Uit alle informatie blijkt dat de zoon niet alleen kentekenhouder was, maar ook eigenaar en gebruiker van de auto.

4. Beoordeling

4.1 Aan de orde is de vraag of dekking onder de verzekering bestaat voor de schade die is ontstaan als gevolg van de aanrijding op 16 januari 2016. Verzekeraar heeft dekking afgewezen met een beroep op artikel 3 van de voorwaarden. Tussen partijen bestaat discussie over de vraag of in het aanvraagformulier is gevraagd naar de tenaamstelling van de auto en of verzekeraar een beroep op artikel 3 toekomt.

4.2 Verzekeraar heeft het aanvraagformulier dat door Consument is ingevuld niet kunnen overleggen. Daardoor kan niet worden vastgesteld welke vragen in het aanvraagformulier aan Consument zijn gesteld en of in het formulier ook is gevraagd of het kenteken van de auto op naam van Consument stond. Voor beoordeling van de dekking is dit evenwel niet relevant nu in artikel 3 is bepaald dat Consument niet is verzekerd wanneer het kenteken niet op haar naam of op naam van haar partner staat. Ook indien zou komen vast te staan dat Verzekeraar bij het sluiten van de verzekering niet naar de tenaamstelling van het kenteken heeft gevraagd, geldt voor de vraag of dekking onder de verzekering bestaat hetgeen is bepaald in artikel 3 van de voorwaarden.

4.3 Dit betekent dat moet worden beoordeeld of Verzekeraar met een beroep op artikel 3 de dekking mag afwijzen. Tussen partijen is niet in geschil dat het kenteken van de auto op de schadedatum niet op naam van Consument stond. Consument stelt evenwel dat op basis van de door haar overgelegde stukken is aangetoond dat zij wel de eigenaar van de auto is en dat Verzekeraar zich op grond van deze omstandigheden niet op artikel 3 mag beroepen. Daarmee legt Consument de vraag voor of het naar maatstaven van redelijk-heid en billijkheid onaanvaardbaar is dat Verzekeraar zich op artikel 3 beroept.
Naar het oordeel van de Commissie is dat niet het geval. Artikel 3 van de voorwaarden bevat een zogenoemde primaire dekkingsomschrijving. Dit houdt in dat Verzekeraar met die bepaling de grenzen heeft omschreven waarbinnen hij bereid is dekking te verlenen. Dat staat Verzekeraar vrij. Alleen onder bijzondere omstandigheden kan een beroep op een primaire dekkingsomschrijving naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaan-vaardbaar zijn. Van een bijzondere omstandigheid is in ieder geval geen sprake als de reden waarom de Verzekeraar de bepaling in de voorwaarden heeft opgenomen zich niet voor-doet. Zie de uitspraak van de Hoge Raad van 9 juni 2006, gepubliceerd in NJ 2006, 326 en de uitspraken van de geschillencommissie 2018-166 en 2018-728. Dit is in de kern wat Consument heeft aangevoerd doordat zij stelt dat zij wel de eigenaar is van de auto. Daargelaten dat de Commissie van oordeel is dat op basis van de bankafschriften die Consument heeft overgelegd niet onomstotelijk kan worden vastgesteld dat Consument de eigenaar is, geldt, gelet op het arrest van de Hoge Raad, dat indien dat wel zou kunnen worden aangenomen, dit geen argument is waarom Verzekeraar op artikel 3 geen beroep zou mogen doen.

4.4 De conclusie is dat Verzekeraar niet is gehouden de schade aan Consument te vergoeden.

5. Beslissing

De Commissie wijst de vordering af.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van bindende beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor www.kifid.nl/in-beroep-gaan-bij-kifid.

U kunt, binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak, bij de Voorzitter van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening schriftelijk een verzoek indienen tot herstel van kennelijke vergissingen in de uitspraak. U moet daarbij met name denken aan correctie van reken- of schrijffouten en verbetering van namen en data. De volledige procedure met de termijnen die daarbij in acht moeten worden genomen staat beschreven in artikel 40 van het Reglement.

Bekijk de volledige uitspraak