Mijn Kifid

Uitspraak 2009-51

Klachteninstituut Financiële Dienstverlening – Postbus 93257 – 2509 AG – Den Haag –
Tel. 070 333 89 60 – Fax 070-3338969 – www.kifid.nl
Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 51 d.d. 13 juli 2009
(mr B. Sluijters, voorzitter, mr E.M. Dil-Stork en drs A.I.M. Kool AAG)
1. Procedure
De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende
stukken:
– het dossier van de Ombudsman Financiële Dienstverlening waaronder de brieven van 3
december 2007 en 2 januari 2008;
– het door de Consument ingevulde en ondertekende vragenformulier, ontvangen op 28
maart 2008;
– het antwoord van Aangeslotene van 8 september 2008;
– de repliek van Consument van 2 oktober 2008
– de dupliek van Aangeslotene van 11 november 2008.
De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële
Dienstverlening niet tot een oplossing van het geschil heeft geleid.
De Commissie heeft voorts vastgesteld dat beide partijen haar advies als bindend zullen
aanvaarden.
De Commissie heeft partijen opgeroepen voor een mondelinge behandeling te Den Haag op
maandag 4 mei 2009.
2. Feiten
De Commissie gaat uit van de volgende feiten:
2.1. Consument heeft per 1 augustus 1999 met Aangeslotene een levensverzekerings
overeenkomst gesloten, zulks in het kader van een hypothecaire geldlening. Het gaat daarbij
om een overeenkomst bestaande uit een spaarkas met daaraan gekoppeld een
overlijdensrisicoverzekering, met een looptijd van 30 jaar, gedurende welke periode per
maand een vast bedrag aan inleg verschuldigd is. De inleg bestaat uit een spaarstorting, een
overlijdensrisicopremie en kosten, waaronder toetredingskosten. Dit zijn kosten die bij
aanvang van de overeenkomst of bij verhoging van de inleg worden gemaakt.
Uit deze overeenkomst vloeit voor Aangeslotene de verplichting voort om de inleg te
beheren door de spaarstortingen te beleggen en bij in leven zijn van de verzekerde op de
einddatum diens aandeel in de spaarkas uit te keren en bij overlijden van de verzekerde voor
de einddatum een overlijdensuitkering te doen.
2/3
2.2. In augustus 2006 is de hypotheek afgelost. De levensverzekering is vervolgens per 1
december 2006 afgekocht.
Bij de berekening van de afkoopwaarde zijn door Aangeslotene toetredingskosten in
mindering gebracht.
Artikel 4 van de van toepassing zijnde productvoorwaarden bepaalt in dit verband: “Voor
toetredingskosten wordt 7 % van de som van de overeengekomen spaarstortingen in
rekening gebracht. Deze kosten worden direct vanaf de aanvang van de overeenkomst
afgehouden van de spaarstortingen”.
3. Geschil
3.1. Consument vordert een bedrag van Euro 4.840,56.
3.2. Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslagen:
– Aangeslotene c.q. diens adviseur is tekort geschoten in zijn zorgplicht door ten tijde van
het afsluiten van de onderhavige overeenkomst geen duidelijke informatie te verstrekken
over de kostenstructuur, in het bijzonder de wijze van berekening en de hoogte van de
toetredingskosten.
– Door vanaf de aanvang van de overeenkomst direct 7 % van de som van de totaal
verschuldigde inleg aan toetredingskosten in te houden, werken die kosten zeer nadelig uit
op de waarde van de polis bij voortijdig stoppen.
– Als Consument vooraf op de hoogte zou zijn geweest van de consequenties van voortijdig
stoppen, zou hij nooit voor een product als het onderhavige gekozen hebben, dat hem
verkocht is als een aantrekkelijke manier om tezijnertijd zijn hypotheek af te lossen, maar dat
hem achteraf niet de gewenste flexibiliteit biedt; de gesloten levensverzekering zou bij
verkoop van het huis en aflossing van de hypotheek zonder financiële gevolgen beëindigd
moeten kunnen worden.
– Een percentage van 7 is naar de mening van Consument bovendien buitenproportioneel.
Meer marktconform is volgens hem een percentage van 1.
– Hij verlangt daarom afrekening op basis van laatstgenoemd percentage en terugbetaling van
het door hem teveel betaalde met rente.
3.3. Aangeslotene heeft, kort en zakelijk weergegeven, de volgende verweren gevoerd:
– Aangeslotene ontkent dat door hem een zorgplicht geschonden zou zijn. Voor zover er op
hem voorafgaand aan het sluiten van de verzekering al een zorgplicht zou hebben gerust,
bestaat deze uitsluitend uit het verstrekken van voldoende en duidelijke informatie over het
product en de daaraan verbonden kosten. Aan die informatieplicht is voldaan door
toezending van productinformatie, in de vorm van de algemene- en productvoorwaarden, de
brochure (Beleggingsmogelijkheden van product A) en de polis.
3/3
Middels ondertekening van het deelnameformulier heeft Consument voorts verklaard de bij
dat formulier behorende bijlage over de gevolgen van voortijdig stoppen met sparen, te
hebben ontvangen en zich van de inhoud daarvan op de hoogte te hebben gesteld.
Deze informatie voldoet aan de wet- en regelgeving die destijds, bij het aangaan van de
overeenkomst, gold.
– De toetredingskosten zijn overeenkomstig het bepaalde in de productvoorwaarden in
rekening gebracht. Berekend over de gehele looptijd van de overeenkomst, bedragen zij
minder dan 1,8 procentpunt van het bruto rendement (Aantekeningen B.W.G. Van der
Velden, pagina 3 onder 13.). Dit is een meer dan redelijk niveau, zeker in vergelijking met de
Aanbeveling van de Ombudsman Financiële Dienstverlening (die tussen de 2,5 en 3,5 % zit).
– Juist omdat het product is verkocht als een product dat dient ter aflossing van zijn
hypotheek is het niet waarschijnlijk dat Consument niet ook zou zijn geïnformeerd over de
specifieke eigenschappen van dit product.
– Om genoemde redenen ziet Aangeslotene geen aanleiding voor schadevergoeding.
4. Beoordeling
De Commissie is van oordeel dat de productinformatie zoals door Aangeslotene overgelegd,
zeker voor die tijd (1999), voldoende was, waarbij de Commissie overweegt dat met name
voor de gevolgen van voortijdig stoppen expliciet gewaarschuwd is.
Consument is er ten onrechte van uit gegaan dat verkoop van zijn huis en tussentijdse
openbreking van een langdurig contract zonder financiële gevolgen zou blijven.
Dat Consument wellicht geen kennis van de inhoud van de stukken heeft genomen, is een
omstandigheid die naar de mening van de Commissie niet voor rekening van Aangeslotene
komt.
De in rekening gebrachte toetredingskosten zijn daarbij, in aanmerking genomen dat deze
over de gehele looptijd minder dan 1,8 procentpunt van het brutorendement zouden
bedragen, niet onredelijk hoog.
Gelet op het vorenstaande is de Commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is en dat
als volgt dient te worden beslist.
5. Beslissing
De Commissie wijst de vordering, bij wijze van bindend advies, af.

Bekijk de volledige uitspraak