Mijn Kifid

Uitspraak 2009-130

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 130 d.d. 23 december 2009
(mr. V. van den Brink, voorzitter, en de heren prof. drs. A.D. Bac RA en G.J.P. Okkema)
1. Procedure
De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:
– het door Consument ingevulde vragenformulier waarmee hij een verzoek tot geschilbeslechting bij de Commissie aanhangig maakt, ontvangen op
12 februari 2009;
– het antwoord van Aangeslotene van 16 juni 2009;
– de repliek van Consument van 6 juli 2009;
– de dupliek van Aangeslotene van 23 juli 2009; en
– de relevante stukken uit het dossier van de Ombudsman Financiële Dienstverlening.
De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening (hierna te noemen: Ombudsman) niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.
De Commissie heeft vastgesteld dat beide partijen het advies als bindend zullen aanvaarden.
De Commissie heeft partijen opgeroepen voor een mondelinge behandeling op 23 september 2009. Aldaar zijn beide partijen verschenen.
2. Feiten
Als niet – voldoende – weersproken, hebben in dit geschil de volgende feiten te gelden.
2.1. In september 2004 kreeg Consument een geldsom beschikbaar. Hij wendde zich tot Aangeslotene met de bedoeling met dit bedrag de hypotheek op zijn woonhuis gedeeltelijk af te lossen. Aangeslotene adviseerde Consument het beschikbare bedrag te beleggen in obligaties. Daarmee kon hij een renteopbrengst realiseren die hoger was dan de door hem betaalde hypotheekrente.
2.2. Tussen partijen werd een overeenkomst voor effectendienstverlening gesloten op basis van een adviesrelatie. Tevens werd er een beleggersprofiel van Consument opgemaakt hetgeen werd vastgesteld op “voorzichtig”. In februari 2007 werd dit profiel opnieuw bepaald en wel op “defensief”.
2.3. Vervolgens werd een effectenportefeuille samengesteld waarin nadien in overleg tussen Aangeslotene en Consument in de loop van 2005 een aantal wijzigingen is aangebracht. Ten tijde van het indienen van de klacht bestond de portefeuille uit (de genoemde bedragen zijn nominale bedragen):
€ 50.000 X-brieven 2004-2009
€ 66.500 Aegon Perpetual Capital Securities 2004
€ 100.000 Lehman Brothers Treasury Notes 2005-2035
€ 15.000 Nederlandse Waterschapsbank 2005-2035.
2.4. Met uitzondering van de eerstgenoemde post betreffen alle beleggingen producten met een variabele rente en deels zogenaamde steepeners waarbij de rentevergoeding, nadat in de aanvang een veelal relatief hoge vaste rente wordt betaald, de rentevergoeding vervolgens wordt vastgesteld op basis van het verschil tussen de korte en de lange rente.
2.5. Als gevolg van de koersdalingen die zich in de loop der tijd voordeden, heeft Consument contact opgenomen met Aangeslotene en in het voorjaar van 2008 zijn er tussen partijen gesprekken gevoerd waarbij uitvoerig is gesproken over de
oorzaken van de koersdalingen.
3. Geschil
Het geschil houdt – kort en zakelijk weergegeven – het volgende in.
3.1. Consument heeft Aangeslotene er bij het eerste contact uitdrukkelijk op gewezen dat hij geen risico wilde lopen met zijn geld. Toen Aangeslotene hem voorstelde in obligaties te beleggen gaf dit Consument een veilig gevoel terwijl hij toch een hoger rendement realiseerde. Pas achteraf is Consument duidelijk geworden dat de beleggingen een groot risico in zich dragen maar Aangeslotene heeft hem daar nooit op gewezen. Consument is dan ook van mening dat Aangeslotene zijn belangen onvoldoende heeft behartigd en hij verwijt Aangeslotene dat deze heeft nagelaten voldoende spreiding aan te brengen in looptijd, aard van de debiteuren en de soort van obligaties. Consument heeft achteraf
pas begrepen dat de rente op de obligaties variabel is terwijl hij op zijn hypotheek een vaste rente moet betalen. Ook het feit dat, bij een voor de belegger gunstige renteontwikkeling, de obligaties tussentijds kunnen worden afgelost, is pas nu bij
Consument bekend geworden.
3.2. Consument stelt schade te hebben geleden welke schade hij berekent op € 39.357.
Hij verlangt vergoeding van dit bedrag.
3.3. Aangeslotene is van mening dat het door haar in 2004 verstrekte advies aansloot bij het risicoprofiel van Consument zijnde “voorzichtig”. Bij dit profiel mag een portefeuille voor 100% uit obligaties bestaan en ook bijzondere obligaties als
steepeners en floaters vallen in deze categorie. Alle voorwaarden van deze obligaties zijn met klager besproken. De samenstelling van de portefeuille was dan ook in overeenstemming met het profiel.
Bij een adviesrelatie blijft de cliënt altijd zelf verantwoordelijk voor het resultaat en voorafgaande aan de transacties heeft Aangeslotene ook steeds toestemming aan Consument gevraagd.
3.4. Voorts stelt Aangeslotene dat Consument door middel van een portefeuilleoverzicht per kwartaal op de hoogte werd gesteld van de resultaten van zijn beleggingen.
Daaruit had hij kunnen concluderen dat de koersen een daling vertoonden. Hij had vervolgens kunnen overwegen zijn schade te beperken door zijn beleggingen te verkopen. Voor het verder oplopen van het koersverlies aanvaardt Aangeslotene
daarom geen aansprakelijkheid.
3.5. De Ombudsman heeft bij de behandeling van de klacht een bemiddelingsvoorstel gedaan. Aangeslotene houdt vast aan dat voorstel en aan het daaruit voortvloeiende schikkingsaanbod.
4. Beoordeling
4.1. Vaststaat dat Consument oorspronkelijk voor ogen stond met de beschikbare financiële middelen de op zijn woonhuis rustende hypotheek gedeeltelijk af te lossen.
Tevens staat vast dat Aangeslotene hem vervolgens heeft geadviseerd in plaats daarvan deze middelen te beleggen aangezien hiermee een rentevoordeel zou kunnen worden behaald.
Dit advies heeft uiteindelijk geresulteerd in een effectenportefeuille die voor 80% bestond uit langlopende beleggingsproducten allen met een variabele rentevergoeding. Daar komt bij dat de belegging in de Lehman Brothers Treasury Notes ruim 40% van de portefeuille bedroeg. Daarnaast was dan nog voor circa 20% belegd in Aegon Perpetual Capital Securities welke effecten in tijden van onzekerheid over de solvabiliteit van de
onderneming mede het karakter van aandelen in zich dragen.
4.2. Daargelaten de vraag of dit advies aansloot aan het opgestelde beleggersprofiel, is de Commissie van oordeel dat, gezien de oorspronkelijke doelstelling van Consument,
de adviezen van Aangeslotene tot een te hoge mate van risicoconcentratie hebben geleid. In dat licht was dit een advies dat door een redelijk bekwaam en redelijk handelend adviseur niet had mogen worden gegeven. Uit dien hoofde moet
Aangeslotene dan ook in beginsel aansprakelijk worden gehouden voor de schade die uit dat advies is ontstaan.
4.3. Daar staat tegenover dat ook Consument in zekere mate verantwoordelijk moet worden gehouden voor de ontstane situatie. Ten eerste had Consument zich moeten realiseren dat aan beleggen risico’s zijn verbonden en er moet dan ook van worden uitgegaan dat ook bij een passend advies er in de onderhavige periode sprake zou zijn
geweest verlies. Daarnaast geldt dat, hoewel niet duidelijk is geworden in hoeverre Aangeslotene Consument heeft voorzien van voldoende documentatie over de geadviseerde effecten, van Consument tenminste een kritische opstelling had mogen worden verwacht nu hem werd voorgehouden dat hij bij belegging een substantieel
hogere rente zou ontvangen dan hij op zijn hypotheek verschuldigd was.
4.4. De verantwoordelijkheid van beide partijen tegen elkaar afwegende bepaalt de Commissie naar redelijkheid en billijkheid dat Aangeslotene 60% van de schade zoals hierna omschreven aan Consument zal moeten vergoeden.
4.5. Consument heeft bij het indienen van zijn klacht bij de Ombudsman een berekening van zijn schade gemaakt, waarbij hij is uitgegaan van de verliezen zoals die naar zijn mening zich tot 1 april 2008 hebben voorgedaan.
Aangeslotene heeft op haar beurt bij die gelegenheid een uitgewerkte schadeberekening per dezelfde datum, d.w.z. 31 maart 2008 nabeurs, overgelegd. De door Aangeslotene berekende schade komt uit op een bedrag van € 29.755.
Beide berekeningen tegen elkaar afwegende is de Commissie van oordeel dat de berekening van Aangeslotene een juist beeld geeft van de schade die tot op dat moment was ontstaan met dien verstande dat, nu daarbij de op de portefeuille
ontvangen rente volledig op de schade in mindering is gebracht, die schade alsnog moet worden verhoogd met een bedrag voor gederfd rendement gedurende de beleggingsperiode. Bij de bepaling van de hoogte daarvan acht de Commissie het redelijk en billijk Consument op dit onderdeel te volgen in zijn uitgangspunt en zij
gaat uit van een gederfde opbrengst van 2,5% van het totale belegde vermogen. Aldus berekent de Commissie de gederfde opbrengsten op afgerond
€ 21.000 zodat de totale schade kan worden vastgesteld op € 50.755.
4.6. Aangeslotene dient Consument derhalve een bedrag van € 30.453 te vergoeden.
Tevens dient Aangeslotene Consument de door deze betaalde eigen bijdrage van € 50 voor de behandeling van onderhavig geschil te vergoeden.
5. Beslissing
De Commissie stelt het bindend advies vast dat Aangeslotene binnen de termijn van een
maand na verzending aan partijen van een afschrift van dit bindend advies aan Consument
vergoedt een bedrag van € 30.453 te verhogen met een bedrag van € 50,- zijnde de door de
Consument betaalde eigen bijdrage voor de behandeling van onderhavig geschil.
Het meer of anders gevorderde wordt afgewezen.

Bekijk de volledige uitspraak