Mijn Kifid

Uitspraak 2010-190

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 190
d.d. 3 november 2010
(mr. M.M. Mendel, voorzitter, mr. E.H. Hondius en mr. P.A. Offers)

1. Procedure

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:
– de door partijen met de Ombudsman Financiële Dienstverlening gevoerde
Correspondentie;
– het door Consument ingevulde en ondertekende vragenformulier, ontvangen op 10 december 2009 met bijlage;
– de brief van Consument van 4 februari 2010;
– de brief van Consument, ontvangen op 17 maart 2010;
– het antwoord van Aangeslotene van 24 juni 2010 met bijlagen;
– de repliek van Consument van 6 juli 2010 met bijlagen;
– de dupliek van Aangeslotene van 14 juli 2010;
– de brief van 13 oktober 2010 met bijlage van Aangeslotene.

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

De Commissie heeft voorts vastgesteld dat beide partijen het advies als bindend zullen aanvaarden.

De Commissie heeft partijen opgeroepen voor een mondelinge behandeling te Den Haag op dinsdag 19 oktober 2010.

De belangenbehartiger van Consument, haar vader, is met tijdig bericht van verhindering, niet verschenen. Ook Consument zelf is niet verschenen.

2. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten:
– Consument heeft bij een rechtsvoorganger van Aangeslotene onder meer een opstal¬verzekering afgesloten voor haar woning. Waar in het hierna volgende wordt gesproken over Aangeslotene wordt daaronder ook de rechtsvoorganger verstaan.
– Consument heeft met een op 18 januari 2008 gedateerd aangifteformulier aan Aangeslotene meegedeeld dat tijdens de jaarwisseling 2007/2008 door vuurwerk schade aan haar woning is toegebracht.
– Consument en haar vader bewoonden in die periode samen deze woning. Haar vader treedt in de onderhavige kwestie steeds op als de woordvoerder van Consument.
– Een door Aangeslotene ingeschakelde expert heeft de schade vastgesteld op een bedrag van € 1.726,11 incl. BTW. Aangeslotene heeft dit bedrag vervolgens medio februari 2008 aan Consument uitgekeerd.
– Nadien heeft Aangeslotene, naar aanleiding van contact dat de politie met haar heeft op¬genomen, de schade nader doen onderzoeken door een medewerker van haar Afdeling Fraude- en Criminaliteitsbeheersing. Op 11 november 2008 heeft deze medewerker rapport uitgebracht. Op 2 december 2008 heeft hij namens Aangeslotene bij de politie aangifte gedaan van fraude/bedrog door Consument/haar vader.
– Op 10 december 2008 heeft Aangeslotene aan Consument bericht dat bij nader onderzoek is gebleken dat Consument haar omtrent de schade opzettelijk heeft misleid, dat Aangeslotene de opstalverzekering met onmiddellijke ingang en de overige bij haar gesloten verzekeringen van Consument per de contractsvervaldata opzegt, en voorts dat zij het uitgekeerde bedrag van € 1.726,11 van Consument terugvordert en Consument intern in haar Incidentenregister en extern bij de Stichting CIS heeft doen registreren.
– Blijkens een brief van 30 augustus 2010 van het Openbaar Ministerie heeft het gerechtshof op 16 augustus 2010 uitspraak gedaan in de stafzaak tegen de vader en deze veroordeeld tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor een termijn van één jaar en voorts tot betaling van het door Aangeslotene gevorderde bedrag van € 6.211,11.

3. Geschil

3.1 Consument vordert (naar de Commissie uit de door Consument ingezonden brieven afleidt): het achterwege laten van het terugvorderen van de gedane uitkering, het herstel van de opgezegde verzekeringen en de doorhaling van de gedane registraties.

3.2 Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslagen.
Door een door Consument omschreven onfrisse gang van zaken, die is ingezet na door het schadevoorval gebleken gebruik van afgekeurd vuurwerk, waarbij Consument bij Aangeslotene zwart gemaakt is en waarop deze gretig is ingesprongen, heeft Aangeslotene het nu op Consument gemunt. Het handelen van Aangeslotene is louter op leugens gebaseerd. Het rapport van het nader onderzoek door Aangeslotene getuigt voorts van ondeskundigheid. Consument is door dit alles zeer gedupeerd terwijl zij met de gehele zaak niets te maken heeft. Zelfs heeft Aangeslotene haar polissen geroyeerd. Het Openbaar Ministerie heeft besloten geen vervolging tegen Consument in te stellen omdat schadevergoeding langs civiel- of administratiefrechtelijke weg de voorkeur verdient.

3.3 Aangeslotene heeft, kort en zakelijk weergegeven, de volgende verweren gevoerd.
Blijkens de schadeaangifte van 18 januari 2008 van Consument is vuurwerkschade aan haar woning en bijbehorende opstallen ontstaan.
Naar aanleiding van telefonisch contact met de politie heeft Aangeslotene de claim nader onderzocht. Toen is gebleken dat Consument al in 2007 met de schade bekend was. Uit niets is gebleken dat de geclaimde schade door vuurwerk is ontstaan. Evenmin blijkt van schade die tijdens de jaarwisseling 2007/2008 is ontstaan. Alles wijst integendeel erop dat het gaat om achterstallig onderhoud en slijtage.
Sprake is dus van het verstrekken van onjuiste informatie met het opzet Aangeslotene te misleiden. Dit rechtvaardigt in beginsel algeheel verval van dekking. Daarom heeft zij de gedane uitkering van Consument teruggevorderd.
Als een verzekerde onjuiste informatie heeft verstrekt, beëindigt Aangeslotene de betreffende verzekering met een beroep op het bepaalde in de polisvoorwaarden. Ook de andere door Consument bij haar gesloten verzekeringen zijn, per de contractsvervaldatum, opgezegd en voorts is Aangeslotene tot interne en externe signalering van Consument overgegaan.

4. Zitting

Ter zitting heeft Aangeslotene haar standpunt nader toegelicht.
Aangeslotene heeft nog opgemerkt dat het in de brief van 30 augustus 2010 van het Openbaar Ministerie vermelde door Aangeslotene gevorderde bedrag van € 6.211,11 haar totale schade bedraagt als gevolg van de onderhavige schadeclaim van Consument, inclusief het bedrag van € 1.726,11dat Aangeslotene aan Consument heeft uitgekeerd.

5. Beoordeling

5.1 Blijkens haar op 18 januari 2008 gedateerd aangifteformulier heeft Consument van Aangeslotene vergoeding gevraagd voor schade aan een schuurdeur, golfplaten, het voorkamerraam, het schilderwerk en dubbelglas, die tijdens de jaarwisseling 2007/2008 door vuurwerk was toegebracht.

5.2 Uit het rapport van de door Aangeslotene ingeschakelde medewerker van haar Afdeling Fraude- en Criminaliteitsbeheersing, en de weergave daarin van door deze van het door Consument ingeschakelde loodgietersbedrijf, schildersbedrijf en onderhoudsbedrijf verkregen nadere verklaringen en inlichtingen, en de weergave in het rapport van de contacten in het jaar 2007 van de vader van Consument met de gemeente, blijkt duidelijk dat Consument Aangeslotene opzettelijk heeft bewogen tot het doen van een uitkering ter zake van schade die niet of slechts in beperkte mate is ontstaan of verergerd door vuurwerk tijdens de jaarwisseling 2007/2008, maar toen reeds aanwezig was en gevolg was van normale slijtage of veroudering.

5.3 Gelet op de ernst van het hierboven onder 5.1 en 5.2 vermelde heeft Aangeslotene op goede gronden ertoe kunnen besluiten de reeds gedane schade-uitkering ten bedrage van € 1.726,11 van Consument terug te vorderen. De Commissie verwijst hierbij naar het bepaalde in artikel 7:941 lid 5 BW. De Commissie merkt in dit verband wel op dat als Aangeslotene dit bedrag in het kader van de tegen de vader van Consument ingestelde strafzaak van de vader ontvangt, zij dit bedrag niet meer van Consument kan vorderen.

5.4 Voorts had Aangeslotene gelet op de ernst van het hierboven onder 5.1 en 5.2 vermelde het recht de door Consument bij haar afgesloten opstalverzekering met onmiddellijke ingang op te zeggen overeenkomstig het bepaalde in artikel 5.2 van de Polisvoorwaarden Woonverzekeringen. Verder had Aangeslotene op grond van deze polisvoorwaarden het recht de overige bij haar gesloten verzekeringen van Consument per de contractsvervaldata op te zeggen.

5.5 Gelet op de gebleken opzet van Consument om Aangeslotene te bewegen tot het doen van een uitkering waarop zij geen recht had, had Aangeslotene ook het recht om Consument intern in haar Incidentenregister en extern bij de Stichting CIS te doen registreren.

5.6 Bij dit alles neemt de Commissie in aanmerking dat ook al zou de gebleken opzet van Consument om Aangeslotene te bewegen tot het doen van een uitkering waarop zij geen recht had, enkel een gevolg zijn van het handelen van de vader van Consument, dit Consument niet kan baten omdat het handelen van haar vader als haar belangenbehartiger en woordvoerder aan haar wordt toegerekend.

6. Beslissing

De Commissie wijst, als bindend advies, de vordering af.

Bekijk de volledige uitspraak