Mijn Kifid

Uitspraak 2011-23

Klachteninstituut Financiële Dienstverlening – Postbus 93257 – 2509 AG – Den Haag –
Tel. 070 333 89 60 – Fax 070-3338969 – www.kifid.nl
Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 23 d.d.
24 januari 2011
(prof. mr. C.E. du Perron, voorzitter)
Samenvatting
Woonhuisverzekering, waterschade, omvang van de schade. Consument claimt op zijn
woonhuisverzekering vergoeding van diverse schadeposten. De Commissie acht het
aannemelijk dat Consument enige tijd heeft moeten besteden aan het opruimen van uitgestroomd
water en heeft de opruim- en schoonmaakkosten begroot op € 150,-. Ook de
door Consument betaalde eigen bijdrage van € 50,- voor de behandeling van het geschil
komt naar het oordeel van de Commissie voor vergoeding in aanmerking nu Aangeslotene
gedeeltelijk in het ongelijk is gesteld. De overige schadeposten worden door de Commissie
afgewezen.
1. Procedure
De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende
stukken:
– het door de Ombudsman Financiële Dienstverlening overgelegde dossier;
– de klacht met bijlagen, ontvangen op 3 mei 2010;
– het ingevulde en op 29 april 2010 door Consument ondertekende vragenformulier;
– het antwoord van Aangeslotene van 2 juni 2010;
– de repliek van Consument van 20 juni 2010;
– de dupliek van Aangeslotene van 7 juli 2010;
– de brief van Consument, ontvangen op 2 november 2010; en
– de brief van Aangeslotene van 16 november 2010.
De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële
Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.
De Commissie heeft vastgesteld dat partijen het advies als bindend zullen aanvaarden.
De Commissie heeft partijen opgeroepen voor een mondelinge behandeling op 26 oktober
2010.
2/5
2. Feiten
De Commissie gaat uit van de volgende feiten:
2.1 Op 23 februari 2009 heeft Consument telefonisch bij Aangeslotene een schadeclaim
ingediend op zijn woonhuisverzekering. Volgens de in het schadeformulier van
20 maart 2009 omschreven toedracht is de geclaimde schade op 19 februari 2009
ontstaan door lekkage en verstopping van de afvoerleiding van de wasmachine. De
op het schadeformulier vermelde schade bestaat uit kledingschade (€ 120,-) en
opruim- en schoonmaakkosten (€ 840,-). Verder blijkt uit het schadeformulier dat
een ontstoppingsbedrijf in opdracht van de woningbouwvereniging circa een week na
de schadegebeurtenis werkzaamheden heeft verricht ter oplossing van de lekkage en
de verstopping.
2.2 Aangeslotene heeft de schadeclaim op 23 februari 2009 afgewezen. Bij brief van 12
april 2009 heeft Consument hiertegen bezwaar gemaakt. Aangeslotene heeft daarop
besloten expertise te laten verrichten. In het expertiserapport van 10 juli 2009 is de
schadegebeurtenis als volgt omschreven:
“Verzekerde had de wasmachine ingeschakeld. Hij bemerkte dat het water niet werd
weggepompt, maar dat de gootsteen overstroomde. Verzekerde is daarop gaan
dweilen en kon het water via het toilet kwijt. Vervolgens bleken dat ook de wastafel
en de douche het water niet kwijt konden. Een ontstoppingsbedrijf heeft na een week
een stukje nieuwe leiding aangelegd. Pas daarna heeft verzekerde de wasmachine leeg
laten pompen en de kleding eruit gehaald. De kleding had daardoor volgens verklaring
van verzekerde vlekken opgelopen, die er niet meer uitgingen.”
2.3 De expert heeft de schade begroot op € 1.110,-. Ter zake de schadevaststelling heeft
de expert in het expertiserapport het volgende opgemerkt:
“De kleding heeft verzekerde weggegooid. Van verzekerde ontvingen [wij] een hele
stapel bonnen en labels, waarvan slechts drie bonnen van vóór de schadedatum, ter
waarde van € 65,00. Wij hebben de schade geheel onder voorbehoud opgenomen en
verzekerde uitgelegd, dat wachten niet geldt als werk in eigen beheer.”
2.4 Aangeslotene heeft Consument bij brief van 14 juli 2009 bericht dat voor de door
hem geclaimde schade geen dekking bestaat op de polis omdat de gestelde schade
niet voldoende is aangetoond. Ter onderbouwing heeft Aangeslotene aangevoerd dat
de expert de schade aan de kleding niet visueel heeft kunnen vaststellen omdat de
kleding reeds door Consument was weggegooid.
3/5
3. Geschil
3.1 Consument vordert van Aangeslotene vergoeding van de schade, door hem begroot
op een totaalbedrag van € 2.581,12. Dit bedrag heeft betrekking op de volgende
schadeposten:
· Opruim- en schoonmaakkosten (€ 840,-);
· Kledingschade (€ 900);
· Kosten ter reparatie van de wasmachine (€ 181,12);
· Waterschade die de beneden buren van Consument hebben geleden
(€ 400,-); en
· Procedure, telefoon- en portokosten (€ 260,-).
3.2 De vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslagen.
Consument is van mening dat Aangeslotene zijn claim ten onrechte heeft afgewezen
omdat waterschade onder de polis is gedekt. De oorzaak van de waterschade
alsmede de omvang van de schade is volgens Consument voldoende aangetoond. Ten
aanzien van de geclaimde opruim- en schoonmaakkosten stelt Consument dat hij een
week lang circa 8 uur per dag water heeft besteed aan het wegpompen van water en
het opdweilen van het uitgestroomde water. Ten aanzien van de kledingschade stelt
Consument dat de kleding circa een week in de wasmachine heeft gezeten. Nadat de
afvoerleiding was vervangen heeft hij de kleding uit de wasmachine gehaald. Door het
vervuilde water in de wasmachine zijn vlekken ontstaan in de kleding en is de wasmachine
beschadigd geraakt. De kleding vertegenwoordigde een waarde van
€ 900,-. Volgens Consument kon de kleding niet eerder uit de wasmachine worden
gehaald. Verder verwijt hij Aangeslotene dat zij pas vijf maanden na de schademelding
een expertise heeft laten verrichten. Als gevolg daarvan kon de wasmachine volgens
Consument niet eerder worden gerepareerd.
3.3 Aangeslotene heeft, kort en zakelijk weergegeven, het volgende als verweer
aangevoerd.
De gestelde opruim- en schoonmaakkosten komen niet voor vergoeding in aanmerking
omdat de kosten niet kunnen worden aangemerkt als kosten ter herstel van
de schade. Daarnaast kunnen volgens Aangeslotene vraagtekens worden geplaatst bij
de juistheid van het aantal gestelde schoonmaakuren. Hetzelfde geldt volgens
Aangeslotene ten aanzien van de omvang van de gestelde kledingschade van € 900,-.
Zij wijst in dat verband op het schadeformulier van 20 maart 2009 waarop een
schadebedrag van € 120,- is vermeld. Bovendien had Consument volgens
Aangeslotene de schade aan het wasgoed kunnen voorkomen door het wasgoed
direct uit de wasmachine te halen. Ten aanzien van de reparatiekosten van de
wasmachine stelt Aangeslotene dat uit de door Consument overgelegde facturen niet
4/5
kan worden opgemaakt dat sprake is van enige relatie tot de schadegebeurtenis van
19 februari 2009. Daar komt nog bij dat de reparatie pas op 15 juli 2009 heeft
plaatsgevonden. De schade van de beneden buurman komt naar de mening van
Aangeslotene evenmin voor vergoeding in aanmerking. Aangeslotene stelt in dat
verband dat de buurman zelf een claim moet indienen bij zijn inboedelassuradeur dan
wel bij eigenaar van de woning.
4. Beoordeling
4.1 De Commissie stelt vast dat op 19 februari 2010 lekkage is ontstaan als gevolg van
verstopping van de afvoerleiding van de wasmachine van Consument. Partijen
verschillen van mening over de vraag welke schade op grond van de polis voor
vergoeding in aanmerking komt en over de omvang van de schade.
4.2 Vast staat dat schade, die wordt veroorzaakt door verstopping of lekkage van
afvoerleidingen, niet van polisdekking is uitgesloten. In artikel 6 lid 6 van de
toepasselijke polisvoorwaarden is bepaald dat per gebeurtenis, ongeacht of het
verzekerde bedrag voldoende is om bij een gedekte gebeurtenis de schade te
vergoeden, dekking wordt geboden tot maximaal 10% van het verzekerde bedrag
voor opruimingskosten. Consument stelt dat hij, totdat de verstopping was
verholpen, circa 8 uur per dag heeft besteed aan het opruimen van uitgestroomd
water. De Commissie is van oordeel dat Consument de gestelde tijdsbesteding
onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt. Daarnaast komen de gevorderde opruimen
schoonmaakkosten de Commissie bovenmatig voor. De Commissie acht het
echter niet onaannemelijk dat Consument enige tijd heeft moeten besteden aan het
opruimen van uitgestroomd water. De opruim- en schoonmaakkosten worden
derhalve ex aequo et bono begroot op een bedrag van € 150,-.
4.3 Ten aanzien van de gevorderde vergoeding voor de beschadigde kleding overweegt
de Commissie als volgt. De wettelijke schadebeperkingsplicht brengt mee dat van
Consument verwacht mocht worden dat hij zich inspande de kleding tijdig uit de
wasmachine te verwijderen. Naar het oordeel van de Commissie heeft Consument
onvoldoende aannemelijk gemaakt dat het voor hem onmogelijk was de kleding tijdig
te verwijderen. Evenmin kan worden vastgesteld dat er kleding door het water in de
wasmachine beschadigd is. Het door Consument gestelde feit dat hij de kleding heeft
weggegooid dient naar het oordeel van de Commissie voor eigen risico te komen.
Het voorgaande brengt mee dat het gevorderde bedrag niet voor vergoeding in
aanmerking komt. Ook indien de Commissie ervan uitgaat dat Consument kledingschade
heeft geleden, geldt dat het gevorderde bedrag niet voor vergoeding in
5/5
aanmerking komt. Dit omdat Consument het gevorderde bedrag onvoldoende met
nota’s heeft onderbouwd.
4.4 De gevorderde reparatiekosten komen naar het oordeel van de Commissie evenmin
voor vergoeding in aanmerking. De Commissie volgt Aangeslotene in haar standpunt
dat uit de overgelegde factuur van 15 juli 2009 niet kan worden opgemaakt dat de
reparatie enig verband houdt met de schadegebeurtenis van 19 februari 2009.
4.5 Consument stelt dat zijn beneden buren ook waterschade hebben gelden als gevolg
van de lekkage c.q. verstopping van de wasmachine. De Commissie heeft Consument
bij brief van 26 oktober 2010 gevraagd naar de status rond de schade van de beneden
buren. Consument heeft daarop geantwoord dat de schade door zijn
aansprakelijkheidsverzekeraar is afgerond. Dit brengt naar het oordeel van de
Commissie mee dat Consument geen voldoende belang heeft in de zin van artikel
3:303 BW bij zijn vordering tot vergoeding van de door de buren geleden waterschade.
Het in dit kader gevorderde bedrag komt mitsdien niet voor vergoeding in
aanmerking.
4.6 Ten aanzien van de gevorderde telefoon- en portokosten oordeelt de Commissie dat
Consument de vordering onvoldoende heeft onderbouwd en mitsdien niet voor
vergoeding in aanmerking komt. Wel bepaalt de Commissie dat de door Consument
betaalde eigen bijdrage van € 50,- voor de behandeling van het onderhavige geschil
voor vergoeding door Aangeslotene in aanmerking komt, nu deze gedeeltelijk in het
ongelijk is gesteld.
5. Beslissing
De Commissie beslist dat Aangeslotene binnen een termijn van vier weken na de dag waarop
een afschrift van deze beslissing aan partijen is verstuurd aan Consument vergoedt een
bedrag van € 150 en met vergoeding aan Consument van diens eigen bijdrage van € 50,-
voor de behandeling van het geschil door de Commissie.
In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke
gevallen beroep openstaat van beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de
Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van
deze uitspraak.

Bekijk de volledige uitspraak