Mijn Kifid

Uitspraak 2011-205

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 205
d.d. 30 augustus 2011
(mr B.F. Keulen, voorzitter, drs W. Dullemond en prof. mr M.L. Hendrikse, leden,
en mr S.N.W. Karreman, secretaris)

Samenvatting

Rechtsbijstandverzekering. Voor Consument dreigt ontslag uit zijn dienstverband en hij wordt getroffen door een beroerte. Sprake is van drie gebeurtenissen, niet van één gebeurtenis in de zin van een reeks van met elkaar verband houdende voorvallen. Op grond van artikel 7:941 lid 4 BW kan Aangeslotene aan de niet-tijdige schademelding slechts voor het geval hij daardoor in een redelijk belang is geschaad het vervallen van het recht op uitkering (rechtsbijstand) verbinden.

1. Procedure

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:
– de door partijen met de Ombudsman Financiële Dienstverlening gevoerde correspondentie;
– de brief van Consument van 22 november 2010 met bijlagen, waaronder het ingevulde en ondertekende vragenformulier;
– het antwoord van Aangeslotene van 10 maart 2011 met bijlagen;
– de repliek van Consument van 17 maart 2011;
– de dupliek van Aangeslotene van 30 maart 2011;
– de brief van Consument van 10 mei 2011 met bijlagen;
– het schematisch overzicht, door Consument overgelegd tijdens de hierna te noemen mondelinge behandeling op 6 juni 2011.

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

De Commissie heeft voorts vastgesteld dat beide partijen het advies als bindend zullen aanvaarden.

De Commissie heeft partijen opgeroepen voor een mondelinge behandeling te Den Haag op maandag 6 juni 2011.

2. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten:
– Consument heeft met ingang van 1 oktober 2006 bij Aangeslotene een rechtsbijstand-verzekering afgesloten. Volgens het polisblad zijn externe kosten van rechtsbijstand voor andere rubrieken dan de rubriek Verkeer verzekerd tot een bedrag van € 30.000,-. Aangeslotene heeft het verlenen van de rechtsbijstand krachtens deze verzekering opgedragen aan een stichting. Waar in het hierna volgende wordt gesproken over Aangeslotene wordt daaronder ook deze stichting verstaan.
– In artikel 1.1 sub f van de op de verzekering van toepassing zijnde Algemene verzekeringsvoorwaarden wordt ‘gebeurtenis’ als volgt omschreven:
‘een bij het sluiten van de verzekering onverwacht en redelijkerwijs niet te voorzien voorval. Een reeks met elkaar verband houdende voorvallen wordt als één gebeurtenis aangemerkt. (…)’
– In artikel 5.1.2 van de Algemene verzekeringsvoorwaarden is bepaald:
‘Tot maximaal het op het polisblad vermelde bedrag, met inbegrip van eventueel verschuldigde omzetbelasting, zijn per gemelde gebeurtenis alle overige kosten verzekerd waaronder (…) de kosten die verbonden zijn aan de inschakeling van een voorkeur advocaat of expert;’
– In artikel 2.1.1 van de Algemene verzekeringsvoorwaarden is bepaald:
‘Krijgt u te maken met een gebeurtenis, die voor u zelf een juridisch probleem doet ontstaan, of twijfelt u of u een dergelijke gebeurtenis moet melden, dan adviseren wij u zo spoedig mogelijk contact op te nemen met de Stichting. (…)’
– In artikel 6.1 van de Algemene verzekeringsvoorwaarden is bepaald:
‘(…) U heeft geen aanspraak op rechtsbijstand indien:
a) het juridisch probleem door u zo laat wordt aangemeld dat de Stichting:
– onnodige proceskosten en/of andere kosten van rechtsbijstand zou moeten vergoeden;
– niet meer in staat is aan u zelf rechtsbijstand te verlenen, of dit alleen met extra inspanning of extra kosten zou kunnen doen;
– (…)
d) zonder toestemming van of overleg met de Stichting een netwerk/voorkeur advocaat of expert door u wordt ingeschakeld;
(….)
En door het gestelde in 6.1.b tot en met 6.1.f de belangen van de Stichting zijn geschaad.’
– Consument was als statutair directeur werkzaam bij een bedrijf. Dat bedrijf is in 2007 overgenomen door een ander bedrijf. In verband daarmee dreigde voor Consument ontslag. Daarom heeft hij Aangeslotene om rechtsbijstand verzocht. Dit heeft ertoe geleid dat een externe (voorkeur)advocaat hem in het geschil met zijn werkgever heeft bijgestaan. Met de bijstand van de advocaat is het ontslag afgewend en volgde in november 2007 een nieuwe aanstellingsovereenkomst met de werkgever. Op 12 januari 2008 kreeg Consument een hersenbloeding, hetgeen consequenties voor de arbeidsrelatie had. Ook ter zake daarvan heeft de advocaat Consument bijgestaan. In 2009 vond wederom een overname plaats van het bedrijf waar Consument in dienst was, met mogelijke consequenties voor zijn arbeids-contract. Ook ter zake daarvan heeft Consument om de bijstand van een externe (voorkeur)¬advocaat gevraagd. Het geschil betreft primair de vraag of hier sprake is van één gebeurtenis of meerdere gebeurtenissen.

3 Geschil

3.1. Consument vordert: vergoeding door Aangeslotene van de kosten van de externe advocaten tot een bedrag van maximaal driemaal het verzekerde bedrag van € 30.000,-. Uitgaande van het door Aangeslotene gedane aanbod om € 42.000,- te vergoeden, bedraagt de vordering van Consument het resterende bedrag van ongeveer € 38.000,-.

3.2. Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslagen.
– Sprake is van drie gebeurtenissen als bedoeld in de polis, namelijk 1. het dreigende ontslag vanaf 12 maart 2007, 2. de hersenbloeding, en 3. het dreigende ontslag vanaf 9 maart 2009 onder een geheel nieuwe set arbeidsvoorwaarden vergeleken met de situatie op 12 maart 2007. Dat de gebeurtenissen binnen een tijdsbestek van twee jaar plaatsvonden, doet daaraan niet af.
– Als statutair directeur werd Consument op 12 maart 2007 geconfronteerd met dreigend ontslag in verband met de voorgenomen overname van het bedrijf waar hij werkte. Met instemming van Aangeslotene heeft een advocaat Consument daarin bijgestaan. In januari 2008 kreeg Consument een hersenbloeding en werd hij in zijn nieuwe functie van statutair directeur arbeidsongeschikt. In die functie was sprake van een forse overbelasting van Consument door de werkgever. Toen dreigde weer ontslag, mede door de in de aans-tellings¬brief opgenomen conditie waardoor de werkgever gedurende twee jaar het recht had om Consument zonder opgave van redenen te ontslaan. In maart 2009 werd bekend dat het bedrijf weer zou worden overgenomen door een ander bedrijf en dreigde wederom ontslag.
– Voor deze drie gebeurtenissen heeft Consument aanspraak op maximaal driemaal het verzekerde bedrag van € 30.000,-. Aangeslotene stelde zich opeens op het standpunt dat sprake is van één gebeurtenis en dat dus maar maximaal € 30.000,- aan advocaatkosten vergoed wordt. Later erkende zij dat behalve ter zake van gebeurtenis 1 ook ter zake van gebeurtenis 3 aanspraak op rechtsbijstand bestaat, maar stelde zij dat van de voor gebeurtenis 1 betaalde € 30.000,- aan advocaatkosten circa € 18.000,- ten onrechte was uitgekeerd. Deze € 18.000,- trok zij vervolgens af van het kostenmaximum voor gebeurtenis 3. Aldus kwam zij, volgens haar coulancehalve, op het aanbod om € 42.000,- (€ 30.000,- +
€ 12.000,-) te vergoeden.
– Inmiddels is ook gebeurtenis 3 afgewikkeld. De totale advocaatkosten ter zake van de drie gebeurtenissen bedragen ruim € 80.000,-.

3.3 Aangeslotene heeft, kort en zakelijk weergegeven, de volgende verweren gevoerd.
Er is sprake van één gebeurtenis als bedoeld in de toepasselijke verzekeringsvoorwaarden. Dat sprake is van één gebeurtenis blijkt uit het relaas van Consument. Kennelijk was in de zich wijzigende organisatie waar Consument werkzaam was geen plaats meer voor hem, althans niet in dezelfde functie. De vier voorvallen zijn zo nauw met elkaar verweven dat sprake is van een reeks van met elkaar verband houdende voorvallen die als één gebeurtenis moeten worden aangemerkt.
Voor de behandeling van casus 1 (het dreigende ontslag) heeft Consument van de diensten van een externe advocaat gebruik mogen maken. Consument heeft echter niet vooraf met Aangeslotene overleg gepleegd of dat ook gold voor casus 2 (de voorvallen 2 – de nieuwe aanstellingsovereenkomst – en 3 – het herseninfarct -). Als Consument de drie voorvallen als drie gebeurtenissen beschouwt, dan had hij de voorvallen 2 en 3 als aparte gebeurtenissen moeten melden. Hij is hierin nalatig geweest en heeft een oneigenlijk gebruik gemaakt van de voor voorval 1 ingeschakelde advocaat. Bij tijdige melding had Aangeslotene ter zake van de voorvallen 2 en 3 zelf Consument kunnen bijstaan. Pas laat vernam Aangeslotene dat de advocaat zijn werkzaamheden ter zake van casus 1 had beëindigd. Daardoor komen de kosten van de advocaat ter zake van de voorvallen 2 en 3 niet voor vergoeding in aan-merking (artikel 2.1.1 en 6.1.a van de Algemene verzekeringsvoorwaarden).
Aangeslotene heeft aan Consument voorgesteld om bij casus 3 (voorval 4) net als bij casus 1 de maximale verzekerde som te hanteren onder aftrek van de in verband met casus 2 onverschuldigd gemaakte advocaatkosten. Zij acht dit een alleszins redelijk aanbod.

4. Zitting

Ter zitting hebben partijen hun standpunten nader toegelicht.
– Consument heeft aangevoerd dat hij weliswaar casus 2 te laat heeft gemeld aan Aangeslotene, maar dat Aangeslotene in haar e-mails van 9 en 13 februari 2009 de indruk heeft gewekt dat dit geen probleem was en dat inschakeling van een voorkeursadvocaat nodig was. Casus 3 is direct aan Aangeslotene gemeld. De drie casussen zijn drie aparte gebeurtenissen.
– Aangeslotene heeft aangevoerd dat hier sprake is van een reeks samenhangende voorvallen, die op grond van artikel 1.1 sub f van de Algemene verzekeringsvoorwaarden als één gebeurtenis moeten worden beschouwd. Voorts is door de late melding van casus 2 haar de kans ontnomen om te beoordelen of zij deze zelf zou behandelen, waardoor zij in haar belangen is geschaad. Bewijs van dat laatste heeft zij voldoende geleverd. Eerder heeft zij coulancehalve aangeboden om casus 3 als een aparte gebeurtenis te beschouwen en de in het kader van casus 1 ten onrechte gemaakte advocaatkosten daarmee te verrekenen.

5. Beoordeling

5.1 De Commissie is van oordeel dat de drie voorvallen onvoldoende verband met elkaar houden om deze als één gebeurtenis als bedoeld in art. 1.1 sub f van de toepasselijke Algemene verzekeringsvoorwaarden aan te merken. De voorvallen 1 en 3 betreffen immers een mogelijk ontslag van Consument bij verschillende, ook buitenlandse partijen die de onderneming waar hij werkzaam was hadden overgenomen en waarbij bovendien de arbeids¬voorwaarden van Consument niet dezelfde waren gebleven. Verder zit tussen beide gebeurtenissen een periode van circa twee jaar. Casus 2 betreft onder meer de gevolgen van de ingetreden arbeidsongeschiktheid van Consument.

5.2 Zoals Consument heeft erkend, is casus 2 te laat aan Aangeslotene gemeld. Consument heeft echter met reden gesteld dat Aangeslotene in haar e-mails van 9 en 13 februari 2009 de indruk heeft gewekt dat dit geen probleem was en dat inschakeling van een voorkeursadvocaat nodig was. Consument heeft hieruit kunnen concluderen dat zijn advocaat met de behandeling van casus 2 kon doorgaan en dat de kosten daarvan tot het geldende kostenmaximum voor rekening van Aangeslotene zouden zijn. Aangeslotene heeft ter zitting gesteld dat haar door de late melding van casus 2 de kans is ontnomen om te beoordelen of zij deze zelf zou behandelen, en dat zij daardoor in haar belangen is geschaad.

5.3 Artikel 7:941 lid 4 BW bepaalt dat de verzekeraar het vervallen van het recht op uitkering wegens niet-nakoming van een verplichting als bedoeld in de leden 1 en 2 van dat artikel (namelijk: zo spoedig mogelijke melding van het voorval en binnen redelijke termijn verschaffen van alle relevante inlichtingen en bescheiden omtrent dat voorval) slechts kan bedingen voor het geval hij daardoor in een redelijk belang is geschaad. Op grond van artikel 7:943 lid 2 BW kan van het onderhavige artikel niet ten nadele van de verzekeringnemer of de tot uitkering gerechtigde worden afgeweken.

5.4 Deze wetsartikelen hebben tot gevolg – de hierboven onder 5.2 vermelde e-mails daargelaten – dat Aangeslotene de gevolgen van artikel 6 lid 1 van de Algemene verzekerings¬voorwaarden slechts jegens Consument kan inroepen als zij door de late melding in een redelijk belang is geschaad. Op grond van r.o. 4.1 tot en met 4.4 van HR 5 oktober 2007, NJ 2008, 57, moet onder een redelijk belang worden verstaan dat de verzekeraar daadwerkelijk in een ongunstiger positie is gebracht en dat de verzekeraar zulks dient te stellen en – bij gemotiveerde betwisting door de verzekerde – dient te bewijzen. Zie ook Parl. Gesch. titel 7.17 BW (Hendrikse/Martius/Rinkes), Deventer: Kluwer 2007, p. 103-104 en r.o. 5.2 van Geschillencommissie Kifid 2011/41. Onvoldoende is dat hem de mogelijkheid is onthouden om tijdig zelfstandig onderzoek te doen. De verzekeraar moet onder opgave van redenen stellen dat hij door de late melding in zijn redelijke belangen is geschaad. Dat Aangeslotene ten aanzien van casus 2 in een redelijk belang is geschaad, is naar het oordeel van de Commissie niet gebleken. Op grond van artikel 2:241 BW is immers bij geschillen tussen Consument en het bedrijf waarvoor hij werkte de rechtbank bevoegd. Aangeslotene heeft in dit verband in haar e-mails van 9 en 13 februari 2009 erkend dat Consument een voorkeursadvocaat mocht benaderen.

5.5 Het hierboven onder 5.1 t/m 5.4 vermelde leidt ertoe dat Aangeslotene, behalve de kosten van de advocaat van Consument ten aanzien van casus 1, ook de aan de behandeling van casus 2 verbonden kosten van deze advocaat (tot het kostenmaximum van € 30.000,- per gebeurtenis) voor haar rekening moet nemen.

5.6 Dat casus 3 te laat is gemeld, is noch gesteld noch gebleken. Evenals bij casus 1 was ook bij casus 3 de bijstand van een advocaat aangewezen omdat Consument als statutair directeur werkzaam was en een eventuele ontslagprocedure bij de Rechtbank gevoerd zou worden. Zoals onder 5.2 al is overwogen heeft bij Consument door de e-mails van Aangeslotene van 9 en 13 februari 2009 de indruk kunnen ontstaan dat de inschakeling van een voorkeursadvocaat de instemming van Aangeslotene had. Ook de kosten van de externe advocaat ten aanzien van casus 3 zal Aangeslotene voor haar rekening moeten nemen, tot het kostenmaximum van € 30.000,- per gebeurtenis.

6. Beslissing

De Commissie wijst, als bindend advies, de vordering van Consument toe, inhoudende dat Aangeslotene, voor zover zij dat nog niet gedaan heeft, binnen een termijn van drie weken na de dag waarop een afschrift van deze beslissing aan partijen is verstuurd alsnog tot uitkering van het de door Consument gemaakte advocaatkosten overgaat, tot het per gebeurtenis verzekerde bedrag, en daarnaast diens eigen bijdrage van € 50,- aan de behandeling van deze klacht vergoedt.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak.

Bekijk de volledige uitspraak