Mijn Kifid

Uitspraak 2021-0202

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2021-0202
(mr. dr. D.P.C.M. Hellegers, voorzitter en mr. R.P.W van de Meerakker, secretaris)

Klacht ontvangen op : 12 december 2020
Ingediend door           : De consument
Tegen                            : Coöperatieve Rabobank U.A., gevestigd te Amsterdam, verder te noemen Rabobank
Datum uitspraak         : 2 maart 2021
Aard uitspraak            : Niet-bindend advies
Uitkomst                      : Vordering afgewezen

Samenvatting

Consument heeft in oude administratie een Spaarbankboekje aangetroffen op naam van zijn overleden ouders. Hij heeft het saldo daarvan bij Rabobank geclaimd. Rabobank heeft gesteld dat in haar administratie elk spoor ontbreekt van dat saldo en daarom een beroep op verjaring van de vordering gedaan. Dat beroep op verjaring wordt gehonoreerd en daarvoor verwezen naar haar vaste rechtspraak op dit gebied.

1. De procedure

1.1 De commissie beslist op basis van haar reglement en op basis van de door partijen aan Kifid ingestuurde documenten inclusief bijlagen. Het gaat om: 1) het klachtformulier van de consument; 2) het verweerschrift van Rabobank en 3) de reactie daarop van de consument (de repliek).

1.2 De commissie is van oordeel dat dit geschil zich leent voor verkorte behandeling als bedoeld in artikel 32 van haar reglement. Dit betekent dat de uitspraak niet bindend is en dat partijen elkaar dus niet aan de uitspraak kunnen houden.

2. Het geschil

De feiten
2.1 Consument heeft tijdens het opruimen van oude documenten van zijn overleden vader en moeder een spaarbankboekje aangetroffen op naam van moeder e/o vader van consument.

In dat boekje staat een saldo van ƒ 5.219,66 en de volgende boekingen opgenomen:

2.2 Consument heeft Rabobank verzocht het saldo van dat Spaarbankboekje uit te keren. Rabobank heeft dat verzoek geweigerd.

De klacht en vordering
2.3 Consument vordert dat Rabobank tot uitkering van het saldo van het Spaarbankboekje overgaat. Ten onrechte heeft Rabobank gewezen op de gegevens uit haar eigen administratie, waaruit geen spoor meer blijkt van het Spaarbankboekje, en daaruit de conclusie getrokken dat het saldo in het verleden is opgenomen of op een spaarrekening is gestort. Volgens Rabobank zijn al deze producten omgezet en is dat proces afgerond op
1 september 1999. Consument heeft in dat verband opgemerkt dat zijn vader in 2000 en zijn moeder in 2002 zijn overleden. Zijn moeder was al jarenlang dementerend en niet in staat om haar bankzaken te regelen. Er was niemand gemachtigd dit voor haar te doen.

Rabobank werkt dus ten onrechte met de aanname dat het tegoed is uitgekeerd, terwijl zijn moeder daartoe niet in staat was, gelet op haar ziektebeeld. Het tegoed is niet opgenomen of overgezet naar een spaarrekening met afschriften. De conclusie van de bank dat consument geen vordering meer op Rabobank heeft omdat het Spaarbankboekje zeer waarschijnlijk is opgenomen of op een spaarrekening is gestort, berust op een aanname en is onbewezen. Van andere banken is bekend dat bestanden over het oude betalingsverkeer nog op schijven of tapes staan, waarop gegevens zijn terug te vinden. Tevens is van die andere banken bekend dat zij aanzienlijk ruimere termijnen hanteren dan Rabobank voor slapende tegoeden als Spaarbankboekjes.
Tot slot houdt het beroep van Rabobank op de verjaringstermijn van 20 jaar ook op zichzelf geen stand. Volgens consument is die termijn pas gaan lopen na het overlijden van zijn moeder in 2002, zodat de vordering nog niet is verjaard.

Het verweer
2.4 Rabobank heeft verweer gevoerd tegen de stellingen van de consument. Voor zover relevant zal de commissie bij de beoordeling daarop ingaan.

3. De beoordeling

3.1 De commissie merkt op dat Rabobank in de interne klachtprocedure en verweer een aantal hypothetische scenario’s heeft opgeworpen over wat er met het saldo van het Spaarbankboekje gebeurd zou kunnen zijn. Juridisch gezien heeft zij echter als belangrijkste bezwaar tegen de vordering van consument ingebracht dat deze verjaard is en daarom moet worden afgewezen.

3.2 De commissie merkt op dat dat door de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) een digitaal loket slapende tegoeden is geopend, waar erfgenamen terecht kunnen die denken dat er nog tegoeden op naam van de overledene staan waarop zij mogelijk recht hebben. Banken – waaronder Rabobank – hebben zich in dat kader bereid verklaard geen beroep te doen op de verjaringstermijn wanneer de claim kan worden aangetoond. In die gevallen keren ze tegoeden ook ná de verjaringstermijn van 20 jaar uit.

3.3 In het geval dat hier aan de orde is, heeft de bank gemotiveerd gesteld dat van het Spaarbankboekje en het saldo daarvan geen spoor meer in haar administratie te vinden is. Rabobank stelt dus dat de claim niet meer kan worden aangetoond en heeft om die reden een beroep op verjaring gedaan. Naar het oordeel van de commissie dient dat beroep op verjaring gehonoreerd te worden. Het recht om het saldo te claimen vervalt na verloop van 20 jaar. Rabobank heeft onweersproken gesteld dat de laatste mutaties ten aanzien van Spaarbankboekjes zich hebben voorgedaan op 1 september 1999. Aangezien de verjaring sinds die tijd niet gestuit is, is de vordering op grond van artikel 3:307 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) verjaard. Zie daarvoor onder meer ook Geschillencommissie Kifid,
nrs. 2020-684, 2019-942, 2017-469 en 2014-370.

3.4 De commissie concludeert dat de vordering moet worden afgewezen.

4. De beslissing

De commissie wijst de vordering af.

Deze uitspraak is een niet-bindend advies, omdat deze beslissing is genomen in een verkorte procedure. Meer informatie hierover staat in artikel 32 van het reglement, te vinden op de website van Kifid (www.kifid.nl/reglementen-en-statuten). Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. U kunt de zaak nog wel aan de rechter voorleggen.

Binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak kunt u een schriftelijk verzoek indienen tot herstel van vergissingen in de uitspraak zoals schrijffouten, een verkeerde naam/datum of rekenfouten. De beslissing van de geschillencommissie in de uitspraak kan hiermee niet ter discussie worden gesteld. Binnen een maand na de verzenddatum van de uitspraak kunt u een schriftelijk verzoek indienen om de uitspraak aan te vullen als u vindt dat de geschillencommissie niet heeft beslist over alle onderdelen van uw vordering. Dit ziet niet op de situatie waarin u meent dat de geschillencommissie in haar uitspraak niet uitdrukkelijk al uw argumenten, ter onderbouwing van uw vordering, heeft behandeld. Meer informatie hierover staat in artikel 40 van het reglement van de geschillencommissie, te vinden op de website www.kifid.nl/reglementen-en-statuten.

Bekijk de volledige uitspraak