Mijn Kifid

Uitspraak 2010-142

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 142 d.d.
12 juli 2010
(mr. B. Sluijters, voorzitter, mr. drs. M.L. Hendrikse en drs. A.I.M. Kool)

1. Procedure

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:
– de door partijen met de Ombudsman Financiële Dienstverlening gevoerde
correspondentie;
– de brief van 12 juni 2008 van Consument met bijlagen, ontvangen op 13 juni 2008;
– het ingevulde en ondertekende vragenformulier;
– het antwoord van Aangeslotene van 1 september 2008 met bijlagen;
– de repliek van Consument van 25 september 2008;
– de dupliek van Aangeslotene van 9 oktober 2008;
– de brief van 13 mei 2009 van de Secretaris;
– de brief van 4 juni 2009 van Consument;
– de uitspraak van 24 maart 2010 van de Commissie;
– de pleitnotitie van Consument, overgelegd tijdens de hierna te noemen zitting van 31
mei 2010.

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

De Commissie heeft voorts vastgesteld dat beide partijen het advies als bindend zullen aanvaarden.

De Commissie heeft partijen opgeroepen voor een mondelinge behandeling te Den Haag op maandag 31 mei 2010.

2. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten:

2.1 Consument heeft bij Aangeslotene een rechtsbijstandverzekering afgesloten en heeft haar om rechtsbijstand verzocht in verband met zijn ontslag door zijn werkgever per 1 augustus 2004. Waar in het hierna volgende over Aangeslotene wordt gesproken wordt daaronder ook de Stichting verstaan aan wie zij de rechtsbijstandverlening heeft opgedragen. Op 25 januari 2005 heeft Aangeslotene aan Consument te kennen gegeven dat het instellen van een rechtsvordering tegen de werkgever onvoldoende kans van slagen had. Op 1 februari 2005 is de verjaringstermijn voor het instellen van een rechtsvordering uit hoofde van kennelijk onredelijk ontslag verstreken.

2.2 Nadien is discussie ontstaan over de toepassing van de in de rechtsbijstand¬verzekering van Consument opgenomen geschillenregeling. De kosten van een door Consument zelf ingeschakelde advocaat heeft Aangeslotene niet volledig willen vergoeden. Later heeft een in overleg tussen Consument en Aangeslotene gekozen andere advocaat een voor partijen bindend advies uitgebracht, dat als inhoud had dat een procedure uit hoofde van kennelijk onredelijk ontslag geen redelijke kans van slagen zou hebben gehad. Ook is discussie ontstaan over de vraag of Aangeslotene aansprakelijk is voor de door Consument gestelde schade en of Aangeslotene krachtens de verzekering gehouden is Consument daarbij rechtsbijstand te verlenen.

2.3 In artikel 4.1 van de op de verzekering van toepassing zijnde bijzondere verzekeringsvoorwaarden is bepaald: ‘(…) De verzekering biedt geen dekking (…) In een geschil over deze verzekering (…)’.
In artikel 10 van deze verzekeringsvoorwaarden is bepaald: ‘(…) Toch kan het voorkomen dat een verzekerde met (Aangeslotene) van mening verschilt over de vraag of het door de verzekerde beoogde resultaat met een redelijke kans van slagen bereikt kan worden. In dat geval kan de verzekerde (Aangeslotene) verzoeken dit verschil van mening voor te leggen aan een Nederlandse advocaat naar keuze van de verzekerde. (Aangeslotene) legt dan dit verschil van mening, met alle relevante stukken voor aan de gekozen advocaat (…)’.

2.4 In haar uitspraak van 24 maart 2010 in het onderhavige geschil tussen Consument en Aangeslotene heeft de Commissie uitgesproken: ‘Dit leidt ertoe dat de Commissie onbevoegd is de vordering van Consument te beoordelen, voor zover die louter is gebaseerd op de inhoudelijke uitvoering van een rechtsbijstandsverzekering. Dit laatste betreft de wijze waarop Aangeslotene aan Consument rechtsbijstand heeft verleend ter zake van zijn ontslag, het niet stuiten van de verjaringstermijn voor het instellen van een rechtsvordering uit hoofde van kennelijk onredelijk ontslag, en de vraag of Aangeslotene aansprakelijk is voor de door Consument gestelde schade.
Voor het overige zal de Commissie de vordering van Consument verder behandelen.’

3. Geschil

3.1 Consument vordert, blijkens zijn pleitnotitie, alsnog volledige behandeling van het geschil door de Commissie, subsidiair het op kosten van Aangeslotene door de advocaat van Consument aanhangig maken bij de burgerlijke rechter van het door de Commissie niet behandelde deel van het geschil, en voorts schadeloosstelling conform de kantonrechterformule (een bedrag van € 11.500,-), vergoeding door Aangeslotene van de immateriële schade van Consument als gevolg van de handelwijze van Aangeslotene, en van de kosten van Consument die bedoeld zijn in artikel 19.10 van het Reglement van de Commissie.

3.2 Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslagen.
– Aangeslotene heeft zich in haar correspondentie met de Ombudsman ten onrechte beroepen op nieuwe verzekeringsvoorwaarden. Op het onderhavige geval zijn echter de verzekeringsvoorwaarden waaruit hierboven onder 2. Feiten is geciteerd, van toepassing.
– Aangeslotene heeft de verjaringstermijn voor het instellen van een rechtsvordering uit hoofde van kennelijk onredelijk ontslag laten verstrijken en heeft zelfs de verjaring niet gestuit. Daarna is zij gaan stellen dat de zaak niet haalbaar was.
– Consument blijft erbij dat zijn zaak een goede kans van slagen had als deze aan de rechter was voorgelegd. Hij had dan gerede kans gemaakt op toewijzing van het door Aangeslotene voorgerekende bedrag van € 11.500,-. Daarom is het hem door Aangeslotene gedane aanbod van € 2.500,- beschamend.
– Volgens artikel 10 van de bijzondere verzekeringsvoorwaarden kan het verschil van mening worden voorgelegd aan Nederlandse advocaat naar keuze van Consument. Consument had in overleg met Aangeslotene een advocaat aangezocht, maar met deze advocaat nam Aangeslotene later geen genoegen. Ook op haar aanvankelijke mededeling dat de kosten van een eventuele advocaat ongelimiteerd zouden worden vergoed, kwam zij terug.
– Consument meent dat de aansprakelijkheid van Aangeslotene, onder meer voor de door hem geleden immateriële schade als gevolg van haar gedrag, gedekt is op zijn zeer uitgebreide rechtsbijstandverzekering. Door haar handelen heeft hij een enorme geestelijke klap opgelopen.

3.3 Aangeslotene heeft, kort en zakelijk weergegeven, de volgende verweren gevoerd.
– De wijze van behandelen van de zaak van Consument verdient geen schoonheids¬prijs. Dit omdat Aangeslotene vlak voor het verstrijken van de verjaringstermijn van de rechtsvordering aan Consument te kennen heeft gegeven dat zijn zaak onvoldoende haalbaar was, zonder de verjaring te stuiten of op de geschillenregeling te wijzen. Zij is echter niet aansprakelijk voor schade van Consument omdat niet is gebleken dat hij schade heeft geleden. Wel heeft zij getracht een oplossing te vinden door een onafhankelijke deskundige te vragen de haalbaarheid van de zaak te onderzoeken en de uitkomst ervan als leidraad te nemen bij het toekennen van een financiële compensatie aan Consument. Daartoe heeft zij enkele malen aan Consument een geldbedrag aangeboden.
– Consument wilde een second opinion. Daarna heeft Aangeslotene met de door Consument aangezochte advocaat overlegd omtrent inschakeling van een deskundige die een bindend advies zou uitbrengen. De geschillenregeling is hier overigens niet van toepassing omdat de zaak reeds was verjaard. De kosten van het bindend advies zou Aangeslotene geheel dragen. Voor vergoeding van de kosten van de door Consument aangezochte advocaat zag Aangeslotene geen aanleiding. Wel heeft zij coulancehalve daarvoor een bedrag van € 450,- excl. BTW aangeboden. Ook zag zij geen aanleiding voor vergoeding van de door Consument gestelde immateriële schade. Later is het aangeboden bedrag verhoogd naar € 1.500,-, incl. BTW en overige kosten. Consument wilde met het bedrag slechts akkoord gaan als het alleen de kosten van afwikkeling van de arbeidszaak zou betreffen.
– De bindend adviseur bracht op 28 mei 2008 zijn advies uit. Dit advies houdt in dat een procedure wegens kennelijk onredelijk ontslag geen redelijke kans van slagen zou hebben gehad. De opvatting van Consument dat hij gerede kans had gemaakt op toewijzing van een bedrag van € 11.500,- als de zaak aan de rechter was voorgelegd, vindt derhalve geen steun in het bindend advies.
– Ook voor vergoeding van gestelde immateriële schade is geen aanleiding. Consument heeft niet aangetoond dat dergelijke schade door toedoen van Aangeslotene is ontstaan. Bovendien is op grond van artikel 6:106 BW vergoeding van immateriële schade slechts in een beperkt aantal hier niet aan de orde zijnde gevallen mogelijk.
– Consument merkt terecht op dat op het onderhavige geval de verzekerings¬voorwaarden waaruit hierboven onder 2. Feiten is geciteerd, van toepassing zijn. Volgens deze voorwaarden dekt de verzekering niet ‘een geschil over deze verzekering’. Daarmee is duidelijk dat bij een aansprakelijkstelling van Aangeslotene geen aanspraak op rechtsbijstand bestaat.

4. Zitting

Ter zitting hebben partijen hun standpunten nader toegelicht.
– Consument heeft nogmaals uiteengezet in welke opzichten Aangeslotene is tekort geschoten in de rechtsbijstandverlening in het onderhavige arbeidsgeschil. Aangeslotene heeft ten onrechte geweigerd rechtsbijstand te verlenen ter zake van het feit dat Consument haar voor de als gevolg van de tekortschietende rechtshulp ontstane materiële en immateriële schade aansprakelijk heeft gesteld. Zij heeft zich daarbij ten onrechte beroepen op artikel 4 van de bijzondere verzekeringsvoorwaarden. Ook is volgens Aangeslotene de door Consument aangezochte advocaat niet een in artikel 10 van deze verzekerings¬voorwaarden bedoelde advocaat. Voorts is Consument het oneens met de uitspraak van
24 maart 2010 van de Commissie. Hij vraagt zich af welke versie van het Reglement van de Commissie voor het onderhavige geschil het geldende is.
– Aangeslotene heeft nog aangevoerd dat zij de gang van zaken betreurt maar dat zij het voortdurende ongenoegen van Consument niet kan wegnemen.

5. Beoordeling

5.1 Voor zover Consument zijn vordering heeft gehandhaafd en deze vordering louter is gebaseerd op de inhoudelijke uitvoering van zijn rechtsbijstandsverzekering, volstaat de Commissie met te verwijzen naar haar uitspraak van 24 maart 2010, waarin zij zich onbevoegd heeft verklaard om de vordering van Consument te beoordelen, voor zover die louter is gebaseerd op de inhoudelijke uitvoering van de rechtsbijstandsverzekering van Consument.

5.2 Voor zover Consument heeft aangevoerd dat Aangeslotene zich in haar correspondentie met de Ombudsman ten onrechte heeft beroepen op nieuwe verzekeringsvoorwaarden, constateert de Commissie dat Aangeslotene in haar verweerschrift heeft verklaard dat Consument terecht heeft opgemerkt dat op het onderhavige geval de bijzondere verzekeringsvoorwaarden waaruit hierboven onder 2. Feiten is geciteerd, van toepassing zijn. Dit onderdeel van het geschil is hiermee afgedaan.

5.3 Wat betreft de kosten van de door Consument zelf ingeschakelde advocaat heeft Aangeslotene terecht het standpunt ingenomen dat deze kosten niet vallen onder artikel 10 van de bijzondere verzekeringsvoorwaarden maar dat deze kosten zijn gemaakt in een geschil dat artikel 4.1 van deze verzekeringsvoorwaarden van dekking uitsluit.

6. Beslissing

De Commissie wijst, als bindend advies, de vordering af.

Bekijk de volledige uitspraak