Mijn Kifid

Uitspraak 2014-387 (Bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2014-387 d.d.
28 oktober 2014
(mr. C.E. du Perron, voorzitter, mr. E.M. Dil-Stork en mr. J.W.M. Lenting, leden en mr. F. Faes, secretaris)

Samenvatting

Klacht tegen de aanbieder van het consumptief krediet. De gekoppelde klacht tegen de tussenpersoon is gepubliceerd onder nummer 2014-389 en de klacht tegen de aanbieder van het effectenleaseproduct is gepubliceerd onder nummer 2014-388.
Consument heeft via een tussenpersoon een effectenleaseovereenkomst met een terugbetalingsgarantie van 100% van het belegde bedrag afgesloten. Tevens heeft Consument via de tussenpersoon een consumptief krediet en een overlijdensrisicoverzekering afgesloten. Volgens de tussenpersoon zou met de opbrengst uit hoofde van de effectenleaseovereenkomst ook het consumptief krediet kunnen worden afgelost.
Consument heeft diverse klachten geuit tegen de aanbieder van het krediet. Naar het oordeel van de Commissie is er sprake van twee separate rechtsverhoudingen: een kredietovereenkomst met kredietgever en een effectenleaseovereenkomst met een andere aanbieder. De Commissie is van oordeel dat Consument onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de kredietgever op de hoogte was van de door de tussenpersoon geadviseerde constructie. De Commissie wijst de vordering af.

Consument,

tegen

de naamloze vennootschap Interbank N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken:
– het dossier van de Ombudsman Financiële Dienstverlening;
– het verzoek tot geschilbeslechting van Consument, ontvangen op 16 juli 2013;
– het verweerschrift van Aangeslotene;
– de repliek van Consument; en
– de dupliek van Aangeslotene.

2. Overwegingen

De Commissie heeft het volgende vastgesteld.
Tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening heeft niet tot oplossing van het geschil geleid. Beide partijen zullen het advies van de Commissie als bindend aanvaarden.
Partijen zijn opgeroepen voor een mondelinge behandeling op 6 juni 2014 en zijn aldaar verschenen.
3. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten:
3.1. Consument is op 29 juli 2003 telefonisch benaderd door de onafhankelijke tussenpersoon O&B Finance Nederland B.V. (hierna: O&B), die destijds handelde
onder de naam EFC Interkrediet. In dit telefoongesprek is Consument gevraagd of hij leningen had lopen en geïnteresseerd was in lagere maandlasten. Na een bevestigend antwoord van Consument is een afspraak gemaakt voor een gesprek bij Consument thuis, welke afspraak schriftelijk door O&B is bevestigd. Op 11 augustus 2003 heeft het afgesproken adviesgesprek bij Consument thuis plaatsgevonden. Dezelfde dag hebben Consument en zijn partner na advisering en bemiddeling van O&B een kredietovereenkomst gesloten met (een dochtervennootschap van) Aangeslotene. De kredietlimiet bedraagt € 25.000,-. Een bedrag van € 10.882,- van het krediet is gebruikt om een bestaande geldlening in te lossen. Een bedrag van € 2.527,- is als koopsom aan Cardif voldaan. Het resterende bedrag van € 11.591,- is aan Consument en zijn partner ter beschikking gesteld.
3.2. Ook hebben Consument en zijn partner na advisering en bemiddeling van O&B op
11 augustus 2003 een verzekering bij Cardif ter dekking van het risico van overlijden van Consument of zijn partner gesloten. Een deel van de geldlening ter grootte van € 2.527,- is direct gebruikt als koopsom voor de verzekering. De einddatum van de verzekering was
11 augustus 2009.
3.3. Daarnaast hebben Consument en zijn partner op 11 augustus 2003 door bemiddeling van O&B een effectenleaseovereenkomst (“Defam Index Garantie Plan”) gesloten met Defam Financeringen B.V., thans genaamd Defam B.V. (hierna: Defam). Het overgelegde contract vermeldt een leasebedrag van €12.900,-, waarvoor certificaten werden gekocht die werden geadministreerd bij een bank. De over het leasebedrag aan Defam te betalen rente bedroeg 8,5% op jaarbasis (effectief 8,8%) en moest worden betaald in 72 maandtermijnen van
€ 91,38. Aan het einde van de looptijd moest het leasebedrag worden afgelost door betaling van een slottermijn van € 12.900,00. Ná 72 maanden verkoopt Defam de certificaten waarna zij de opbrengst van de verkoop gebruikt ter aflossing van de uitstaande lening. Een daarna eventueel resterend surplus keert zij aan Consument uit. Deze effectenleaseovereenkomst kent een terugbetalingsgarantie van 100% van het belegde bedrag, zodat, bij onvoldoende waarde na 72 maanden, er geen restschuld overblijft.
3.4. Defam is op de einddatum (1 september 2009) van de effectenleaseovereenkomst overgegaan tot verkoop van de certificaten. De opbrengst van de certificaten bij verkoop was niet voldoende om het bedrag van € 12.900,- af te lossen. Uit hoofde van de garantie is er echter voor Consument geen restschuld overgebleven uit hoofde van de effectenleaseovereenkomst.
3.5. In het najaar van 2009 heeft Consument zich bij Aangeslotene en O&B beklaagd dat de in 2003 gesloten overeenkomsten niet het voorgespiegelde resultaat hebben opgeleverd. Bij e-mailbericht van 8 maart 2012 heeft de gemachtigde van Consument zich bij Defam beklaagd over de tegenvallende resultaten van de in 2003 gesloten overeenkomsten.

4. De vordering en de grondslagen

4.1. Consument vordert, naar de Commissie begrijpt, vernietiging van de spaarleenconstructie die bestaat uit de krediet- en effectenleaseovereenkomst, met teruggave van de inleg (begroot op in totaal € 36.450,90). Daarnaast vordert Consument vergoeding van de juridische kosten (onder verwijzing naar een eerdere uitspraak van de Commissie begroot op zeven punten van het liquidatietarief) en de wettelijke rente vanaf de ingangsdatum.
4.2. Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslagen:
– Consument stelt dat de in 2003 gesloten overeenkomsten tot stand zijn gekomen doordat Aangeslotene zich te buiten is gegaan aan colportage (‘cold calling’), om welke reden de overeenkomsten moeten worden vernietigd.
– Voorts betoogt Consument dat aan het tekortschieten van Aangeslotene is te wijten dat hij bij het aangaan van de geldlening heeft gedwaald, althans is misleid, om welke redenen de overeenkomst moet worden vernietigd. In ieder geval heeft Aangeslotene bij het aanbieden van het product en het afsluiten van de overeenkomst haar zorg- en informatieplicht verzaakt zodat zij jegens Consument toerekenbaar is tekortgeschoten of onrechtmatig heeft gehandeld en de door Consument geleden schade moet vergoeden, aldus Consument. Consument verkeerde in de veronderstelling dat na ommekomst van de looptijd van de effectenleaseovereenkomst het doorlopend krediet met de opbrengst van de effectenleaseovereenkomst geheel kon worden afgelost.
– O&B kan worden aangemerkt als een hulppersoon van Aangeslotene. Aangeslotene is daarom aansprakelijk voor het door O&B gegeven advies.
4.3. Aangeslotene heeft de vordering gemotiveerd bestreden. Op de stellingen die Aangeslotene aan haar verweer ten grondslag legt wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5. Beoordeling

5.1. Uit hetgeen Consument in de schriftelijke stukken heeft gesteld en uit hetgeen tijdens de zitting is gebleken, begrijpt de Commissie dat Consument in 2003 gelijktijdig met het aangaan van de effectenleaseovereenkomst met Defam een kredietovereenkomst met Aangeslotene is aangegaan. Naar de Commissie begrijpt heeft O&B tijdens het adviesgesprek aangegeven dat Consument met deze constructie (de combinatie van de krediet- en effectenleaseovereenkomst) het krediet bij Aangeslotene na zes jaar (72 maanden) volledig zou kunnen aflossen. Voorts staat vast dat het krediet is gebruikt voor het aflossen van een andere schuld, het financieren van de koopsom en dat het restant voor opname door Consument beschikbaar was.
5.2. De kredietovereenkomst en deze effectenleaseovereenkomst noemt de gemachtigde van Consument gezamenlijk een “spaarleenconstructie”. Naar het oordeel van de Commissie is in het onderhavige geval evenwel sprake van twee separate rechtsverhoudingen: de kredietovereenkomst met Aangeslotene en een effectenleaseovereenkomst met Defam. De Commissie is van oordeel dat Consument onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat Aangeslotene op de hoogte was van de door O&B geadviseerde constructie. Ook is niet aannemelijk geworden dat Aangeslotene bewust heeft meegewerkt aan de door O&B geadviseerde constructie. Indien en voor zover Consument stelt dat Aangeslotene haar zorgplicht zou hebben geschonden omdat zij hem niet correct zou hebben ingelicht omtrent de door Consument aangegane overeenkomsten of ten onrechte niet zou hebben gewaarschuwd voor de risico’s verbonden aan het beleggen met geleend geld, slagen deze verweren niet, omdat Consument met Aangeslotene slechts een kredietovereenkomst heeft gesloten en niet via haar heeft belegd. De vordering van Consument dient reeds op deze grond te worden afgewezen.
5.3. Met betrekking tot de onjuiste en/of onvolledige voorlichting door Aangeslotene en
bijgevolg de gestelde dwaling en misleiding is de Commissie van oordeel dat Consument onvoldoende feiten en omstandigheden heeft gesteld waaruit het een en ander zou blijken. Het lijkt er veeleer op dat de verwijten van Consument zich richten tegen O&B. De Commissie merkt hierbij voorts op dat de uitlatingen die tot de vermeende dwaling aan de zijde van Consument hebben geleid zijn gedaan door O&B; deze uitlatingen kunnen onder de gegeven omstandigheden niet aan Aangeslotene worden toegerekend. Ook deze stellingen van Consument zijn derhalve onvoldoende onderbouwd om tot gehele of gedeeltelijke toewijzing van de vordering te kunnen leiden.
5.4. Consument heeft voorts aangevoerd dat Aangeslotene gebruik zou hebben gemaakt van een hulppersoon, te weten O&B, en dat Aangeslotene aansprakelijk is voor het handelen van deze hulppersoon. Aangeslotene heeft gemotiveerd betwist dat O&B een hulppersoon zou zijn, nu zij is aan te merken als een zelfstandige tussenpersoon. Na deze gemotiveerde betwisting door Aangeslotene heeft Consument geen nadere concrete en specifieke feiten en omstandigheden gesteld die, indien bewezen, tot de conclusie zouden kunnen leiden dat O&B is aan te merken als een hulppersoon van Aangeslotene, zodat de vordering ook op deze grond dient te worden afgewezen.
5.5. Gelet op het voorgaande oordeelt de Commissie dat de klacht van Consument ongegrond is en de vordering dient te worden afgewezen. Alle overige door partijen ingebrachte stellingen en argumenten kunnen niet tot een ander oordeel leiden en zullen derhalve onbesproken blijven.

6. Beslissing

De Commissie stelt bij bindend advies vast dat de vordering van Consument wordt afgewezen.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor kifid.nl/consumenten/wie-behandelt-mijn-klacht/4#stappen-plan.

Bekijk de volledige uitspraak