Mijn Kifid

Uitspraak 2011-121

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 121
d.d. 11 mei 2011
(prof. mr M.L. Hendrikse, voorzitter, drs W. Dullemond en mr B.F. Keulen, leden en
mr S.N.W. Karreman, secretaris)

Samenvatting

Traditionele verzekering met winstdeling, die voorziet in gegarandeerde uitkeringen bij leven of bij eerder overlijden. Niet is komen vast te staan of zelfs aannemelijk geworden dat door of namens Aangeslotene aan Consument is toegezegd dat het ingelegde kapitaal tegen een rente van minimaal 6% zou worden belegd. Bovendien zou een dergelijke toezegging niet te rijmen zijn met de in de offerte vermelde winstprognose op basis van 6%.

1. Procedure

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:
– de door partijen met de Ombudsman Financiële Dienstverlening gevoerde correspondentie:
– het door Consument ingevulde en ondertekende vragenformulier, ontvangen op 19 januari 2010;
– de brief van Consument d.d. 14 september 2010;
– het antwoord van Aangeslotene d.d. 11 november 2010;
– de niet gedateerde repliek van Consument met bijlage, ontvangen op 10 december 2010;
– de dupliek van Aangeslotene d.d. 28 december 2010;
– de brief van Aangeslotene d.d. 29 maart 2011 met bijlagen.

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

De Commissie heeft vastgesteld dat beide partijen het advies als bindend zullen aanvaarden.

De Commissie heeft partijen opgeroepen voor een mondelinge behandeling te Den Haag op dinsdag 12 april 2011.

2. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten:
– Consument heeft met ingang van 1 januari 1989 bij Aangeslotene een verzekering als bedoeld in artikel 2, vierde lid, onder B van de Pensioen- en spaarfondsenwet afgesloten. De verzekering voorziet in een uitkering van f 375.706,- (€ 170.487,95) bij in leven zijn van Consument op 1 augustus 2015 en voorts in een uitkering van f 113.217,15
(€ 51.375,70) direct na zijn eerder overlijden. Op de verzekering is een winstdelingregeling van toepassing. De premie ineens per 1 augustus 1989 bedroeg f 113.217,15 (€ 51.375,70).
– Aan het tot stand komen van de verzekering is een offerte voorafgegaan. De offerte vermeldt onder meer dat bij de opgegeven koopsom het berekende kapitaal bij leven
f 375.706,- en de bijbehorende prognose f 400.164,- (€ 181.586,51) bedraagt. De offerte vermeldt dat de winstprognose is gebaseerd op 6% en de rekenrente voor de koopsom 6,25% bedraagt.

3. Geschil

3.1 Consument vordert aanpassing van de uitkering door Aangeslotene tot een bedrag dat gebaseerd is op een netto storting van ongeveer f 113.000,- dat 26 jaren lang is uitgezet tegen een rente van tenminste 6%.

3.2 Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslagen.
Op basis van een door Aangeslotene zelf genoemde rekenrente van 6,25% zou het gegarandeerde bedrag bijna f 566.000,- (guldens!) hebben bedragen. Hieruit valt te herrekenen dat van de koopsom van f 113.217,15 slechts f 75.000,- is belegd. Consument is bij het tot stand komen van de verzekering niet juist geïnformeerd over de kosten. Hem was toegezegd dat de volledige aan Aangeslotene overgedragen waarde zou worden aangewend voor zijn pensioen. Hij was op het gebied van pensioenverzekeringen niet deskundig. Hij heeft dus in dwaling verkeerd. Hem is gesuggereerd en hij is er steeds van uitgegaan dat de gestorte koopsom gedurende de gehele looptijd van de verzekering tegen een rente van 6% werd belegd. Bij het aangaan van de verzekering verkeerde hij in de veronderstelling dat bij een rente van 6% het eindkapitaal f 375.706,- zou bedragen. In goed vertrouwen op Aangeslotene heeft hij dit toen niet nagerekend. Hij schat zijn schade op de einddatum van de verzekering op een bedrag van ten minste € 85.000,-. Het rendement op langjarige staatsleningen in 1989 en de jaren daarna van 8 à 9% zou door Aangeslotene niet zijn gehaald. Aangeslotene moet hem schadeloos stellen.

3.3 Aangeslotene heeft, kort en zakelijk weergegeven, de volgende verweren gevoerd.
Het gaat hier om een traditionele verzekering en niet om een beleggingsverzekering. Bij een traditionele verzekering staat de uitkering op de einddatum bij aanvang van de verzekering vast. Alleen de winstdeling kan tegenvallen. De werking van de winstdelingsregeling is in een polisaanhangsel opgenomen. Verder is een uitkering bij overlijden verzekerd. Een deel van de bruto koopsom diende als premie om dit risico te dekken. Het tot nu toe behaalde resultaat is niet lager dan de prognose in de offerte. Per 1 augustus 2008 bedroeg de behaalde winst
€ 14.998,56. Dit leidt, als in de jaren daarna geen winst zou worden bijgeschreven, tot een uitkering op de einddatum van € 185.486,56. De rendementen zijn na 1996 drastisch gedaald, wat zijn weerslag heeft op de winst volgens de winstdelingsregeling. In de offerte is overigens niet van een rendement van 8 à 9% uitgegaan.
– Bij de waardeoverdracht in 1989 bij het tot stand komen van de verzekering was het toe¬gestaan om kosten in te houden. Dat kosten werden ingehouden, kon Consument uit de offerte afleiden.
– Consument is niet misleid. De verzekering is tot stand gekomen op basis van tussen partijen overeengekomen voorwaarden, de aanvraag en de offerte. In de offerte staat een vast verzekerd kapitaal vermeld en daarnaast is in de offerte een prognose afgegeven van
f 400.164,- (€ 181.586,51) bij een winstprognose van 6%, waarbij rekening is gehouden met de kosten. Aan Consument is geen hogere uitkering in het vooruitzicht gesteld.
– Omdat een levensverzekering geen bankrekening is, is geen sprake van een wegzetten van de koopsom gedurende 26 jaar tegen een rente van minimaal 6%.
– Als accountant die adviseerde in financiële transacties is Consument niet ondeskundig. Bovendien heeft hij zich bij het tot stand komen van de verzekering laten bijstaan door een onafhankelijke en deskundige bemiddelaar.

4. Zitting

Ter zitting hebben partijen hun standpunten nader toegelicht.
– Consument heeft meegedeeld dat hij, anders dan Aangeslotene heeft gesteld, geen accountant is, maar bedrijfseconoom. Bij het aangaan van de verzekering heeft hij niet nagerekend of bij een rente van 6% het eindkapitaal bij leven f 375.706,- zou bedragen. Destijds was dit narekenen veel bewerkelijker dan thans. Kern van het geschil met Aangeslotene is dat het in 1989 ingelegde bedrag niet tegen de – hem toegezegde – 6% is belegd.
– Aangeslotene heeft aangevoerd dat een dergelijke toezegging niet is gedaan.

5. Beoordeling

5.1 Door Aangeslotene is ontkend dat door of namens hem is toegezegd het in 1989 ingelegde kapitaal van f 113.217,15 (€ 51.375,70) tegen een rente van minimaal 6% zou worden belegd. Niet is komen vast te staan of zelfs aannemelijk geworden dat deze door Consument gestelde toezegging is gedaan. Bovendien zou een dergelijke toezegging niet te rijmen zijn met de in de offerte vermelde winstprognose van 6%.

5.2 Zoals Aangeslotene terecht heeft aangevoerd, is de onderhavige verzekering geen beleggingsverzekering maar een traditionele levensverzekering die onder meer voorziet in een gegarandeerde uitkering op de einddatum 1 augustus 2015 van een bedrag van
f 375.706,- (€ 170.487,95) als Consument dan in leven is of in een uitkering van
f 113.217,15 (€ 51.375,70) direct na zijn eerder overlijden. Deze uitkeringen staan vermeld in de offerte die in 1989 aan Consument is uitgebracht en in de vervolgens opgemaakte polis. Volgens de offerte en de polis is een winstdeling van toepassing.

5.3 Volgens de offerte was het prognosekapitaal f 400.164,- (€ 181.586,51). Dit bedrag was volgens de opgave van Aangeslotene van de behaalde winst van € 14.998,56 per
1 augustus 2008 reeds overschreden. Ter zake van de voormelde winstprognose heeft Aangeslotene voldoende toegelicht dat de rendementen na 1996 drastisch zijn gedaald en dat dit zijn weerslag heeft op de winst ingevolge de winstdelingsregeling.

5.4 Hetgeen hiervoor is overwogen leidt tot de slotsom dat de vordering van Consument dient te worden afgewezen.

6. Beslissing

De Commissie wijst, als bindend advies, de vordering af.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak.

Bekijk de volledige uitspraak