Mijn Kifid

Beslissing 2017-748

Beslissing Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2017-748
(mr. B.F. Keulen, voorzitter, mr. J.S.W. Holtrop, mr. S.O.H. Bakkerus, leden en
mr. E.C. Aarts, secretaris)

Op het schriftelijk verzoek tot wraking ingevolge artikel 52 van het Reglement Ombudsman en Geschillencommissie financiële dienstverlening (Kifid) (hierna: het Reglement) van:

[Naam consument], wonende te [Woonplaats], hierna te noemen Consument,

tegen:

mr. R.J. Paris, lid van de Geschillencommissie, hierna te noemen Verweerder.

Samenvatting

Wraking lid geschillencommissie.

1. Procesverloop

1.1. Bij e-mailbericht van 8 oktober 2017 heeft Consument Verweerder gewraakt en bezwaar gemaakt tegen zijn deelname aan de zitting van de Geschillencommissie op
23 oktober 2017. De zitting heeft geen doorgang gevonden omdat de behandeling van de hoofdzaak is geschorst totdat op het wrakingsverzoek is beslist.

1.2. Bij brief van 12 oktober 2017 heeft Verweerder schriftelijk gereageerd op het wrakingsverzoek en gemotiveerd laten weten niet in de wraking te berusten.

1.3. De verweerder in de hoofdzaak heeft bij e-mailbericht van 31 oktober 2017 medegedeeld dat hij zich ten aanzien van het door Consument gedane wrakingsverzoek refereert aan het oordeel van de Commissie.

1.4. De Commissie heeft geen aanleiding gezien om het wrakingsverzoek in een hoorzitting te behandelen.

2. Standpunt van Consument

2.1. Consument legt aan zijn wrakingsverzoek het volgende ten grondslag:
– de functie en positie die Verweerder bekleedt als vicevoorzitter van de Geschillencommissie (Bankzaken) leidt tot betrokkenheid bij het welslagen van de banksector. Vanwege deze betrokkenheid bestaat het risico dat Verweerder in zijn besluitvorming rekening houdt met de gevolgen daarvan voor de banksector waardoor het individuele belang van Consument wordt geschaad;
– in eerdere uitspraken van Kifid waarbij Verweerder betrokken was, is bij de besluitvorming te veel rekening gehouden met gebruikte formuliertjes en procesregels en onvoldoende gekeken naar de inhoud en de werkelijke gevolgen hiervan voor de klant;
– vanwege de nevenfunctie die Verweerder bekleedt als lid van de Commissie van Beroep bij de Koninklijke Vereniging van Nederlandse Reserve-Officieren is het mogelijk dat hij de beschikking heeft over gekleurde of negatieve informatie over een eerdere werkgever van Consument die mogelijk negatief afstraalt op Consument. Hierdoor bestaat de kans dat de klacht van Consument wordt afgewezen op persoonlijke gronden en niet op basis van de werkelijke inhoud van de klacht;
– gezien het curriculum vitae van Verweerder is het bijna onvermijdelijk dat Verweerder de beschikking heeft over gekleurde of negatieve informatie over diverse spraakmakende organisaties waarbij Consument functies uitoefent. Ook dit kan ertoe leiden dat de klacht van Consument wordt afgewezen op persoonlijke gronden en niet op basis van de werkelijke inhoud van de klacht.

3. Standpunt van Verweerder

Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd waarop voor zover nodig hieronder zal worden ingegaan.

4. Beoordeling

4.1. Ingevolge artikel 46.4 van het Reglement kan een lid van de Geschillencommissie door een of meer partijen worden gewraakt op grond van te zijnen aanzien bestaande feiten of omstandigheden waardoor zijn onpartijdigheid of onafhankelijk oordeel bij de behandeling van de Klacht aan twijfel onderhevig zou kunnen zijn.

4.2. Bij de beoordeling van een verzoek tot wraking van een lid van de Geschillencommissie geldt als uitgangspunt dat het lid uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich concrete omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat het lid jegens de betreffende partij vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. De Commissie is van oordeel dat in het onderhavige geval van dergelijke omstandigheden geen sprake is en overweegt daartoe als volgt.

4.3. Het verzoek tot wraking van Verweerder is allereerst gestoeld op diens vicevoorzitterschap van de Geschillencommissie waardoor hij zich volgens Consument betrokken voelt bij het welslagen van de banksector en het risico bestaat dat hij in zijn besluitvorming daarmee rekening houdt. Verweerder heeft hiertegen aangevoerd dat het Reglement ervan uitgaat dat een vicevoorzitter voorzitter kan zijn van de commissie die over een concreet geschil oordeelt. Voorts ontkent Verweerder dat hij betrokken is bij (het welslagen van) de bancaire sector en voert hij aan dat Consument een en ander niet heeft onderbouwd.

4.4. De Commissie overweegt dat het enkele feit dat Verweerder vicevoorzitter is van de Geschillencommissie geen concrete omstandigheid is die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat Verweerder jegens Consument vooringenomenheid koestert, althans dat de bij Consument dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
De Commissie acht daartoe van belang dat van de door Consument gestelde betrokkenheid bij het welslagen van de banksector in het geheel niet is gebleken. Aanvullende feiten en omstandigheden die tot een ander oordeel moeten leiden, heeft Consument niet aangevoerd en zijn overigens niet gebleken.

4.5. Consument heeft zijn wrakingsverzoek voorts gegrond op het feit dat Verweerder betrokken is geweest bij uitspraken van Kifid waarin bij de besluitvorming – naar de Commissie begrijpt – procedurele regels in acht zijn genomen in plaats van de klacht inhoudelijk te beoordelen en te kijken wat de werkelijke gevolgen ervan zijn voor de klant.

4.6. Niet gebleken is dat Verweerder als lid van de Geschillencommissie in eerdere zaken zodanige beslissingen heeft genomen dat daardoor de vrees gerechtvaardigd is dat hij in de zaak die Consument thans aanhangig heeft gemaakt een vooringenomenheid koestert jegens Consument, dan wel niet langer onpartijdig is. Het op zichzelf staande feit dat Verweerder betrokken is geweest bij uitspraken die Consument onwelgevallig zijn, rechtvaardigt een dergelijke vrees niet. Feiten en omstandigheden die een dergelijke vrees rechtvaardigen heeft Consument niet aangevoerd en zijn overigens niet gebleken.

4.7. Ten aanzien van de overige twee wrakingsgronden, inhoudende dat Verweerder uit hoofde van zijn nevenfunctie bij de bij de Koninklijke Vereniging van Nederlandse Reserve-Officieren en vanwege de andere in zijn curriculum vitae genoemde (gewezen) nevenfuncties mogelijk gekleurde of negatieve informatie zou hebben ontvangen die ertoe kan leiden dat de klacht van Consument op persoonlijke gronden wordt afgewezen, overweegt de Commissie als volgt. Alleen het feit dat Verweerder diverse nevenfuncties heeft (gehad) uit hoofde waarvan hij bepaalde kennis zou kunnen hebben – hetgeen Verweerder ontkent en waarvan overigens niet is gebleken – brengt niet mee dat hij vooringenomen is jegens Consument, dan wel dat sprake is van de schijn van partijdigheid, althans dat de bij die partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Aanvullende feiten en omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten leiden, zijn door Consument niet aangevoerd en ook overigens niet gebleken.

4.8. Op grond van het vorenstaande zal de Commissie het verzoek tot wraking afwijzen.

5. Beslissing

De Commissie wijst het wrakingsverzoek van Consument af en bepaalt dat de procedure in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking.

In artikel 53.6 van het Reglement Ombudsman en Geschillencommissie financiële dienstverlening (Kifid) is bepaald dat tegen de beslissing over wraking geen bezwaar kan worden gemaakt of zelfstandig beroep kan worden ingesteld.

Bekijk de volledige uitspraak